rapport Kruispunt van Wegen van Denktank Omega
Embed Size (px)
description
Transcript of rapport Kruispunt van Wegen van Denktank Omega

Kruispunt van Wegen300.000+ banen in de Kenniseconomie
Een project van Denktank Ωgefaciliteerd door: Erasmus School of Economics (ESE)
en de Economische Faculteitsvereniging Rotterdam (EFR)

Ω03
Voorwoord
VoorwoordHierbij treft u de bevindingen aan van de denktank Omega, een initiatief voortgekomen
vanuit ervaren individuen uit brede geledingen van het bedrijfsleven met als doel
de toekomstmogelijkheden van nieuwe, vooral hoogwaardige werkgelegenheid in
Nederland concreet in beeld te brengen, mede tegen de achtergrond van toenemende
internationale concurrentie op dit gebied.
Kennis verspreidt zich steeds sneller wereldwijd en het aantal hoogopgeleiden neemt
globaal ook sterk toe.
In de afgelopen maanden hebben de Erasmus School of Economics (ESE) en de
Economische Faculteitsvereniging Rotterdam (EFR) de denktank Omega gefaciliteerd.
Het belang om vanuit diverse geledingen van de universiteit een sterke band te
onderhouden met praktijkmensen uit het bedrijfsleven is evident en studenten krijgen
een rechtstreeks contact met de topmanagers. De ESE en EFR hebben met plezier
deze ondersteunende rol vervuld, temeer omdat het de mogelijkheid bood om het
netwerk met onze alumni te versterken.
Uit het rapport komt duidelijk naar voren dat het delen van kennis en tegelijkertijd
meer specialisatie, essentieel is. De samenhang tussen diverse kennisgebieden wordt
steeds groter en zal van alle betrokkenen in de toekomst een ruimere blik en grotere
inspanning vragen.
Prof.dr. Philip Hans Franses
Decaan van de Erasmus School of Economics

DoelDe voorstellen van de Denktank Omega (Ω) kunnen leiden tot meer dan 300.000 nieuwe
hoogwaardige banen in 10 jaar in Nederland.
AchtergrondenDe denktank Omega bestaat uit ruim veertig personen met uitgebreide ervaring in
diverse sectoren in binnen- en buitenland. De deelnemers hebben een onafhankelijke
inbreng geleverd, los van elke belangengroep of bestaande organisatie en met name
vanuit hun expertise. De Erasmus Universiteit heeft zich achter het project geschaard,
o.a. door de werkgroepen te faciliteren met steun van hoogleraren en studenten van
de faculteit Economie.
Talloze rapporten, kranten- en weekbladartikelen zijn het laatste jaar verschenen over
de aanpak van onze economie, innovatie etc.
Bij de deelnemers van Omega wordt een sterke behoefte gevoeld om e.e.a. te vertalen
naar concrete voorstellen die de werk-gelegenheid in Nederland zal kunnen verbeteren.
In de komende jaren zal een nog sterkere internationale concurrentie ontstaan, met
name op het gebied van hoogwaardige banen.
Na de verplaatsing van fabrieksmatige arbeid is het als gevolg van technologische
ontwikkelingen steeds meer mogelijk activiteiten “anywhere, anytime” te doen.
Het creëren en beschikbaar houden van voldoende banen is essentieel voor onze
toekomstige welvaart. De Denktank Omega schat dat bij 300.000+ banen een toe-
gevoegde waarde wordt gecreëerd van ca. € 30 Miljard.
AanpakEr is mede uitgegaan van een historische analyse1 van de succesfactoren van een
snelgroeiende Economie.
Hierbij is gekeken naar de ontwikkeling van een hypermacht zoals de USA en nu China,
en als Nederland in de 17de en 19de eeuw.
In groepen zijn voorstellen en ideeën uitgewerkt op de volgende gebieden:
a. Agro/Food
b. Financiën
c. Transport/Logistiek
d. Gezondheidszorg
e. ICT
f. Energie
g. Onderwijs
Een ieder van deze groepen heeft tientallen aanbevelingen gedaan, gebaseerd op
een groot aantal achterliggende rapporten; tevens zijn de sectoren Water, Bouw
en Entertainment bestudeerd. De Omega Denktank heeft de 10 beste ideeën of
aanbevelingen geselecteerd en verwerkt in dit rapport.
Deze aanbevelingen zijn slechts een indicatie van de vele mogelijkheden die nog
ongenoemd zijn. Het is een variant op “geen woorden maar banen” en wat leidt tot een
besef dat er meer mogelijk is dan soms wordt gedacht.
In een tweetal grote bijeenkomsten zijn de voorstellen met alle deelnemers
doorgenomen en waar mogelijk van waardes voorzien. Alle leden van Denktank Ω
hebben meegewerkt op persoonlijke titel of zijn adviserend opgetreden.
Wij danken de staf en studenten van de Economische Faculteit van de Erasmus
Universiteit voor de samenwerking en bijdragen en Ernst & Young voor het ter
beschikking stellen van faciliteiten. Wij zijn hen zeer erkentelijk voor hun medewerking
en ondersteuning.
Namens Project Ω
Rob M. Westerhof
Bernard F. Scheffens
Inle
idin
g
Kruispunt van Wegen Kruispunt van WegenΩ Ω04 05
1 Denkmodel* Dr. A. Nollet

VoorstellenDe denktank Ω komt tot de volgende 10 ideeën, waarbij aangetekend dat in de
appendices meer ideeën zijn opgenomen.
De achtergrond is dat deze ideeën aangeven wat mogelijk is in Nederland om te
groeien, waarbij erkend wordt dat er nog veel meer ideeën in aanmerking komen.
Reden voor Optimisme!
1. Energie: het opzetten van een agentschap dat barrières tegen introductie
van nieuwe energievormen gaat slechten.
2. Onderwijs: Drastisch terugdringen uitval studie;
3. Financiering: Bijzondere Financieringsunit Rijksoverheid
4. Transport: sterke nadruk op West-Europese Ketenregie;
5. ICT: Cloud computing voor de overheid en groei software industrie stimuleren;
6. ICT: Nieuwe glasvezel infrastructuur versneld invoeren
7. EL&I: Creëer Economisch Ontwikkeling Bureau
8. Agro: Aanbevelingen voor technische ontwikkeling precisie landbouw
9. Int’l Trade: Gecombineerde Belastingdienst/private inspanning om goed (fiscaal)
vestigingsklimaat NL in buitenland te verkopen
10. Healthcare: Overheidsregie in ontwikkeling Oncologie en Healthy Aging
als opportunity voor export
Aanvullend:
• Energie: Kerncentrales voor garanderen van langjarige goedkope
CO2 neutrale energie
• Energie: Maak onafhankelijke kennisbasis
• Financiering: Beter Faciliteren startende Ondernemers
• Transport & L.: Overheidsregie in bij elkaar brengen alle betrokken partijen om 4C,
Service Logistiek en Regierol te realiseren.
• ICT: Stimuleren Mobile Computing / Smart Grids
Ω Ω06 07
Voor
stel
len Denkmodel*
Denkmodel ter verbetering van de concurrentiepositie.
Er zijn twee perioden waarin Nederland bijzonder succesvol is geweest:
1. De Gouden Eeuw , van 1585 (de val van Antwerpen) tot 1672 (het rampjaar)
2. De zogenaamde tweede Gouden Eeuw, van 1851 (het bezoek van de arts Samuel
Sarphati aan de eerste wereldtentoonstelling in Engeland tot 1914 .
Wellicht is het mogelijk uit die perioden lessen te trekken die ons ook in deze tijd een
spiegel kunnen voor houden. Het model ziet er als volgt uit:
• Het denkmodel is door de denktank Ω omarmd als structuur om de vraagstukken
te beoordelen op de verschillende elementen. Het model is ontwikkeld door
Dr. André Nollet ( Oktober, 2010), ex General Manager Research AKZO/Nobel en
lid Omega denktank.
Randvoorwaarden Sleutelfactoren Gevolgen
1,6 vervoersnetwerk/ 1. entrepreneurship/ •welvaart->kunstencultuur logistiek handelsgeest •hypermacht1-6 informatie/intellegence/ 2. technologie communicatie
1,3,4 banken/beurzen 3. financiering reguleringbedrijfsvorm
1-3,6 wetenschap/ 4. goedbestuur technologybase
1,2 goedkopeenergie 5. vrijheid/tolerantie
1-6 normenenwaarden/ denken&handelen 6. militairepositie
1-3,4,6 scholing,training
Denkmodel ter verbetering van ‘s lands concurrentie positie

Ω Ω08 09
De afgelopen 30 jaar is de rol van het Min van EZ sterk veranderd. Van een sectorgerichte
organisatie, die richting gaf aan o.a. het industriebeleid en zelf - soms risico dragend
- deelnam in bedrijven is de rol veranderd naar het reageren op initiatieven vanuit de
economie. De instanties welke nauw samenwerken met het bedrijfsleven en beslissen
over subsidies zijn buiten het Ministerie geplaatst, bijv. Agentschap NL.
De trends in de wereldeconomie:
• Technologische innovaties vinden in hoog tempo plaats, kennisverspreiding even
zeer. Nieuwe producten dienen sneller (factor 2-3) naar een wereldmarkt gebracht
te worden, veroudering vindt steeds sneller plaats.
• Overheden voeren in toenemende mate een richting bepalend beleid van
economisch en technologische ontwikkeling. Dit geldt niet alleen voor kleinere
landen als Zweden, Finland, Singapore, maar ook voor Duitsland, Frankrijk, de
USA (waar vroeger nieuwe ontwikkelingen vaak via Defensie liepen).
• De opkomende economieën hebben structureel een hoger groeipercentage dan
het welvarende Westen. Tussen de gezonde jaren 2002-2008 groeide 85% van de
ontwikkelingslanden sneller dan de USA (bron:The Economist)
• Het aantal afgestudeerden in China en India blijft structureel hoger dan in Europa
of de USA, naast het grote aantal studenten uit die landen in het Westen.
In Nederland is aan de orde:
• Een minder gestructureerd kennis- en innovatiebeleid
• Vergrijzing met effecten op de arbeidsmarkt, bestedingen en gezondheidszorg
• Meer bedrijven of bedrijfsonderdelen in buitenlandse handen
• Zwakkere financiële sector, relatief weinig private equity, weinig
nieuwe beursintroducties
• Een teruglopend percentage R&D inspanning; zowel vanuit bedrijven als vanuit de
overheid (de Lissabon doelstellingen worden bij lange na niet gehaald).
• Verminderde economische groei in Europa als gevolg van financiële landencrisis.
Ministerie van EL&IDe Overheidsorganisatie en het Ministerie van EL&I
Min
iste
rie v
an E
L&I

Er is behoefte aan:
• Een structuur van Universiteiten/Kennisinstituten en Industrie welke leidt tot
nieuwe producten.
• Een Task Force bestaande uit zowel mensen van O&W als van EL&I met de
opdracht en financiering van beide departementen om tenminste 25 nieuwe
producten of R&D projecten te genereren uit deze samenwerking, onder directe
rapportage aan de betrokken Ministers.
• Een gestructureerd kennis- en innovatiebeleid, vooral gericht op gekozen richtingen
en meetbare doelstellingen
• De Overheid als medeparticipant, soms risicodragend en soms als
“launching customer”
• Een Onderwijsbeleid wat duidelijker is over topuniversiteiten incl. toelatingseisen,
en een sterk verbeterde begeleiding in de sector VMBO-MBO, die naast betere
doorstroming ook moet leiden naar bredere grotere inzetbaarheid.
Voorstellen Doelgerichter Ministerie en sterker Nederland1. Plaats binnen EL&I een zware groep (qua kennis en ervaring) in een Economisch
Ontwikkelings Bureau (EOB), ingericht naar industrietak alsmede naar industrietak
overschrijdende belangen. Andere op dit moment bestaande organisaties dienen
hier in opgenomen te worden, of in afgeslankte vorm. Strategische samenwerking
met Ministerie van Financiën is gewenst.
2. T.a.v. de sectoren waarin Nederland sterk kan en moet zijn dienen keuzes te
worden gemaakt. Kernsectoren zijn:
a. ICT
b. Energie
c. Transport, Logistiek/Distributie
d. Voeding/Agrarische Industrie
e. Gezondheidszorg
f. Water
g. Bouw
h. Voor niet genoemde sectoren blijft een generiek beleid van toepassing.
3. Voor de sectoren worden jaarlijks doelstellingen opgesteld, waarbij resultaten
nagestreefd worden op mondiaal kennis niveau. Sectoren dragen in grote mate
bij aan het BNP, de werkgelegenheid, in de ontwikkeling van nieuwe producten die
kunnen worden afgezet op de internationale markt. Zowel korte als lange termijn
doelstellingen zijn onontbeerlijk.
4. Het EOB wordt permanent geadviseerd door een Onafhankelijke Adviesgroep
bestaande uit internationaal ervaren personen uit het bedrijfsleven en internationale
organisaties, die tot taak hebben de groeikansen in de sectoren te identificeren,
alsmede sectoroverschrijdend te adviseren en doelstellingen te realiseren.
5. Het subsidiebeleid is door fragmentatie niet effectief. Slechts 5% van alle
technologische startersubsidies leidt tot resultaat. Een Centraal Stuurorgaan moet
toezien op een effectief subsidiebeleid waarbij op centraal overheidsniveau keuzes
worden gemaakt in het landsbelang. Er moet een eind komen aan een beleid
waarbij de investering op een te laag niveau blijft steken, waardoor vele kansen
onbenut worden gelaten. Met duidelijkere keuzes, met gerichte en gekwalificeerde
investeringen op langere termijn waardoor kans op succes wezenlijk wordt vergroot.
Te veel ‘kleine’ projecten kwamen niet tot wasdom. Dat levert geldverspilling op,
alsmede vergooien van kansen. Elke kans dient met een professionele en financiële
kwalificatie beoordeeld te worden op levensvatbaarheid.
6. Stem het EOB beleid af op de komende 10 jaar; zet in op strategische samenwerking
(exportbevordering) met opkomende economieën in Azië en produceer een
topvestigingsklimaat. De potentie van een groot aantal Aziatische bedrijven die
een vestigingsplaats zoeken in Europa is hoog.
7. In het Ministerie dienen de verschillende Directies zich minder te concentreren op
macro-economisch beleid, maar meer de belangen van exporterende bedrijven
(>50% van BNP) te faciliteren.
8. Daarnaast dient een beleid ontwikkeld te worden dat zich sterk richt op in
opkomende groeigebieden in de markt tot 30 jaar en zich richt zoals gaming,
ontwikkelen van (mobiele) toepassingen etc.
9. Samenwerking tussen private en publieke sector op het gebied van
financieringen stimuleren, waarbij bijvoorbeeld de in Nederland opgebouwde
pensioenvoorzieningen mede kunnen worden aangewend voor investeringen in de
Nederlandse economie. De benodigde kennis kan bijvoorbeeld door een meerjaren
programma aan wederzijdse kennisoverdracht bijdragen.
Ω Ω10 11

De doelstelling vanuit “International Trade” moet zijn om internationale,
grensoverschrijdende, handel sterker bij te laten dragen aan het verhogen van het
Nederlands BNP en het versterken van de Nederlandse kenniseconomie.
Wat is er mogelijkIn een tijdperk waar de kenniseconomie ook elders in de wereld grote opkomst laat
zien, niet in de laatste plaats vanuit China en andere grote mogendheden, stellen velen
ons de vraag: hoe kun je nog concurreren met landen als China, India of opkomende
landen in Oost Europa waar steeds meer hoogopgeleiden beschikbaar zijn?
Het antwoord is tweeledig:
I. door bestaande incentives om kenniswerk naar Nederland te brengen of in
Nederland te houden slim te benutten;
II. door in de waardeketen toegevoegde waarde van kennis naar realiteit te waarderen,
namelijk hoger dan men thans gewend is om te doen.
Ad 1: Nederland heeft diverse, veelal fiscale, instrumenten opgebouwd die zich bewezen
hebben waar het gaat om het naar Nederland halen van buitenlandse bedrijven. Zo
hebben wij een internationaal vermaarde rulingpraktijk om buitenlandse bedrijven voor
langere tijd zekerheid te bieden over de fiscale behandeling van hun bedrijvigheid in
Nederland. In combinatie met het meest uitgebreide netwerk van belastingverdragen
ter wereld, kan Nederland veel grensoverschrijdende handelsstromen van fiscale
zekerheid voorzien.
Deze zekerheid helpt echter alleen in combinatie met inzet van fiscale instrumenten
die Nederland overigens al ruimschoots beschikbaar heeft. Vooral fiscale incentives
met behulp waarvan winst uit innovatieve activiteiten laag belast kunnen worden,
zijn effectieve instrumenten waarmee een waardepropositie kan worden gedaan
aan bedrijven die innovatieve activiteiten in Nederland aanhouden. Zie hierna onder
uitvoering.
Ω Ω12 13
Inte
rnat
iona
l Tra
de International Trade

Ad 2: Een laag belastingtarief is een incentive om “profitcenters” in Nederland te
hebben waar winsten vallen die tegen dat lage tarief belast kunnen worden. Met die
Nederlandse winst is Nederlandse werkgelegenheid in stand te houden. Sterker nog,
een voorwaarde om Nederlandse winst te kunnen rapporteren is dat er hoogwaardige
functies (hoogopgeleid personeel) in Nederland aanwezig is. De focus in de waardeketen
moet dus van productie, sales &marketing, etc. naar de kennisdragers binnen een
concern. Als we op die manier de waardeketen kunnen opbouwen en belonen (transfer
pricing binnen een concern), dan slaat er meer winst neer bij de kennisdragers en
die moeten in Nederland zitten. Dat productiefaciliteiten vaak niet in Nederland
vastgehouden kunnen worden, baart in dat geval ook minder zorgen, zolang binnen de
waardeketen van een bedrijf de toegevoegde waarde van de kennis (R&D, knowhow,
specialisten, etc.) vanuit Nederland wordt beheerd en naar behoren beloond wordt.
Dat is een kwestie van transfer pricing, maar mits goed geaccommodeerd met wet- en
regelgeving (fiscaal zeer gunstige voorwaarden) kan een Nederlandse multinational
nog zeer wel een groot deel van de revenuen uit buitenlandse productiefaciliteiten laten
neerslaan in Nederland. Dat laatste kent als voorwaarden:
• voldoende waardedragende factoren in Nederland aanhouden om buitenlandse
revenuen aan toe te rekenen (via royaltystromen alsmede buy-sell profitmargins),
en dan hebben we het dus naast de concernleiding over de kennisfactoren R&D,
knowhow, etc. die in Nederland toegevoegde waarde moeten leveren;
• fiscaal regime voor kenniswerk dat voldoende concurrerend is met buitenlandse
alternatieven.
UitvoeringWat er moet gebeuren is met grote daadkracht en toewijding in een op een gesprekken
treden met de bestuurskamers van geselecteerde bedrijven, zowel in binnen- als in
buitenland. Die bedrijven worden geselecteerd op geschiktheid, bijvoorbeeld met
behulp van profileringen (zoals: Japanse bedrijven met een EU focus en behoefte aan
een R&D-hub in Europa, idem China, Japan, software huizen in Silicon Valley met EU
focus etc.)
In die 1 op 1 relatie moet per bedrijf, een op het bedrijf toegesneden waardepropositie
worden gemaakt. Daarin moet cijfermatig in beeld worden gebracht wat de geldswaarde
voor een bedrijf is van het aanhouden van innovatieve en kennis gedreven activiteiten
in Nederland.
Er moet daarbij onderscheid gemaakt worden tussen binnenlandse en buitenlandse
bedrijven:
• reeds in Nederland gevestigde kennisgedreven activiteiten moeten waar mogelijk
een hogere toegevoegde waarde gealloceerd krijgen binnen de bestaande
waardeketen zodanig dat die hogere waardeallocatie leidt tot hogere maar fiscaal
vriendelijk behandelde Nederlandse winst en daarmee ruimere middelen om
Nederlandse werkgelegenheid aan te houden;
• buitenlandse bedrijven die overwegen om kennisgedreven activiteiten ergens
in Europa onder te brengen, moeten overtuigd worden om juist in Nederland
dergelijke activiteiten te centreren op basis van een waardepropositie waaruit de
geldswaarde blijkt van een Nederlands fiscaal vriendelijk ‘profit-center’.
In beide gevallen geldt dat het gaat om winstgevendheid die thans nog niet in Nederland
neerslaat. Het is dus een win/win voor zowel bedrijfsleven als Nederlandse overheid.
Wie zijn betrokkenBedrijven zullen niet zelf in actie komen, maar zij kunnen wel actief benaderd worden
door speciaal daarvoor gevormde Expertise Teams (ET). Deze ET’s gaan zoals gezegd
in 1-op-1 relaties met geselecteerde bedrijven aan de slag om Waarde Proposities te
formuleren.
De ET’s bestaan uit adviseurs met gedegen kennis en ervaring van fiscale zaken
als Innovatiebox en Transfer Pricing en zijn goed bekend met andere beschikbare
incentives voor innovatieve activiteiten. Het ET wordt aangestuurd door een ervaren
‘boardroom-counselor’ die zelf de materie ook goed beheerst, maar bovenal de kennis
en analyses van een ET kan vertalen naar een boardroom agenda en daarbinnen de
waardepropositie kan tonen zoals die uit de analyses van het ET blijkt.
Het ET opereert dus alleen in 1 op 1 relatie met een specifiek bedrijf. De reden daarvoor
is gelegen in het feit dat een goede waardepropositie alleen in samenspraak met een
bedrijf op te stellen is. Dat laatste kan alleen als er openheid van zaken gegeven kan
worden en dat zal een bedrijf alleen in vertrouwelijkheid doen. Het ET zal daarom
uitdrukkelijk bestaan uit adviseurs uit de praktijk waar bedrijven gewend mee zijn om te
gaan. De rol van de overheid moet dan ook niet aan de voorkant van het proces zitten,
d.w.z. in actieve verkoop van het “Nederlandse investeringsklimaat”, maar juist aan de
achterkant van het proces, in het ondersteunen van de analyse en het snel en gericht
kunnen doen van uitspraken over haalbaarheid van een bepaalde Innovatiebox casus.
Daarin opereert de Nederlandse fiscus niet anders dan gebruikelijk, zij het met een meer
proactieve toetsingsfunctie dicht op een ET met directe communicatielijnen en waar
nodig met een team dat desgevraagd met een ET kan meegaan bij bedrijfsbezoeken
om een constructieve uitwerking van een waardepropositie te kunnen ondersteunen.
Ω Ω14 15

De beleidsmatige rol van de overheid bij de verdere uitvoering is als volgt:
• Duidelijke instructie geven aan Belastingdienst om toekomstgericht te werken, en
geen negatieve reper-cussies voor het verleden ingeval een bedrijf haar waardeketen
kan/wil bijstellen ten gunste van Nederlandse winst (meer toegevoegde waarde in
Nederland laten vallen);
• Beschikbaarheid vanuit de relevante kennisgroepen binnen het Ministerie van
Financiën en de Belastingdienst (vooral de kennisgroep Verrekenprijzen waarin ook
de Innovatiebox expertise is opgenomen) om analyses vanuit Expertise Teams van
snelle voortoetsing te voorzien.
• Actieve rol van de Belastingdienst om Nederlandse bedrijven waar nodig
in het buitenland (in bilaterale relaties) te assisteren met onderbouwen van
waardeallocatie, mits aan een waardeallocatie een gedegen en OECD conforme
analyse ten grondslag ligt (Transfer Pricing rapport).
WaardecreatieDenktank Ω schat het potentieel aantal Aziatische bedrijven op ca. 1200 (China, Japan,
India) die momenteel overwegen zich in Europa te vestigen. Nederland dient met haar
gunstige ligging, havens, vliegvelden, zich te richten op het binnenhalen van ca. 400
bedrijven , waarbij een potentieel aantal banen van ca. 30-40.000 in het verschiet
liggen. Het BNP zou daarmee kunnen groeien met een toegevoegde waarde van ca.
€ 3 Miljard.
Ω Ω16 17

Samenvatting1. Financiering is een voorwaarde voor groei van bedrijvigheid in Nederland.
2. Transparantie en efficiency zijn belangrijke stimuli voor een goed werkende markt
voor financiering.
3. Banken dekken het leeuwendeel van de schuldkant van de behoefte aan financiering.
Zo’n 300 miljard van de in totaal 380 miljard aan leningen aan niet-financiële
bedrijven is bankfinanciering, de kapitaalmarkt neemt via bedrijfsobligaties en
convertibles 73 miljard voor haar rekening en slechts een gering deel komt direct
bij instituten vandaan: ca. 7 miljard (cijfers ultimo 2009, DNB). Overigens zijn
instituten indirect (via de kapitaalmarkt) een grotere financier van het Nederlands
bedrijfsleven.
4. Voor zover het aan transparantie in Nederland schort, dan is dat aan de onderkant
van de markt. Starters en kleine ondernemingen hebben vaak moeite zichzelf goed
te presenteren bij banken en verstrekkers van Venture Capital, en vinden moeilijk
de weg in het woud van overheidsregelingen.
Ω18
Financiering
Ω19
Fina
ncie
ring
Overzicht omvang financieringen Nederland

5. In grote lijnen zit het met de efficiency van de financieringsmarkt in Nederland
wel goed: Er zijn uitzonderingen. In bepaalde sectoren is in de praktijk het aantal
aanbieders gering. Met name is dit het geval voor langjarige (10+) financieringen,
waaronder infrastructurele projecten.
6. Voor dergelijke projecten adviseert Ω een gestructureerde samenwerking tot
stand te brengen tussen overheid, bedrijfsleven, banken en andere financiers.
Dergelijke samenwerking kan tot een sterke wederzijdse optimalisering van
kennis en productie leiden. Wij adviseren om één organisatie op te richten die
financiële structurering alsmede het onderhandelen met de financiële wereld en
de gezamenlijke ministeries als taak heeft. Dit idee is hierna verder uitgewerkt bij
‘Oprichting Bijzondere Financieringsunit binnen Rijksoverheid’.
7. Behalve de hierboven behandelde impact van goede zakelijke financiering op de
groei van de bedrijvigheid, kan particuliere financiering eveneens een motor van de
economie zijn. Bijvoorbeeld de potentie van particuliere investeringen in het Eigen
Huis, bij energiebesparende maatregelen. Er wordt onvoldoende geïnvesteerd
in isolatie, zonnecollectoren en zonnepanelen omdat de terugverdientijd van
energiebesparende maatregelen 10 jaar of langer is. Een oplossing is wanneer de
schuld voor de investering niet aan de huiseigenaar maar aan het huis gekoppeld
wordt. De gevolgen kunnen echter groot zijn: het stimuleert de bouwsector,
versnelt de CO2 reductie en verhoogt het besteedbaar inkomen van gezinnen. Zie
verder onder 3. ‘Financiering Energiebesparing Eigen Huis’.
8. Tenslotte moet worden gekeken naar de overheid als financier. De overheid beschikt
echter, zeker in deze tijd, over beperkte middelen. Om de financiële middelen van
de overheid te verruimen zodat deze vaker stimulerend op kan treden, verdient
het aanbeveling vaker over te gaan tot het te gelde maken van overheidsrechten.
Een recent voorbeeld is dat waarbij de Duitse overheid in ruil voor verlenging van
de “operating licence” voor kerncentrales EUR 30 miljard ontvangt, en dat geld
in nieuwe projecten investeert. Vergelijkbare situaties kunnen zich in Nederland
voordoen op velerlei gebied, gedacht kan bijvoorbeeld ook worden aan verdere
exploitatie van overheidseigendommen zoals wegen (licentie geven om kantoren
boven wegen te bouwen) en gebouwen (ministeries, stadhuizen etc. met winkels/
horeca in openbare gedeelten).
Oplossingen
1. Beter Faciliteren Startende OndernemingenWij adviseren het opzetten van e-cursussen in het vak “entrepreneurschip” te beginnen
en het faciliteren van starters (verder) te verbeteren.
Een cursus “entrepreneurschip” houdt o.a. in het businessplan, het kennen van
je markt, het doordenken van ontwerp-, productie- en marketing strategie, de weg
weten naar relevante instanties, zaken rond octrooi en merkregistratie, belastingdienst,
administratie voeren etc. Verder zou men fiscale voordelen in de IB investeringen
verder kunnen stimuleren, waarbij gedacht kan worden aan een uitbreiding van de
“tante Agaath” regeling.
Impact/Waardecreatie
Starters zijn onontbeerlijk voor onze economie. Jaarlijks starten ca. 100.000 bedrijven
in Nederland, hiervan is na 5 jaar nog ruim de helft in leven. Na correctie voor ZZP’ers
e.a. gaat het om meer dan 10.000 nieuwe bedrijven met groeipotentieel per jaar.
Door ‘betere’ ondernemers zal de overlevingskans stijgen. Bij geringe groei van deze
bedrijven kan na enkele jaren de extra werkgelegenheid door deze maatregel oplopen
tot 30-50.000 banen.
Nadelen/beperkingen
Een investering is nodig in het opzetten van dergelijke e-cursussen (e = via het web).
Ons voorstel is dat elke ondernemer een bijdrage betaalt en de overige kosten of op
termijn terugbetaalt of krijgt kwijtgescholden bij het eindigen van de onderneming
binnen 3 jaar.
2. Oprichting Bijzondere FinancieringsunitVoor het van de grond trekken van grote langjarige projecten is een intense
samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven, banken en andere financiers nodig. Wij
adviseren daartoe één overheidsunit op te richten die financiële structurering alsmede
het onderhandelen met de financiële wereld namens de gezamenlijke ministeries als
taak heeft. Deze unit dient een gesprekspartner op niveau te zijn voor internationale
banken en institutionele beleggers. Een exclusief mandaat van alle betrokken
Ministeries lijkt gewenst voor de nodige slagvaardigheid.
Ω Ω20 21

Impact/Waardecreatie
Grote infrastructurele projecten hebben een omvang van tussen EUR 100 mln. en
EUR 10 miljard of meer. Door een proactieve opstelling van de overheid kunnen de
financieringskosten met ¼ tot ½ % p.a. verlaagd kunnen worden. Voor een project
van EUR 1 miljard met 20 jaar terugverdientijd is hiermee sprake van een besparing
van EUR 25-50 mln. Belangrijker is dat dit het verschil kan zijn tussen “haalbaar” of
“niet-haalbaar”. Derhalve kunnen op deze wijze projecten voor ettelijke miljarden EUR
met werkgelegenheid boven 100.000 manjaar (terug) op de agenda komen en versneld
worden.
Nadelen/beperkingen
De op te bouwen overheidsunit dient zware deskundigheid uit de markt aan te trekken.
Ervaring in projectfinanciering, kapitaalmarkt transacties alsmede brede bancaire
productkennis zijn nodig, gecombineerd met onderhandelingvaardigheid voor grote
projecten.
3. Financiering energiebesparing bestaand Eigen HuisEnergiebesparing scoort hoog. Daarnaast is de dealende kostprijs van zonnecollectoren
en zonnepanelen is in toenemende mate interessant. Toch is het pas na 10 jaar of
langer terugverdienen voor velen nog een obstakel.
Consumptieve financiering of leasing is niet populair: het is duur, neemt kredietruimte
van het gezin weg en, het meest belangrijke, bij vroegtijdige verhuizing de schuld
“meegenomen” wordt.
Oplossing
Het vestigen van een zakelijk i.p.v. een persoonlijk recht. Koppel de schuld aan het
huis, niet aan de huiseigenaar. De rente en afbetalingsverplichting hoort dus bij het
onroerend goed, en is een tijdelijke erfpacht.
Het investeringsbesluit wordt hiermee voor een gezin een stuk makkelijker. Voorbeeld:
tegenover een 20-jarige energie-erfpacht van EUR 20 p/maand voor een investering
van EUR 3.000 (berekend o.b.v. 5% rente) staat een besparing op de energierekening
van zeg EUR 30 p/maand. Dit zal investeringen in energiebesparingen stimuleren
aangezien hiermee het besteedbaar inkomen van het gezin stijgt in plaats van daalt.
Bij eventuele voortijdige verkoop van het huis kent de toekomstige koper de erfpacht
verplichting, maar zal hij dit met het oog op de aantoonbaar lagere energierekening
accepteren.
Impact/Waardecreatie
Nederland heeft ruim 2.5 mln. koopwoningen (niet-appartementen). Uitgaande van
een aan energie besparing en energie opwekking te besteden bedrag van EUR 5.000
per woning en een deelname van in totaal 30% in de komende 10 jaar (dus 75.000
woningen per jaar), geeft dit een stimulering van € 375 mln. per jaar en een extra
werkgelegenheid van meer dan 5.000 banen.
Resources
Financiering van dit systeem kan in hoge mate gestandaardiseerd en dus voor
lage kosten plaatsvinden, securisatie van bundels energie-erfpacht verplichtingen
kan nog verdere kostenbesparing opleveren. Door het energie-erfpacht systeem te
koppelen aan de bestaande erfpacht administratie systemen van de overheid kan de
administratie goedkoop verlopen en zullen banken graag op deze basis financieren.
Een versterkte stimulus voor energiebesparing kan gecreëerd worden door deze
energie-erfpacht net als gewone erfpacht fiscaal aftrekbaar te maken.
Ω Ω22 23

Samenvatting1. De voortdurende beschikbaarheid van goedkope en energie was en is een
belangrijke randvoorwaarde voor succes van Nederland. Die beschikbaarheid
is een belangrijke “enabler” van waarde, welvaart- en banencreatie in industrie,
handel en vervoer.
2. Om EU doelstellingen op het gebied van CO2 reductie te halen met behoud van
beschikbaarheid van goedkope energie dient meer op kernenergie ingezet te
worden.
3. Nederland is wereldleider op het gebied van warmtekracht koppeling bij lokale
energie voorziening. Ongeveer de helft van het elektrisch vermogen wordt zo
opgewekt. Om de decentrale levering van goedkope energie te faciliteren dient
Nederland in te zetten op de ontwikkeling van het intelligente elektriciteitsnet.
Toevoeging van intelligentie op bestaande netten is goedkoper dan netverzwaring
en biedt ook kansen aan onze ICT industrie.
4. Nederland zet reeds sterk in op de gasrotonde filosofie, daarbij de beschikbaarheid
goedkope energie koppelend aan de sterke vervoer en logistieke positie. Dit geldt
ook voor vloeibaar gas (LNG). Dit ondersteunt de eerste doelstelling.
5. Om het voordeel van goedkope energie niet te verliezen, moeten duurzame
technologieën pas op grote schaal ingezet worden als ze ook op prijs concurrerend
zijn. Er zijn goede ideeën en ondernemende initiatieven in Nederland voor
alternatieve energietechnologieën. De overheid moet zich bewust zijn van zijn rol
als “launching customer” voor succesvolle kandidaten, en van de rol van Nederland
als technologieleverancier.
6. Nederland dient op de gebieden van zonne-energie (incl. machinebouw en
distributie) en Smart Grid leidend te zijn wat betreft kennis en bedrijven dienen op
deze gebieden onder-steund te worden gezien het potentieel op de wereldmarkt
(zoals bijvoorbeeld ASML).
Ω24
Ene
rgie
Ω25
Energie

Probleemstelling Hoewel fossiele brandstof nog lang beschikbaar zal blijven2 moet Nederland klaar
zijn om toe te slaan zodra duurzame dan wel decentrale alternatieven commercieel
aantrekkelijk zijn. Te snel inzetten op een bepaalde voorkeur (door bijvoorbeeld
grootschalige exploitatiesubsidies) kan leiden tot kapitaal-vernietiging3. Het aandeel
niet-fossiel in de wereld is klein, maar groeide (mede door exploitatie subsidies) per
jaar met 40% (zon), 30% (wind) en 13% (biomassa-elektriciteit). Nederland heeft in
alle drie technieken een goede positie. Voor energievormen die niet vraag gestuurd
kunnen leveren (zon, wind) is voor grootschalige inzet ook energieopslag nodig
om leveringszekerheid te garanderen. Het faciliteren van demonstratie projecten
van de meest kansrijke initiatieven loopt vaak stuk op bestaande regelingen en
organisatorische belemmeringen. Initiatieven die in de exploitatiefase alleen werken op
subsidie, zijn strijdig met ons uitgangspunt van goedkope energie en verdienen geen
steun. Tenslotte is er behoefte aan een gezaghebbende, politiek onafhankelijke en niet-
ideologische bron van feitelijke informatie over energievormen.
Oplossing1. Nederland dient een agentschap te krijgen waar barrières tegen introductie van
concurrerende niet-fossiele technologie worden geïdentificeerd en snel opgeruimd.
Barrières: bijv. bestaande regelingen en organisaties.
2. Bestaande kennisinstellingen en de industrie dienen hun samenwerking op het
gebied van alternatieve energie waar nodig te intensiveren. Dit zal leiden tot
aanzienlijke hoogwaardige werkgelegenheid voor deze technologie in ontwikkeling
en verhinderen dat Nederland kansen mist.
3. Het intelligente elektriciteitsnetwerk, goedkoper dan netverzwaring, realiseren,
zodat decentrale energie opwekking niet belemmerd wordt.
4. De overheid moet kansrijke initiatieven en demonstratieprojecten van Nederlandse
bedrijven op het gebied van niet-fossiele energie opwekking steunen. Het
agentschap (zie item 1) zou hier een beoordelende rol kunnen spelen.
5. De bouw van Kerncentrales zal zorgen voor een toenemende leveringsonafhan-
kelijkheid, leveringszekerheid en dus beschikbaarheid van goedkope elektrische
energie.
6. Onderzoek naar effectieve energie opslag technologie om de toepassing van niet
vraaggestuurde bronnen te bevorderen.
7. Tenslotte dienen (bestaande) initiatieven deskundige groepen gesteund te worden
om een onafhankelijke, op feiten gebaseerde kennisbasis over energie oplossingen
te maken, als tegenwicht tegen de advocacy gedreven voorstellen.
Impact/waarde creatieDe voortdurende en leveringszekere beschikbaarheid van alle vormen van goedkope
energie in Nederland is van levensbelang voor de functie van ons land als centrum
van industrie, handel en transport- ondernemingen. Dit zal een aanzuigende werking
hebben op andere sectoren.
Ω Ω26 27
2 drie kwart van de winbare oliereserves en vijf zesde van de gasreserves zijn nog beschikbaar.3 In Duitsland is meer dan €40 miljard besteedt aan zonne-energie, die 0,1% van zijn energie levert,
en in Spanje is € 120+ miljard aan zonne-energiesubsidies gecommitteerd.

SamenvattingNederland verliest zijn leidende positie in transport en logistiek. De Nederlandse
logistieke sector moet innovatiever en competitiever worden. De kans voor Nederland
is om nu een voorsprong te nemen op het vlak van ketenregie en -configuratie.
ProbleemstellingNederland moet zich flink inspannen om een koppositie op EU- en wereldniveau te
handhaven in transport en logistiek. Nederland verliest terrein op andere landen; tussen
2007 en 2010 is Nederland twee plaatsen gezakt op de Logistics Performance Index4,
van plaats twee naar de vierde plaats en verliest voorsprong op de achteropkomende
landen. Redenen daarvan zijn onvoldoende innovatie in ketens, onvoldoende
ontwikkeling in ‘multi-modaal vervoer’, gebrek aan samenwerking in ketens en blijvende
congestie. Voorheen internationaal opererende bedrijven richten zich nu enkel nog op
de Benelux en grotere spelers worden overgenomen door buitenlandse partijen (DHL,
Schenker, Kühne & Nagel, etc.). ‘Gateway to Europe’ (lees transitovervoer) is niet meer
voldoende voor de BV Nederland, het levert te weinig toegevoegde waarde en de
operationele uitvoering kan eenvoudig door ‘low-cost’ transporteurs uit Oost Europa
worden uitgevoerd. Daarnaast wordt komende jaren een krapte op de arbeidsmarkt
voorzien waardoor de logistieke sector een arbeids- en een kennistekort te wachten
staat.
Ω Ω01 01Ω28
Tran
spor
t &
Log
istie
k
Ω29
Transport & Logistiek
4 The world Bank (2010) Connecting to Compete 2010; Trade Logistics in the Global Economy.

OplossingVan volumedenkend naar toegevoegde waardedenkend. Het is daarvoor nodig dat
geavanceerde logistieke bedrijven zich in Nederland vestigen, er voldoende logistiek
(hoog)opgeleide werknemers zijn en er hoogwaardige logistieke kennis beschikbaar is.
Ambitie: Nederland in 2020 marktleider in aansturing van Europese goederenstromen
en de voorkeurs-vestigingplaats van internationale logistieke bedrijven. Kennisontwik-
keling en ondernemerschap zijn daarbij de belangrijkste thema’s.
Voor kennisontwikkeling is een innovatieprogramma nodig dat zich richt op onderzoek
en ontwikkeling binnen drie innovatiethema’s5: Cross Chain Control Center, Service
Logistiek en de regierol van knooppunten.
Cross Chain Control Center (4C): Regiecenter waaruit meerdere supply chains
gezamenlijk gecoördineerd en geregisseerd worden met behulp van de modernste
technologie. Niet alleen fysiek maar ook op het gebied van software en supply chain
professionals. Denk ook aan supply chain finance.
Service Logistiek: Regie van de after-sales service van produkt-levering tot aan het
einde van de levenscyclus van een product. Vereist specifieke ICT oplossingen op het
gebied hiervan.
Regie: De wereldwijde sterke positie van de Nederlandse mainports en knooppunten
versterken door innovatie op het vlak van ketenregie- en configuratie. De regierol
is gericht op een betere benutting van de infrastructuur, hogere kwaliteit van
dienstverlening, ontwikkeling van nieuwe competenties en bedrijvigheid, en het leveren
van een duurzame maat-schappelijke bijdrage. Belangrijk is dat het ontwikkelen van
ketenregie niet mogelijk is zonder de aanwezigheid van sterke fysieke logistieke
activiteiten en sterke logistieke support diensten. Nederland heeft daarom een goede
uitgangspositie om de kansen te benutten.
Impact/Waardecreatie
Bron: TNO, rapport commissie van Laarhoven
Sterke verankering VAL/VAS en ketenregie bevordert verdere ontwikkeling van
support activiteiten. Sterke support activiteiten in Nederland bevorderen op hun beurt
de ontwikkeling van VAL/VAS en Ketenregie en –configuratie. Deze ambitie is voor
2020 gekwantificeerd in het realiseren van een verdrievoudiging van de toegevoegde
waarde in ketenregie en -configuratie. Dit betekent een groei van 200% (ten opzichte
van cijfers zoals bekend over 2007) van de toegevoegde waarde tot ruim 10 miljard
euro. Voor de middellange termijn (2015) is de ambitie gekwantificeerd in een groei
van 100%. De werkgelegenheid zal minder hard groeien, waardoor de toch al hoge
arbeidsproductiviteit weer verder zal verbeteren.
Nadelen/BeperkingenEr is na de Commissie van Laarhoven een Strategisch Platform Logistiek6 (SPL) en een
Topinstituut “Dinalog” in het leven geroepen om voort te borduren op de conclusies
van deze commissie. Dit heeft in ieder geval geleid tot het feit dat de Ministeries van
Economische Zaken en Verkeer en Waterstaat in 2008 hebben besloten om gedurende
4 jaar € 25 miljoen ter beschikking te stellen voor de ondersteuning van het onderhavige
innovatieprogramma, naast € 42 miljoen door het bedrijfsleven.
5 Zoals uitgewerkt door de Commissie Van Laarhoven
6 SPL-leden: Leo van Wijk, Alexander Sakkers, Jos Nijhuis, Hans Smits, Timo Hughes, Rutger van
Slobbe, Aad Veenman, Peter van Laarhoven, Esther Liskamp, Wando Boevé, Jan Fransoo
Ω Ω30 31

Feitelijk staat de begroting niet in verhouding tot de verwachte meerwaarde niet in lijn
waardoor er een aanzienlijk risico gelopen wordt dat het te verwachten resultaat niet
wordt bereikt. Het is niet realistisch dat een investering van € 67 mln.7 uit overheid
en bedrijfsleven gaat leiden tot een meerwaarde van € 10,4 miljard in 2020. Hier zal
aanzienlijke aanvullende financiering nodig zijn.
Bedreigingen: Duitsland en België ontwikkelen actief beleid op eigen logistieke sector.
Toenemende concurrentie op fysieke goederenvervoer met omliggende landen.
Ketenregie kan ‘footlose’ worden waardoor kennis vervliegt naar andere landen.
Denktank Ω adviseert nader onderzoek naar samenwerking tussen NL, B en D op
gebied van ketenregie.
ResourcesVestigingsklimaat verbeteren: ruimte voor ondernemerschap, optimale infrastructuur
(weg, water, spoor), betrouwbare connecties naar havens (Antwerpen, Amsterdam,
Bremen, Hamburg), ICT (glasvezel) infrastructuur, verbeteren fiscaal klimaat, free trade
zones (douanefaciliteiten) beschikbaarheid internationaal onderwijs, etc.
Topinstituut Dinalog waar bedrijfsleven, onderzoekers en docenten in logistiek en
supply chains een gezamenlijk thuis vinden. Financiering is beschikbaar van 2009-
2012. Daarna is er meer financiering nodig, via publiek/private/partnerships om de
ambitie waar te maken.
Strategisch Platform Logistiek Het SPL is aanspreekpunt voor overheid om grote lijnen
uit te zetten conform aanbeveling rapport commissie van Laarhoven.
Instituut voor Duurzame Mobiliteit (IvDM), kenniscentrum voor duurzaamheid in
goederen en personen mobiliteit. Financiering van de aanloop via ministerie I&R, meer
financiering (bijv. via Min. Van EL&I) wenselijk.
Nederland profileren als knooppunt van goederen en logistieke kennis zodat
internationale logistieke bedrijven ‘vanzelfsprekend’ Nederland kiezen als locatie voor
hun coördinatiefuncties.
Verbinden
De definitie van ketenregie gaat verder dan sec de uitvoering maar heeft eveneens
betrekking op ‘financial engineering’, keten- en netwerkontwerp en databeheer. Dus
innovatieve kennis op het gebied van Financiën en IT is onontbeerlijk om de ambitie
succesvol te verwezenlijken, naar Holland Financial Center (Banken, financiële
instellingen) en ICT sector.
Project/VervolgDoor middel van nieuwe technologieën het ontwikkelen van alternatieve business- en
kostenmodellen. Denktank Ω adviseert om de relevante partijen bij elkaar brengen en
innovatieve verandering in gang zetten.
Commitment in woord en daad door ministeries van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie (ELI) en Infrastructuur en Ruimte. Ondersteuning vanuit Dinalog, Strategisch
Platform Logistiek, Agentschap NL, Logistieke Alliantie.
Ω Ω32 33
7 In het innovatieprogramma heeft de landelijke overheid zich gecommitteerd voor 25 mln euro,
het bedrijfsleven voor 42 mln euro

Samenvatting De agro/food sector is een van de belangrijkste pijlers van de nationale economie.
Nederland is de op een na grootste exporteur van agrarische producten in de wereld.
Deze koppositie is echter geen vanzelfsprekendheid en dreigt af te brokkelen.
Kernambitie voor 2020 moet zijn dat Nederland zich ontwikkelt tot topproducent van
kwalitatief hoogwaardige, duurzame agrarische food- en non-food producten (inclusief
sierteelt) in Europa en de wereld. Centrale pijlers hierbij zijn: kwaliteit, gezondheid
en duur-zaamheid. Realisering van deze ambitie leidt tot een substantiële beperking
van de kosten van gezondheidszorg, toename van investeringen door multinationale
ondernemingen en MKB bedrijven, reductie van voedselverspilling, verdubbeling
van de productie van duurzame energie door de land- en tuinbouw en een sterkere
verankering van de primaire productie in Nederland.
Om de kernambitie te kunnen realiseren is een additionele inspanning nodig op het
gebied van kennis en innovatie door overheid, bedrijfsleven en kennisinfrastructuur.
Daarvoor is ook een cross-over met andere sectoren essentieel.
AanbevelingHet ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie wordt geadviseerd
het initiatief te nemen tot een samenhangend en integraal innovatiebeleid en
innovatieprogramma voor de agro/food sector. In dit nieuwe beleid dient de nadruk te
liggen op het aanjagen, stimuleren en faciliteren van (1) robuuste systeeminnovaties, (2)
markt-innovaties en (3) technologische innovaties. In de overtuiging dat toekomstige
businessperspectieven zich met name zullen manifesteren op het kruisvlak van
domeinen en sectoren, zal het nieuwe beleid/ programma vooral cross-overs en
transsectorale samenwerking moeten ondersteunen met de energiesector, chemie,
gezondheidszorg, pharma, transport & logistiek en ICT (GEO-ICT maar ook sociale
media). Het beleid dient samenwerking te stimuleren tussen Nederlandse agro/food
topbedrijven, koplopers in het MKB en de kennisinstellingen op basis van een open
innovatiemodel. Dit moet leiden tot een verhoging van de R & D intensiteit (privaat én
publiek) tussen nu en 2020 met 40 tot 50 %.
Ω35Ω01Ω34
Agr
o &
Foo
d Agro & Food

ProbleemstellingDe agrarische sector en voedingsmiddelenindustrie (inclusief sierteelt) hebben een
sterke positie in de Nederlandse economie. In het agro/food complex zijn bijna 700.000
personen werkzaam, dat is 10 % van de totale werkgelegenheid. De sector draagt
9,5 % bij aan de nationale toegevoegde waarde en 70 % van de productie wordt
geëxporteerd. De Nederlandse voedingsmiddelenindustrie is het grootste segment van
de Nederlandse industrie en bestaat over-wegend uit MKB bedrijven. De omzet van
de voedingsmiddelen-industrie bedraagt € 51 miljard, de omzet vers inclusief sierteelt
bedraagt € 47 miljard, samen bijna € 100 miljard! Ook het nieuwe regeerakkoord
erkent het belang van de agro/food sector en rekent voedsel en agro tot economisch
topgebied van Nederland. Deze koppositie is echter geen vanzelfsprekendheid. Zie de
EU 2020 strategie en het FNLI rapport van de High Level Group ‘De Stille Kracht’; route
voorwaarts voor de Nederlandse levensmiddelenindustrie.’ De Nederlandse voorsprong
in kennis loopt terug. De traditioneel sterke link tussen onderwijs, onderzoek, overheid
en bedrijfsleven is aan structurele verandering onderhevig. De primaire productie verliest
maatschappelijk draagvlak en concurrentiekracht. Vergrijzing en imago veroorzaken
krapte op de arbeidsmarkt. De logistieke infrastructuur slibt dicht. Geopolitieke
veranderingen bedreigen vrije handel. Veranderende consumentenbehoeften,
toenemende internationale schaarste aan grondstoffen en milieu- en omgevingsdruk
maken een vernieuwingsslag dringend noodzakelijk.
Oplossing/Voorstellen tot Verbetering De kernambitie zoals in de Samenvatting verwoord vertaalt zich in een 3-tal business
proposities voor de Nederlandse agro & food sector in 2020:
A. Kraamkamer en topproducent van verse, gezonde, duurzame kwaliteitsproducten
voor de Noordwest-Europese voedingsmarkt, in het bijzonder de driehoek
Londen/Berlijn/Parijs. Een markt met 80 miljoen koopkrachtige en veeleisende
consumenten die binnen 24 uur vanuit Nederland kan worden bediend.
B. Topexporteur van hoogwaardige kennis en van uitgangsmaterialen ten behoeve
van de wereldmarkt (zaden, pootgoed, fokkerij, vaccins), als ook hardware (kassen,
stalsystemen) en diensten (ICT, financiële dienstverlening).
C. Topspeler in Europa en de wereld op het gebied van valorisatie van biomassa
(in nauwe samenwerking met de transportsector en logistieke sector). Naast de
winning van duurzame energie heeft de sector een leidende positie verworven in
de omschakeling naar meer hoogwaardige non-food toepassingen uit biomassa,
zoals bio-pharma, cosmetica, materialen en chemicaliën.
Voor het creëren van meer toegevoegde waarde worden twee speerpunten
onderscheiden: (1) gezondheid en (2) duurzaamheid. Een voeding meer afgestemd
op de behoefte van het individu zal bijdragen aan het beperken van de sterk
stijgende kosten van gezondheidszorg. De ontwikkeling naar personalised food en
functional food, het belang van healthy aging, maar ook de groeiende aandacht van
consumenten voor de intrinsieke waarden van voedsel (real food) bieden perspectief
op een paradigmaverschuiving in bedrijven van concurrentie op prijs naar concurrentie
op kwaliteit en gezondheid en vermindering van voedselverspilling. Op het gebied
van duurzaamheid liggen nieuwe kansen voor toegevoegde waardeontwikkeling in
de verdere verduurzaming van de sector en in de omschakeling naar de biobased
economy (groene economie). Daarbij is de winning van duurzame energie uit biomassa
de eerste focus. De betekenis en impact van de groene economie voor de agrarische
productiesector is op lange termijn mogelijk minstens zo groot als de huidige food- en
feedmarkt.
Om de kernambitie te kunnen waarmaken is een samenhangend en integraal
innovatiebeleid nodig dat de volgende typen van innovaties ondersteunt:
- systeeminnovatie, bedrijfsoverstijgende vernieuwingen door verbinding te
maken/allianties te zoeken met andere kennisdomeinen en sectoren, maar
ook de maatschappelijk gewenste inpassing en verankering van de primaire
productiesector in de Nederlandse omstandigheden;
- marktinnovatie: nieuwe toegevoegde waardeconcepten; nieuwe afzet, distributie-
en marketingconcepten, maar ook communicatie en beleving c.q. lifestyle
concepten;
- technologische innovatie: nieuwe duurzame hightech systemen; precisielandbouw;
intelligente logistiek, ICT, robotisering, Nano, sensor- en biotechnologie.
Waardecreatie/Verbeterpotentieel Ambities die met het voorstel nagestreefd worden zijn:
- tot 5 % lager aandeel van de kosten van de gezondheidszorg in de collectieve
uitgaven (van 27 % naar 22 %) als gevolg van minder hart- en vaatziekten en
diabetes (zie Zorgbalans, RIVM);
- 10 miljard meer investeringen door multinationale ondernemingen en innovatieve
MKB bedrijven;
- besparing op kosten van voedselverspilling van 2 miljard door intelligenter transport;
- duurzaam energiegebruik van 30 % door de totale agro/food keten;
- verdubbeling van de productie van duurzame energie door land- en tuinbouw
- verbetering van de logistieke efficiency van de agro/food keten met een factor 3.
Ω Ω36 37

Nadelen/Beperkingen De volgende nadelen en beperkingen bemoeilijken realisering van de kernambitie en
het verbeterpotentieel.
- Beperkte financiële mogelijkheden van de overheid en benodigde voorinvesteringen
voor het bedrijfsleven.
- Coördinatieproblemen binnen de agro/food keten.
- Beperkende en onzekere wet- en regelgeving op het gebied van genetische
modificatie en novel foods.
- Ruimtelijk inpassingsbeleid en onzeker stimuleringsbeleid van Nederlandse (en
Europese) overheid op het gebied van winning van duurzame energie uit biomassa.
- Onvoldoende samenwerking tussen de groene kennisinfrastructuur, waarvan
Wageningen UR het hart vormt, en andere (technische) universiteiten en
kennisinstellingen in Nederland. Dit bemoeilijkt multidisciplinaire kennisontwikkeling
en kennisuitwisseling.(Denk bijv. aan toepassingen van nano-technologie in de
productie van voedsel of het simuleren van het fotosynthese proces van planten in
zonnecollectoren).
ResourcesNodig is:
- Financiële ruimte voor een aangescherpt en samenhangend innovatiebeleid/
programma door het ministerie van EL& I.
- Commitment van het bedrijfsleven en kennisinstellingen en bereidheid tot
investeren en cofinanciering.
- Stimulering van samenwerking tussen de Nederlandse agro/food topbedrijven,
koplopers MKB en kennisinstellingen in een open innovatiemodel. Bijzondere
aandacht voor de mogelijkheden tot investeringen door grote bedrijven in
innovatieve starters (corporate venturing, clean tech funds, revolving funds e.d.).
- Krachtenbundeling in Nederland om te komen tot een gemeenschappelijke
database/platform voor gegevensuitwisseling en applicatieontwikkeling binnen en
tussen deelsectoren in de agrofood. In het bijzonder geldt dit voor het terrein van
de precisielandbouw. Het ministerie EL&I wordt verzocht hierin een stimulerende
rol te vervullen.
- Ontwikkelen van incentives door ketenpartners, verzekeraars en ngo’s waardoor
keuze voor gezond voedsel door consumenten een makkelijke keuze wordt.
- Aanpassing van het huidige overheidsbeleid (in Europees verband) op het gebied
van novel foods, etikettering en genetische modificatie met inachtneming van de
noodzakelijke veiligheidsgaranties. (Zie de DG Enterprise studie en het High Level
Group dossier van DG SANCO.)
- Stimulering (fiscaal;subsidie) van de ontwikkeling van nieuwe technieken om
energie en grondstoffen uit biomassa te winnen, waardoor een kostprijsverlaging
van groene producten kan plaatsvinden.
- Stimulering van de ontwikkeling en toepassing van 2e generatie grondstoffen uit
dierlijke en plantaardige restproducten en van 3e generatie biomassa (algenkweek)
- Experimenteerruimte voor grootschalige vergisting van biomassa gekoppeld aan
windenergie, zonne-energie en algenkweek alsmede voor decentrale, slimme
energienetwerken.
Verbinden/Transsectoraal denken Cross-overs zijn aanwezig met ICT, transport en logistiek, gezondheidszorg, energie,
chemie en pharma. Deze dienen in het nieuwe innovatieprogramma prioriteit te krijgen.
Ω Ω38 39

InleidingDe kosten van de gezondheidszorg in Nederland stijgen snel. Momenteel zijn deze bijna
80 Miljard Euro per jaar. Dit is 9% van het Bruto Nationaal Product (BNP). In 2050 zal de
zorgsector 14% van het BNP vertegenwoordigen. Door de snelle stijging van de kosten
is gezondheidszorg, na sociale uitkeringen, nu ook de grootste uitgavenpost van de
overheid. In de USA is reeds de 16% bereikt en zou volgens sommige schattingen,
het land bij ongewijzigd beleid op weg zijn naar een moeilijk voorstelbaar aandeel van
45% (!)
Alhoewel over de exacte te verwachten groeicijfers veel onduidelijk is, lijkt wel duidelijk
dat de zorgvraag verder zal gaan toenemen.
1. Stijgende kostenAlle zeilen moeten worden bijgezet om de kosten beheersbaar te houden en om
tegelijkertijd adequate zorg te realiseren. Een kernbegrip hierbij is ‘value voor
money’. Om hoogwaardige zorg te blijven bewerkstelligen zal slimme, innovatieve
zorgtechnologie nodig zijn, die arbeidskracht waar mogelijk vervangt. Voor nieuwe
technologie zijn hoogopgeleide mensen nodig en een op die nieuwe technologie
naadloos aansluitende organisatie van de zorgprocessen, met bijbehorende innovatieve
communicatiesystemen.
In Nederland is veel kennis op gebied van zorg en technologie en wij zouden
hoogwaardige banen kunnen creëren. Dit document geeft input om deze trend actief
om te buigen naar een duurzame groei van de sector met kwalitatief hoogwaardige
zorg en dito werkgelegenheid.
Ω41Ω01Ω40
Gez
ond
heid
szor
g Gezondheidszorg

Allereerst de feiten: de vraag naar zorg blijft komende jaren sterk stijgen: We worden wel ouder,
maar dat gaat gepaard met een toename van chronische aandoeningen en een toename
van ouderdomsziekten. Ook nemen de verwachtingen ten aanzien van het kwaliteitsniveau
van de zorg toe alsmede de technische mogelijkheden om mensen te behandelen voor
uiteenlopende zaken. Er zijn een aantal trends, die de zorgvraag verder versterken:
1. stijgende levensverwachting
2. de toename van bepaalde aandoeningen, zoals diabetes, mede veroorzaakt door
de veranderende leefstijl en bijvoorbeeld overgewicht.
3. betere beschikbaarheid van veel nieuwe behandelmethoden, die zeer kostbaar
kunnen zijn, maar desondanks in sommige gevallen als wenselijk kunnen worden
gezien en dus vergoed moeten worden.
4. behoefte van jongere generaties, zoals de ‘babyboomers’ aan meer comfortabeler
zorg in vergelijking met vorige generaties
5. beperktere beschikbaarheid van gelden door een relatief kleiner aantal werkenden
en premie-betalers
6. beperktere beschikbaarheid van voldoende getraind personeel door parttime
werken en andere carrièreplanning van behandelend personeel
7. achterblijvende stijging van de productiviteit van de zorg t.o.v. de rest van de economie
8. Een betere diagnostiek leidt tot een eerdere vaststelling van ziektebeelden.
Hoewel de effecten van deze trends nog niet overal zichtbaar zijn in Nederland, zijn
er nu al enkele symptomen, waaronder het toenemende tekort aan personeel in de
zorg, de toenemende discussies over de betaalbaarheid en solidariteit in de zorg en de
blijvende vragen over de kwaliteit.
De gezondheidszorg biedt stijgende werkgelegenheid, maar functies voor hoogopge-
leiden blijven beperkt.
Sinds 2002 is de zorg de belangrijkste bron van werkgelegenheid in Nederland en het
aandeel van de zorg in de totale werkgelegenheid neemt nog steeds toe. (RIVM, 2010).
Al met al gaat het om zo’n 870.000 banen. Hoewel in de zorg veel hoger opgeleiden wer-
ken, neemt het aantal functies voor
hoogopgeleiden niet toe. Hoogtechni-
sche functies vindt men bij behande-
laars (artsen), als ook in de ontwikkeling
van geneesmiddelen en medische ap-
paratuur. Deze laatste categorieën zijn
bijzonder interessant voor Nederland,
omdat het hier ook een exportpositie
betreft. (zie overzicht banen in gezond-
heidszorg; bron: RIVM 2010)
Banen in gezondheidszorg in NL
64000
156000
9600076000
197000
6400063000
eerste lijn
verplegingverzorginggehandicaptenzorg
thuiszorg
ziekenhuizen
GGZ
Preventie, ARBO,GGD
Ontwikkeling technologie in Nederland neemt afNederland telt circa 250 biotechbedrijven, waarvan de meesten met minder dan 10
werknemers en ruim 40 bedrijven met 11 tot 25 mensen. Er zijn maar enkele bedrijven
met meer dan 50 werknemers, zoals Synthon, Crucell, Galapagos en Genmab.
Naast bedrijven waar wel R&D in Nederland wordt bedreven, worden de afdelingen
onderzoek en ontwikkeling (R&D) van Organon en Solvay waarschijnlijk gesloten. Met
het verlies van in totaal bijna 2500 banen gaat 8% van de R&D capaciteit van de
sector in Nederland verloren. Ook Fornix Biosciences in Lelystad, producent van anti-
allergieproducten is verkocht aan het Deense ALK. En vaccinmaker Crucell in Leiden
staat op het punt op te gaan in Johnson & Johnson. Hoewel deze laatste bewegingen
wellicht niet tot banenverlies hoeven te leiden, is kostenbesparing voor overnemende
partij vaak aan de orde.
Top instituut PharmaIn 2006 werd het Top Instituut Pharma opgericht (TI Pharma). Hier worden hoogwaardige
technologieën ontwikkeld door zo’n 200 universiteitsmedewerkers, samen met
200 onderzoekers uit het bedrijfsleven. Zoals gebruikelijk bij de ontwikkeling van
medicijnen, vergen de studies meerdere jaren (5-10 jaar) en zijn er inmiddels de
eerste resultaten van onderzoek, vooral betrekking hebbend op de lijst van ‘priority
medicines’, zoals door de WHO gedefinieerd. De financiële steun aan TI Pharma dreigt
eind 2011 stopgezet te worden.
2. R&D in gezondheidszorg is nodig en leidt tot groei:de sterkte van NederlandR&D in gezondheidszorg is essentieel. Niet alleen voor de oplossing van de problemen
van de Nederlandse gezondheidszorg, maar dit onderzoek kan vaak juist wereldwijd
worden ingezet. De problemen in de zorg zijn in veel westerse landen gelijksoortig.
Hierdoor kan technologie juist een belangrijk exportproduct worden.
Nederland heeft een groot aantal klinische, wetenschappelijke en technologische
sterktes in huis, zoals kennis op gebied van vaccins en gentherapie.
Het gevaar is dat deze sterktes verdwijnen, door het verdwijnen van instituten en
R&D afdelingen. Juist wanneer hoogwaardige werkgelegenheid in de zorg wordt
nagestreefd, is het van belang deze sterktes juist uit te breiden.
Ω Ω42 43

Nederland kent tevens een sterk ontwikkelde medisch technologische branche, met
bedrijven als Philips, Nucletron, Esaote en zo’n 1400 andere grote en kleine spelers.
Enkele voorbeelden van sterktes van Nederland zijn:
• Medische beeldvorming in meerdere modaliteiten: X-ray, MR-I, Echografie,
toegepast o.a. in de Oncologie
• Mechatronica, met grote potentie voor minimal invasive cure, Dotteren, Ablatie
• Chemie: tissue engineering en Nano chemie, welke competenties nodig zijn om
non invasive cure zoals Targeted drug delivery en stamceltherapie uit te voeren
Focus brengt succes..
Speerpunten voor Nederland
Om Nederland rol van betekenis te laten vervullen bij ontwikkeling van geneesmiddelen
en medische technologie is focus nodig. Nederland kan een leidende positie verwerven
in verschillende gebieden van de gezondheidszorg. De gebieden oncologie en healthy
aging bieden vanwege de al gevestigde kennis en de grote (financiële en emotionele)
impact daarvoor bijvoorbeeld goede mogelijkheden.
1. OncologieOncologie is een van de belangrijkste toepassingsgebieden van medische technologie,
waaraan ook nog veel behoefte bestaat, want kanker is in het Westen de doodsoorzaak
nr1, met wereldwijd elk jaar 25 Miljoen nieuw gediagnosticeerde patiënten.
Een belangrijk focusgebied voor Nederland zou kunnen zijn de combinatie van vroege
diagnostiek en zgn. image-guided minimal invasive treatment delivery. Hierbij wordt
zeer precieze diagnose gesteld en tumor met precisielasers behandeld, waardoor min
mogelijk gezond weefsel verloren gaat. Onderzoek op gebied van real-time image
guidance gedurende treatment met behulp van ultrasound en met behulp van PET
scans leveren hier veel mogelijkheden.
Naast de bestaande grote kankercentra NKI-AvL, AMC, Leiden, Radboud Nijmegen,
Daniel den Hoed Kliniek Rotterdam zijn er de 8 Integrale Kankercentra. Samenwerking
met R&D organisaties in de industrie (Philips, Nucletron, Milabs etc. ) en Technische
Universiteiten kan Nederland een duidelijke voorsprong op gebied van Oncologie
geven.
Vorming van een TopInstituut Oncologie zou de krachten bundelen van de universiteiten
en anderen die met R&D op dit gebied in Nederland actief zijn. Dit instituut zou ook
mogelijkheden voor kansrijke technologieën kunnen nagaan, zoals protontherapie.
Extra investeringen 150 Mln. Euro, extra banen ca. 5.000+.
2. Healthy AgingHealthy aging is een bijzonder breed onderwerp, dat vooral gericht is op het gezond
ouder te laten worden van de populatie. Hier valt direct op dat meer dan de helft van
de kosten van gezondheidszorg uitgegeven wordt aan een drietal chronische ziekten
(Hartziekten, COPD en Diabetes), die vooral bij ouderen voorkomen. De kosten worden
vooral veroorzaakt door de zgn. ‘escalaties’, waarbij men een complicatie krijgt en
opgenomen moet worden. Vaak is deze complicatie te voorkomen door het lichaam
met eenvoudige technologie in de gaten te houden en tevens de leefstijl waar nodig
aan te passen.
- Telemonitoring van oudere patiënten en risicogroepen kan ingevoerd worden om
zo het aantal escalaties, de ernst en de benodigde behandeling daarvan sterk
terug te dringen. In onderzoek is verkorting van verblijf in ziekenhuis na hartfalen
aangetoond van 15 dagen naar 11 dagen gemiddeld. Dit leidde tot een besparing
van 27% in kosten van een escalatie (zie Cleland, 2005). Op de € 12 Miljard
uitgegeven aan hartziekten zou een dergelijke besparing enorm zijn.
- Doe ervaring op grote schaal op met efficiencyverhogende technologieën, die
tevens meer verantwoordelijkheid in handen van de patiënt leggen. Belangrijk
hierbij is een significante pilot te doen (minimaal enkele tienduizenden patiënten)
of een afgebakend geografisch gebied aan te wijzen, waarin de nieuwe technieken
verplicht toegepast worden en duidelijke resultaten gemeten kunnen worden.
Investeringen 100 Mln. Euro, extra banen 10.000.
3. Private gezondheidszorg Nederland blijft een van de weinige landen in de EU, waar private gezondheidszorg
nauwelijks voorhanden is, terwijl er een groeiende groep is, die voor extra zorg of
snellere zorg extra wenst te betalen. Zoals in de landen om ons heen ervaren, leidt
private zorg niet tot kostenverhoging, maar tot een betere verdeling van kosten en
efficiëntere zorg.
Focus op de bovenstaande zaken zal initieel een investering vergen. Met een top
instituut is ongeveer 200 Mln. Euro gemoeid over een 4-jaars periode. Bedrijven en
Universiteiten betalen bij TI Pharma elk een kwart, met daarbij de overheid de andere
helft. Een ontwikkeling van een topinstituut biedt direct 400 banen, maar zal door
spin-off van andere medische technologiebedrijven minimaal 5.000 hoogwaardige
arbeidsplaatsen kunnen opleveren.
Ω Ω44 45

4. Conclusies en aanbevelingen Zowel voor medische technologie (focus: oncologie) als voor healthy aging wordt de
kennis best opgebouwd en gedeeld in speciale instituten. Resultaten zijn producten
en technologieën, waarmee Nederland een leidende rol kan innemen en aan de snel
stijgende wereldvraag kan voldoen. Aanbevelingen zijn dan ook:
- Versterk de rol van TI Pharma en open een Top Instituut voor medische technologie
(Oncologie) en Healthy Aging (Chronische ziekten). Breng hierbij tevens focus aan
in de aandachtsgebieden van universiteiten en maak een duidelijke verbinding
tussen TU’s en Medische faculteiten.
- Stimuleer met starterprogramma’s de spin-offs van deze topinstituten
- Voer programma’s in voor healthy aging om proeven op grotere schaal te doen,
zoals met telemonitoring
- Onderzoek het stimuleren van private zorg op verschillende terreinen, inclusief het
leveren van meer uitgebreide zorg.
- Een verdere ontwikkeling van medische logistiek, waar snelheid, precies,
betrouwbaarheid etc. van levensbelang zijn.
Ω Ω46 47
Referenties:
RIVM 2010; Cleland 2005 Journal of the American College of Cardiology.
2005; 45:1654-1664, doi:10.1016/j.jacc.2005.01.050

Samenvatting De Informatie- en Communicatie Technologie sector levert aan vrijwel alle sectoren
in de samenleving een bijdrage, en het wordt overal als ‘powertool’ toegepast.
Banken, overheid, industrie, dienstverleners etc. kunnen niet buiten een goede ICT
infrastructuur en ‘state-of-the-art’ toepassingen. Nieuwe ontwikkelingen bieden
kansen op verhoogde concurrentiekracht en groei, zoals Cloud Computing, Smart
Grids, Mobiele toepassingen, Gaming etc.
Ω denkt dat ons land met investeringen in een gemoderniseerde ict infrastructuur voor
de overheid, het aanleggen van glasvezelinfrastructuur in het hele land in een hoger
tempo en het bevorderen van het ontwikkelen van toepassingen, ook in de mobiele
sfeer, de komende 10 jaar meer dan 150.000 banen kan scheppen; daarnaast bieden
nieuwe technologieën groei mogelijkheden in de economie ter waarde van € 90 miljard
of meer tot 2030.
Ω merkt op dat er wel initiatieven onderweg zijn, al laat het tempo van veranderingen
ernstig te wensen over. Een aantal conclusies:
1. Cloud Computing voor de overheidIn het geval van Cloud Computing betreft het een structurele ingreep in de informatie-
infrastructuur van alle overheden van ons land en mogelijk maken van een andere wijze
van werken. Situatie: De nieuwe regering heeft via het samenvoegen van ministeries
de aansturing van een aantal kennisgebieden en complexe issues in ons land anders
verticaal opgehangen. Er zijn 5 ministeries minder met als intentie slagvaardiger
te kunnen zijn bij het regeren. Toch is het als maatregel ons inziens in het licht van
hierboven beschreven hoognodige “kanteling” nog incompleet. Wij stellen voor via
betere informatie- en communicatiekanalen via o.a. cloud computing de mensen beter
in horizontale ketens over afdelingsgrenzen op elkaar aan te sluiten en samen te laten
werken. Immers het primaire proces van alle overheidsdienaren is gestoeld op het
analyseren, veredelen en delen van informatie en kennis. De systemen en organisaties
hoeven dus niet vervangen te worden of vernieuwd maar moeten beter voor elkaar
toegankelijk worden en zinvol gekoppeld.
Ω Ω01 49Ω01Ω48
ICT ICT

2. Glasvezelinfrastructuur in het hele land Iedereen is het er over eens dat een met optische vezels ‘verglaasd’ Nederland een
grote stimulans zal zijn voor onze economie. Productiviteit gaat omhoog, onnodig
reizen (voorkoming files, uitstoot) wordt voorkomen, innovatie zal plaatsvinden door
mogelijkheden die de techniek van vandaag niet biedt. Echter, Ω constateert dat het
gewenste tijdstip (2018) om in Nederland ca. 80% van de huishoudens en bedrijven
van glasvezelaansluitingen te hebben voorzien, niet gehaald gaat worden, door het
ontbreken van de capaciteit dit aan te leggen, en door de verticale versnipperde
aanpak. Met de huidige stand van zaken wordt dit pas in 2030 bereikt. Dat betekent
het niet kunnen realiseren van extra economische groei ( de schatting is 0.5 % per jr.)
ten gevolge van glasfiber aanleg gedurende 12 jaar, hetgeen wordt geschat op een
bedrag van in totaal € 45 miljard. Om toch te versnellen is wet en regelgeving van de
overheid nodig die de fysieke onderlaag voor de aansluitnetwerken afsplitst tot en
nutsfunctie in het hele land.
3. Toepassingen/Mobile Computing/Smart GridNaast de vereisten van een overal en altijd beschikbare en snelle infrastructuur,
bestaande uit hardware/software en communicatiestructuren, zijn het uiteindelijk de
toepassingen die het verschil zullen maken in productie, dienstverlening enzovoorts
is Ω van mening dat het investeren in innovaties op het gebied van toepassingen
noodzakelijk is waarbij men kan denken aan toepassingen in de kern gebieden waar
Nederland sterk in is, om die positie te behouden. Daarnaast zijn groei gebieden als
Gaming interessant en succesvol. Er is een Nederlandstalige software markt (op dit
moment ligt de waarde op ca. € 17 miljard per jaar)8, deze biedt vele kansen voor groei
van omzet en werkgelegenheid. Investering in toegepast onderwijs is nodig, o.a. in het
Mobile Computing segment, want daar ontstaat een nieuwe zg. APP-ecologie. Dat
vereist grotere datacommunicatie capaciteit via optic fibers, hogere snelheden, waarbij
de arbeidsproductiviteit significant kan stijgen, tot wel 25%.
Ook Smart Grids behoeven een datacommunicatie infrastructuur waar ICT een
belangrijke rol vervult in het managen van pieken van decentrale opwekking, opslag
van energie, informatievoorziening van/naar de eindgebruiker voor efficiënter
energiegebruik, het terugbrengen van CO2 uitstoot.
ProbleemstellingStrategie: In volwassen, dynamische en succesvolle complexe ecosystemen heeft altijd
een ontkoppeling en kanteling plaatsgevonden van: hiërarchisch verticale autonome
en gesloten functiespecifieke silo’s naar horizontaal aangesloten lagen van generieke
transsectorale aangesloten multidisciplinaire waardeketens.
Dit maakt het mogelijk om veel flexibeler op onderdelen verbeteringen aan te brengen
en te leren van en in te spelen op ook onverwachtse ervaringen, die niet te plannen of
centraal te organiseren zijn.
Een voorbeeld daarvan is de sector transport en logistiek, waar door de invoering
van containers een grote verscheidenheid van inhoud van goederen werd ontkoppeld
van een grote keuze aan transportmiddelen. Hierdoor zijn multimediale horizontale
“netwerken” voor transport ontstaan, zoals bijv. van vrachtschepen à treinen,
duwbakken à vrachtwagens.
Door bovengenoemde kanteling ontstaan een steeds hoger tempo nieuwe combinaties
van:
- samenwerking & concurrentie; binnen & buiten;
- uitbesteden & ‘in huis’ besteden;
- inhoudelijke specialisatie & in waardeketens gekoppelde regie en coördinatie;
Voor een dergelijke bewust aangestuurde strategische ingreep hoeft niet te worden
gereorganiseerd maar wel een andere wijze van samenwerken en extern verbinden,
afgedwongen door leiderschap in het bedrijfsleven en overheid.
Oplossing Cloud Computing: Omega adviseert dit qua beleid de basis te laten vormen voor
de doelstellingen van het kabinet en pleit voor een zogenaamd ‘transformationele
outsourcing’ om in hoog tempo de noodzakelijke veranderingen te bewerkstelligen.
Deze veranderingsuitbesteding zal samenwerken tussen departementen faciliteren en
stimuleren. Nieuwe technologieën gaan nog verder met pay-per-transaction modules
die investeringen soms overbodig maken.
Met geschatte investeringen van ca. 100 miljoen € per jaar, is in de automatisering
van de overheid alleen al een rendement te behalen van ongeveer € 1 Miljard in 4 jaar.
Dat bedrag kan onverkort worden geïnvesteerd in E - Overheid oplossingen waardoor
nog aanzienlijk grotere besparingen te realiseren zijn. Aanbevolen wordt de daarvoor
geschikte taken uit te besteden aan derden, mogelijk een consortium, hetgeen in een
periode van 2-4 jaar moet zijn afgerond. Wat betreft het Nederlandse bedrijfsleven,
stel Ω voor een pakket van fiscaal vriendelijke maatregelen om een vooraanstaande
positie in te nemen qua automatiseringsgraad en dientengevolge concurrentiepositie
van onze bedrijven.
Ω Ω50 51
8 http://www.ictoffice.nl/Files/TER/Dialogic%20-%20ICT~Office%20Dutch%20software
%20sector%202010.pdf

Wat betreft de glasvezelinfrastructuur is nodig: het snel invoeren van wet en regelgeving
voor kanteling en splitsing plus het tijdig definiëren van interfaces en koppelvlakken.
Dat was indertijd ook de kern van het succes van GSM mobiele telefonie. Denktank
Ω adviseert:
1. Wetgeving in te voeren die de bestaande (verticale) koppeling tussen infrastructuur,
distributie en applicaties/content doorbreekt. Door toekomstvaste Infrastructuur
te separeren en deze toegankelijk te maken voor alle netwerk-dienstenaanbieders
wordt concurrentie en een breed productaanbod gegarandeerd.
2. Overleg tussen de in 2 genoemde financiële partijen en de overheid tot stand te
brengen via de “Bijzondere Financieringsunit Overheid”, als elders beschreven in
dit document. Op deze wijze kan door optimale samenwerking tussen partijen een
versnelling in de uitvoering van de glas infrastructuur bereikt worden.
Door de aanleg van de deze lange termijn bruikbare fysieke infrastructuur in het
hele land ter hand te nemen en uit te laten voeren, en denken wij dat dit in 2020 kan
worden afgerond. Op dit moment is slechts 4% uitgerold voor de FttH aansluitnetten,
hetgeen betekent dat wijziging in de regels nu nog zeer goed mogelijk is. Benodigde
kennis en kunde dient te worden ingehuurd, op tijdelijke of permanente basis. Extra
werkgelegenheid wordt geschat op direct ca. 10.000 banen in de bouw/aannemerij
en installatiebedrijven; en indirect op ca. 150.000 in dienstverlening, media en
gebruik binnen organisaties op basis van ICT innovaties en werken volgens nieuwe
businessmodellen (mede gebaseerd op o.a. schattingen van de EU en van het
Nationaal Breedband Netwerk project van de Australische regering).
Nadelen/beperkingenEen nadeel kan de gevestigde cultuur/leiderschapstijlen zijn die hebben geleid tot
een verticaal versnipperde ICT infrastructuur. Computersystemen dienen toegankelijk
gemaakt te worden. Samenwerkingsondersteuning en beveiliging speelt daarin een
belangrijke rol. Er moet dus ook in de ICT infrastructuur worden gekanteld, gesplist en
horizontaal op elkaar aangesloten in waardeketens die doorlopen tot in de bedrijven,
kantoren en woningen.
Intersectoraal belang1. besparing energie, vermindering CO2, efficiënter gebruik arbeidsuren, productivi-
teitstijging per werknemer, door invoeren telewerken;
2. in de energie sector zal ICT ingevoerd worden door tweezijdige energie voorziening
te implementeren, alsmede energieopslag en smartmeters;
3. in de transportsector kan de ketenregie alleen worden ingevoerd indien er
a. een samenwerking ontstaat tussen de havens van Rotterdam, Antwerpen,
Amsterdam en Bremen/Hamburg;
b. de investeringen te vergroten om een meerwaarde van 7 miljard Euro te borgen
tegen 2020; bij het huidige investeringspeil van 6 miljoen per jaar zal dat niet
lukken;
4. in de gezondheidszorg de ict kennis bundelen in een cross sectorale benadering
van huisarts tot specialist door middel van smartcards, logistieke oplossingen,
centrale inkoop e.d.
De Denktank Omega stelt voor dat strategie, invoering en uitvoering van ICT projecten
in ons land voor worden bepaald door een bestuursstructuur naar een voorbeeld zoals
die in Singapore met succes opereert. Daar leidt de iDA, inclusief de Rijks CIO de
vernieuwingen op dit gebied:
http://en.wikipedia.org/wiki/Infocomm_Development_Authority_of_Singapore
Dit is een Agentschap met mandaat van de Regering aldaar, die behalve het formuleren
van het beleid ook inhoudelijk toeziet op R&D en op uitvoering van de regelgeving
(zoals OPTA) bij ons. De ICTU kan hierin opgaan en ICT Regie wordt in ons voorstel niet
opgeheven maar gesplitst in twee delen:
• ICT Autoriteit (strategie)
• ICT Invoering (tactisch beheer, change management, R&D), ook voor overheid zelf.
En de uitvoering wordt belegd via aanbesteding bij bedrijven (consortia),
projectbureaus, dienstverleners.
Ω Ω52 53

Samenvatting Een randvoorwaarde voor het verbeteren van de concurrentiepositie van Nederland is
Onderwijs en Onderzoek. Bruikbare vakkennis, snel verder kunnen blijven ontwikkelen
van producten & diensten en Blijvende Ontwikkeling (Education Permanente) is de
sleutel tot een welvarende toekomst. Gezien de opkomst van kennis economieën in
het Verre Oosten een bijzondere uitdaging. In plaats van bezuinigen op onderwijs en
onderzoek, adviseert Ω te investeren in hogere kwaliteit in beroeps- en academisch
onderwijs + R&D. Dit is de beste investering die we kunnen doen. Die investering
wordt gefinancierd door het terugdringen van uitval, mogelijk maken van private
financiering, sponsors uit het bedrijfsleven. Door beter Onderwijs en Onderzoek
worden naar schatting ca. 50-100.000 banen gecreëerd in verschillende sectoren met
een toegevoegde waarde van € 4 miljard voor onze economie en samenleving. Daarbij
is het een factor om buitenlands talent aan te trekken.
AanleidingNederland wil terug in de top 20 van Universiteiten, een betere aansluiting op vervolg
onderwijs, een mogelijkheid bieden om zich blijvend te ontwikkelen. De volgende
ideeën brengt Ω naar voren:
Oplossingen1. Permanente Educatie als wettelijk verplicht onderdeel van arbeidsvoorwaarden,
waaraan werkgevers en werknemers een financiële bijdrage leveren, gesteund
door fiscaal vriendelijke regelingen; samen investeren in de toekomst.
2. Een sterkere nadruk op Private Financiering van Onderwijs door het instellen van
meer Leerstoelen, door privé personen en bedrijven; zo ook door belanghebbenden
in voortgezet middelbaar en hoger onderwijs. Belanghebbenden kunnen dan als
eerste keus hun vacatures voorleggen aan de studenten/scholieren. Tevens wordt
het mogelijk docenten aan te trekken op het hoogste niveau, zodat op elke vorm
van onderwijs de term vakmanschap opnieuw intrede doet. Kwaliteit overleeft. In
Singapore trekt men de beste hoogleraren aan tegen aanzienlijke vergoedingen. De
pay-off is daar blijkbaar evident9. Verstrek aantrekkelijke fiscale tegemoetkomingen
aan stichtingen, privéfoundations hetgeen geldstromen richting Onderwijs mogelijk
maakt.
Ω Ω01 55Ω01Ω01Ω54
Ond
erw
ijs e
n O
ndez
oek Onderwijs en Onderzoek

3. Onderwijs dient tevens de uitdaging te bieden zich verder te ontwikkelen,
juist waar wij streven naar een hoogwaardige kennis economie. Dat vereist
aansluitingsmogelijkheden op een hogere vorm van onderwijs. Alleen op deze
manier is onderwijs uitdagend en lonend.
4. In deze gedachtegang past uitstekend de vorming van excellente studieprogramma’s
waarbij niet een bepaalde groep wordt geselecteerd als een soort bijzonderheid,
maar het algemene niveau wordt verhoogd. Ons meetsysteem biedt voldoende
mogelijkheden tot differentiatie.
5. Selectie aan de poort is noodzakelijk. Te lang hebben wij geleefd met de gedachte
dat hoger onderwijs vrij toe-gankelijk moet zijn. Dat levert middelmatigheid op,
met hier en daar uitzonderingen. Die uitzondering moet de nieuwe norm worden.
Het testen, monitoren en begeleiden van leerlingen/studenten dient plaats te
vinden vanaf 12 jr. Een betere kennis van jezelf leidt tot betere keuzes, voorkomt
teleurstellingen.
Regionale specialismen. Het moet mogelijk zijn om zich verder te bekwamen in
bepaalde vakgebieden die op een andere onderwijsinstelling een specialisme zijn.
Op die manier is er toegang tot de hoogst mogelijke vorm van onderwijs tegen
aanvaardbare kosten. Niet zinnig is het om onderwijsinstellingen met elkaar te laten
concurreren, er ontstaat versnippering van middelen, zowel aan de personele als
aan de financiële kant.
6. Financiering van deze plannen moet komen uit het terug-dringen van de
kosten studie-uitval. Die bedragen naar schatting ca. 6 miljard € per jaar en is
onaanvaardbaar. De kosten om dit terug te brengen naar ca. 1-1.5 Miljard € zijn
laag. Deze bedragen per jaar ca. € 150-200 Miljoen waarbij naar 3-5 jaar een
bedrag van 4.5 Miljard € vrij valt. Dat bedrag moet opnieuw in onderwijs en research
worden geïnvesteerd. Concreet voorstel: De hoge uitval op het niveau VMBO/
MBO vraagt om een rigoureuze aanpak. Het voorstel is kernen te vormen van
net gepensioneerde leerkrachten en vroeg uitgetreden ervaringskrachten uit het
bedrijfsleven die tegen een beperkte vergoeding een gedefinieerde be-geleiding
van een groep voor hun rekening nemen. Dezelfde oplossing zou kunnen gelden
voor allochtone groepen waar-mee samenhorigheid in de maatschappij wordt
bevorderd.
7. Universiteiten: Meer diversiteit door de Topspecialiteiten te benoemen. Om meer
Bèta gerichte R&D te stimuleren en tijdens het werk te leren van de ervaringen geld
ter beschikking stellen aan en van mensen die rechtstreeks vanuit de Universiteit
met een eigen bedrijf zijn begonnen. Bijvoorbeeld net zoals bij de Gaming, ook een
ecologie voor APPs inrichten.
8. De verdere Kennisinfrastructuurontwikkeling met behulp van ICT dient
gecentraliseerd en efficiënt te geschieden in SURF verband. Ons voorstel
zou zijn de ICT voor elk type onderwijs operationeel uit te besteden, waarbij
schaalgrootte en eenduidige systemen zullen leiden tot kennisuitwisseling, meer
mogelijkheden om specialismen te bedrijven, kennis te verhogen, zonder grote
investeringen. Op dit moment opereren de onderwijsinstellingen en faculteiten als
silo’s, als individuele operationele eenheden. Een besparing zal hier zeker kunnen
plaatsvinden. Gegevens daarover zijn nog niet beschikbaar. Bovendien is er
dringend behoefte aan meer en beter opgeleidde ICT specialisten en leading edge
netwerk ingenieurs. In hun opleiding moet dringend geïnvesteerd worden.
9. Nadelen. De huidige cultuur staat moeizaam veranderingen toe die op gerichte
wijze als gevolg van keuzes het kennis niveau moeten verhogen, waarbij
de beroepsgroepen niet mogen worden vergeten. Naar het inzicht van Ω is
het noodzakelijk het denken over onderwijs tevens te belichten vanuit het
belangenperspectief van de Nederlandse samenleving in economische zin. De
bewustwording van deze noodzaak is een eerste vereiste om de verandering op
gang te brengen. Daarnaast is het van het grootste belang om zich te realiseren
dat de wereld buiten Nederland of Europa, in een zeer hoog tempo zich aan het
ontwikkelen is. Slechts gewezen hoeft te worden op bijvoorbeeld het hoge aantal
ingenieurs van China en India jaarlijks afleveren, beter bekend als de ‘Kennis-
Tsunami’. De hoogste tijd om te schakelen.
10. De denktank Ω adviseert om alle scripties in HBO en WO te digitaliseren in een
open website. Dit leidt tot verbetering van het kennisniveau van bedrijfsleven en
overheden en dat studenten en onderwijs meer en beter verbonden worden en
meer gaan samen denken en samenwerken op allerlei onderzoeksterreinen met
als uiteindelijk doel tot verbeteringen in welvaart en welzijn.
Rotterdam, 7 December 2010
Ω Ω56 57
9 In Singapore ontbrak het aan lokale topwetenschappers; in Nederland is dat wel beschikbaar.

Zonneterp:Alle nutsvoorzieningen worden in de stadwijk zelf opgewekt, de kosten bedragen 10%
van wat nu op basis van fossiele brandstoffen aan de bewoners in rekening wordt
gebracht voor winterwarmte, zomerkoeling, elektriciteit, drinkwater, rioolbelasting en
vuilafvoer. Dit is een puur Nederlandse combinatie van technieken.
PhotoVoltaisch:Helianthos: Een zonnefolie op basis van de klassieke amorf silicium zonnecel zoals op
de Universiteit Utrecht ontwikkeld, maar dan volautomatisch in-line geproduceerd,
zodat de kosten van een PV-dak niet hoger zijn dan die van een standaard pannendak.
70 m wekken de jaarlijkse elektriciteitsbehoefte op van een Nederlandse woning.
Biomassa Energieteelt:Ingrepro in Barchem is het enige bedrijf dat, op kleine schaal, winst maakt met de teelt
van algen. Het vorige ministerie LNV heeft algen als varkensvoer niet toegestaan. Hef
dit verbod op. De techniek lost een mestprobleem op en het varkensvlees krijgt een
Ω-3 vetzuurgehalte.
Vergassing:Akzo Nobel, Albemarle, ExxonMobil en Shell Global Solutions International B.V.) en
Nederlandse universiteiten voor de ontwikkeling van katalytische vergassing van
landbouwafval naar waterstof.
Biomassa-Waterstofomzetting:Nedstack: Het grootste brandstofcel bedrijf van Europa, gegroeid uit samenwerking
van Akzo Nobel en ECN, kan Nederlandse taxi’s en stadsbussen op waterstof laten
rijden, voor lagere kosten dan fossiele brandstof (excl. belasting?).
Vergisting:Agri MoDEM heeft de helft van het reactorvolume, geen warmtebehoefte, bijna zuivere
methaanopbrengst, terugwinning van nutriënten.
Biomassa naar dieselBiofuel BV heeft een proces voor omzetten van biologisch restafval inclusief GFT in
biodiesel van hoge kwaliteit. Het proces is in een proeffabriek van TNO met succes
getest en gereed voor opschaling
Ω59Ω01Ω01Ω01Ω58
Appendix A - EnergieBijlage: Kansrijke initiatieven op het gebied van energievoorziening

Invoering Smart Grids voor tweerichting Elektra:Voor distributief opwekking, verrekening en distributie van elektrische energie.
Vervlechting van ICT netwerken en sterkstroomnetten tot en tot in de woonhuizen.
Geschatte investering 10 miljoen/jaar.
Invoering Smart Grids voor Waterbeheer: Experimenten per gemeente, export mogelijkheden. Meetnet/distributienet tegen
verspilling van hoge kwaliteit drinkwater. En aanleg tweerichting buizenstelsel voor
decentrale opvang en distributie van regenwater (lagere kwaliteit voor bijv. was en
gewas). Investering 2 miljoen/ jaar.
Verdere invoering gebruik van Open Source Software: Betere kwaliteit en lagere kosten. Werkgelegenheid voor ontwikkelgroepen. Investering:
2 miljoen/jaar
Invoering van gebruik van Groene ICT:Via DHO, Stichting ‘Green ICT’, besparingen, knowhow, verlaging CO2 uitstoot.
Investering: 5 miljoen/jaar
Invoering en stimulering van structuren voor ‘Connected Professionals’ Waardecreatie in “co-laboratoria” en in vormen van het “nieuwe werken”; Open
inclusieve communities met aantrekkingskracht (PULL). Investering 4 miljoen/jaar.
Ω61Ω01Ω01Ω01Ω60
Appendix B - ICTLijst van urgente overheidsinvesteringen in ICT:

Drs. Rob M. Westerhof
Opleiding: Bedrijfseconomie Erasmus Universiteit Rotterdam,
Post Graduate Harvard Business School.
Gastdocent Harvard Business School, Columbia University New York, Yale University,
New Heaven Univ. Chinese University HongKong, Boardmember CEIBS,
Shanghai Business School.
Professionele carrière: Philips: diverse posities in divisies Computers,
Telecommunicatie, Medische Systemen,
CEO Philips China(Azië), CEO Philips Noord Amerika.
Thans commissaris bij beursgenoteerde en private bedrijven in Nederland, Duitsland,
Hongkong, China. Business Ambassadeur van de Hongkong regering.
Mr. Bernard F. ScheffensManaging Director iBSC en Partner eXcellerate Consulting
Achtergrond: jurist, studeerde Internationaal Recht aan de Universiteit van Utrecht;
Professionele carrière: IBM Nederland in 1984 in diverse nationale en internationale
sales en staf functies, laatstelijk voor IBM Europa.
Lid van directie EDS Nederland en Vice President Sales & Business Development;
EMEA Account & Operations Director Manpower voor een HR Outsourcing project
in Zuid-Europa voor Global IT player; EMEA Director Sales & Marketing voor UK
IT Services bedrijf in Bruxelles; Managing Director iBSC en Partner eXcellerate
Consulting.
Prof. Ir. Jaap van TillNetwerkarchitect en onafhankelijk adviseur computernetwerken Stratix Consulting;
Lid van de Wetenschappelijk Technische Raad, Lid van de Stichting SURF
Elektrotechnisch ingenieur en emeritus hoogleraar corporate networks &
internetinfrastructures TU Delft; Emeritus lector HAN in Arnhem/Nijmegen,
netwerkontwerp en implementatie bij Akzo-Nobel; Telecom wet en regelgeving.
Betrokken bij ontwerp en invoering van de verschillende fasen van SURFnet, het
“interne internet”, t.b.v. de kennisinfrastructuur in Nederland.
Bij Stratix architect van een aantal zeer grote interne netwerken van bedrijven en
ministeries.
Ω63Ω01Ω01Ω01Ω62
Leden Denktank Ω

Ir. Theo F.M. SteinebachDirecteur/Eigenaar TMFS Vastgoed BV
TU-Delft Civiele Techniek,afgestudeerd in 1970
Werkervaring: Ballast Nedam nationaal als internationaal
NBM-AMSTELLAND
Arcadis
Mr. Willem Vunderink Partner KPMG Meijburg
Studeerde fiscaal recht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Van 1996 tot en
met 2008 was hij werkzaam in de internationale belasting-adviespraktijk bij Ernst &
Young in Rotterdam, Londen en Amsterdam. Vanaf 2009 is hij bij KPMG Meijburg
& Co partner en verantwoordelijk voor de M&A Tax praktijk te Amstelveen. Naast
internationale fusies en overnames is Vunderink gespecialiseerd in Private Equity.
Naast zijn werkkring belastingadviespraktijk betrokken bij diverse initiatieven om
het Nederlandse bedrijfsleven en investeringsklimaat te versterken. Initiatiefnemer
en voorzitter van de Stichting Portal Holland, een in 2010 opgericht platform om
alternatieve liquiditeit uit het buitenland beschikbaar te stellen voor Nederlandse
bedrijven. Als docent verbonden aan de International Tax Academy van het
International Bureau of Fiscal Documentation te Amsterdam. Daarnaast geeft hij
frequent lezingen en trainingen over fiscale aspecten van internationale fusies &
overnames waaronder de jaarlijkse Masterclass Fusies en Overnames van Business
Universiteit Nyenrode.
Drs. Jac M.B.M. WarmerdamDirecteur Stichting Agro & Co Brabant en Agro & Co Kapitaalfonds B.V.
Jac Warmerdam is sinds 2004 directeur van Agro & Co, een economische
ontwikkeling- en investeringsmaatschappij voor de agro/food sector en groene ruimte
van Brabant. Daarvoor was hij werkzaam als adjunct-directeur/hoofd ontwikkeling &
innovatie van NV Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM), directeur Advanced
Public Transport Systems B.V., bestuurder Stichting Platform Hoogwaardig Openbaar
Vervoer, directeur Stichting Intensivering Scholing door Onderwijsinstellingen (iSo) en
coördinator arbeidsmarktbeleid Gemeente Tilburg.
Mr. drs. Arnold Stokking
Bedrijfskundige gespecialiseerd in innovatie management heeft rechten en
bedrijfskunde gestudeerd alvorens bij Philips in dienst te treden. Arnold heeft ruim
20 jaar werkervaring in de high tech industrie bij met name Philips en TNO op
diverse leidinggevende functies. Arnold is verantwoordelijk geweest voor sales en
marketing organisaties in Marokko, Kazakstan, Japan en Tsjechië. Arnold heeft een
passie voor innovatie en heeft uit dien hoofde diverse high tech producten naar
de markt gebracht en innovatieve business activiteiten opgestart. Ook is Arnold
gespecialiseerd in het opzetten van samenwerkingsverbanden met name gericht op
technologische en marketing innovaties. Op dit moment geeft Arnold leiding aan de
activiteiten voor industriële innovatie van TNO.
Drs. T.J. van Heesch ex-plv.DG Industrie (EZ), ex-Philips, ex-KPN en ex-BT. Commissaris Brabantse
Ontwikkeling Maatschappij BOM.
17 jaar gewerkt voor Ministerie Economische Zaken waaronder 3 jaar als Directeur
Industriepolitiek voor de OESO in Parijs. Na terugkeer uit Parijs tot Commissaris
Buitenlandse Investeringen benoemd (aantrekken van buitenlandse bedrijven)
alvorens plv.DGI te worden met een Commissariaat bij Fokker Aircraft en de
Maatschappij voor Industriële projecten(MIP; thans Alpinvest); in 1991 naar Philips
gegaan als senior Director Europe, vervolgens naar KPN en tenslotte de jaren,
tot pensionering bij British Telecom als lid RvB van Syntegra (Internationale ICT
dienstverlener met hoofdkantoor in Londen) en tenslotte Algemeen Directeur
Centraal- en Oost Europa.
Drs. Ruud SleijffersLaatste functie: CEO Royal Philips in Regio Europa/Midden Oosten/Afrika
33 Jaar Philips waarvan 15 jaar in Azië (Japan, Korea, Hong Kong /China
Nevenfuncties: Coach “Top Executive Coaching“;
Voorzitter Raad van Commissarissen “One2Many“
Member International Executive Education Board “Nyenrode University”
Ω Ω64 65

Drs. Aart J. HouwinkOnafhankelijk financieel consultant en ex-bankier
Aart Houwink is onafhankelijk financieel consultant. Hij is werkzaam op het gebied
van Strategie, Financiële Structurering, Aantrekken van Eigen of Vreemd Vermogen en
Kapitaal Management. Hieraan voorafgaand werkte Aart Houwink voor ABN AMRO
Bank en Royal Bank of Scotland. Hij begon zijn loopbaan binnen het Nederlandse
kantorennet van de bank tot hij in 1990 verantwoordelijk werd voor de internationale
klanten van ABN AMRO in New York. Na zijn verblijf in de V.S. werd hij in 1994 Adjunct
Directeur Corporate Finance / M&A in Amsterdam. In 2000 werd Aart Houwink
als Managing director verantwoordelijk voor de e-Commerce strategie van de
Wholesale Bank van ABN AMRO. Na deze functie werd hij hoofd van het wereldwijde
management van de top klanten van de bank in de Technologie sector. In 2006 werd
Aart Houwink CFO/COO van de Business Unit Global Clients van ABN AMRO.
Drs. Roel M.M. FonvilleVoormalig Senior Vice President, General Manager Philips Healthcare Nederland
Roel Fonville is voormalig Senior Vice President en voorzitter van het bestuur van
Philips Medical Systems Nederland BV in Best. Van 1979 tot 2010 werkte hij bij
Koninklijke Philips Electronics, in research en development, business management
en algemeen bestuurlijke functies in de micro elektronica en de medische apparaten
industrie. Momenteel is hij zelfstandig adviseur en voorzitter van Holland Health Tech
- de Branchevereniging voor de medisch technologische apparatuur industrie, lid van
de Raad van Toezicht van het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen, lid van de
Raad van Commissarissen van het Mikrocentrum in Eindhoven en voorzitter van het
Business Cluster Semiconductors.
Dr. Michiel H. Nijdam Senior Onderzoeker Haven- en Vervoerseconomie
Michiel Nijdam (1975) is sinds 2000 verbonden aan de Erasmus Universiteit, met de
specialisatie haven en vervoerseconomie. Hij is auteur van vele onderzoeksrapporten
en artikelen over havens, vervoer en logistiek. In 2010 gepromoveerd op het onderwerp
‘leader firms in de Rotterdamse haven’. Tevens is hij zakelijk directeur van RHV bv, een
universitaire BV met als doel kennisvalorisatie op het gebied van Regionale economie,
Haven en Vervoerseconomie.
Drs. Elly C.N. HilgemanVerandermanager, procesbegeleider en coach
Opgeleid als klinisch chemicus en bedrijfskundige, jarenlang werkzaam geweest
als manager/directeur binnen de zorgsector. Met name ervaring opgedaan
binnen de context van de universitaire medische centra en de topklinische zorg.
Gespecialiseerd in strategische en governance vraagstukken. Daarbij altijd op zoek
naar dat wat (onderdelen van) organisaties of wat mensen verbindt. De afgelopen
zes jaren werkzaam als vrijgevestigd professional, zowel in de zorgsector als
binnen overheidsorganisaties. Daarnaast sinds 2002 actief als toezichthouder /
commissaris van een aantal grote ondernemingen. Sinds 2008 ook voorzitter van het
toezichthoudend bestuur van de Borstkankervereniging Nederland en als zodanig
verantwoordelijk voor de transitie van klassieke naar eigentijdse patiëntenvereniging.
Drs. Jelle BoonstraManager Transport en Logistiek Nederland
Na zijn studie bedrijfseconomie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam werkte
Jelle Boonstra bij twee grote accountantskantoren als adviseur van bedrijven en
instellingen op het gebied van (fiscale) stimuleringsfaciliteiten en subsidies. Een groot
aantal van zijn opdrachtgevers was actief in transport en overslag van goederen
en logistiek. Sinds 2006 Lid Management Team bij brancheorganisatie Transport
en Logistiek Nederland (TLN) en verantwoordelijk voor de afdeling Collectieve
Belangen. Hij behartigt met een team van beleidsadviseurs, deelmarktsecretarissen
en onderzoekers de belangen van de sector transport en logistiek op nationaal en
Europees niveau. Ondernemen makkelijker maken door beter werkbare wet- en
regelgeving staat daarin centraal. Daarnaast is hij verantwoordelijk voor het opzetten
en uitbouwen van activiteiten van TLN binnen logistiek en supply-chains.
Ω Ω66 67

Drs. M.C. van Gelder Voorzitter Raad van Bestuur Mediq
Marc van Gelder (1961) haalde zijn doctoraal examen bedrijfseconomie aan de
Erasmus Universiteit in Rotterdam (Nederland). Ook voltooide hij de opleiding Master of
Business Administration aan de Wharton School (University of Pennsylvania, Verenigde
Staten). Per 1 december 2005 is Marc benoemd tot voorzitter van de Raad van Bestuur
van Mediq N.V. Voordat hij op 1 januari 2005 in dienst trad bij Mediq was hij onder meer
werkzaam bij McKinsey & Company en Royal Ahold. Hij heeft brede internationale
ervaring op het gebied van retailmarketing, logistiek, IT, strategie en lijnmanagement.
Naast zijn activiteiten bij Mediq N.V. is Marc tevens commissaris bij Maxeda N.V.,
lid adviesraad bij 3i Benelux, lid van het dagelijks bestuur van GIRP (de Europese
koepelorganisatie van farmaceutische groothandels), bestuurslid van The Netherlands-
America Foundation in New York en lid Raad van Toezicht Paleis Het Loo.
Dr. J.J.L. HeinermanDirector Business Development BIOeCON
Dr. Hans Heinerman heeft meer dan 30 jaar ervaring in onderzoek en business
management bij Shell, Akzo Nobel, Albemarle en KiOR (start-up in Houston). Hij
heeft zich zowel beziggehouden met conventionele raffinaderijprocessen voor de
productie van brandstoffen als met onderzoek naar alternatieve brandstoffen. In
zijn laatste functie bij Akzo Nobel was hij zowel in Nederland als in de US hoofd van
de afdelingen waar onderzoek gedaan werd naar katalytisch kraken van aardolie.
Daarna heeft Hans bij Albemarle en KiOR leiding gegeven aan onderzoek en business
ontwikkeling m.b.t. alternatieve brandstoffen. Momenteel is hij als director business
development verbonden aan BIOeCON, een technologiebedrijf in Nederland dat
zich bezighoudt met de ontwikkeling van nieuwe groene brandstoffen en groene
chemicaliën.
Jacques Kemp MBAEx CEO ING Azië Insurance
35 jaar internationale functies bij ING Group, op 3 continenten.
Thans bestuurslid bij diverse ondernemingen en bestuursorganen; o.a. Voorzitter
Netwerk Internationaal Ondernemen.
Dr. Ir. Kees de GooijerDirecteur van de Food & Nutrition Delta
Opleiding Levensmiddelentechnologie bij Cebeco-Handelsraad in de automatisering.
Vanaf 1988 werkte hij bij de leerstoelgroep van Prof. Dr. Ir. J. Tramper, sectie
Proceskunde van Wageningen Universiteit, van 1995 tot 1999 als Universitair
Hoofddocent. Naast onderzoek op het terrein van Dierlijke Celkweek was hij
verantwoordelijk voor de opleiding Biotechnologie. In de periode van januari 1999 tot
april 2000 was hij directeur van het Onderwijsinstituut Technologie en Voeding van
Wageningen Universiteit. In de periode april 2000 tot oktober 2003 was hij directeur
van het RIKILT - Instituut voor Voedselveiligheid.
Van Oktober 2003 was hij binnen Wageningen Universiteit en Researchcentrum
algemeen directeur van de Agrotechnology and Food Sciences Group. Deze bestaat
uit Agrotechnology & Food Innovations b.v., een modern onderzoekbedrijf dat
innovatief, marktgestuurd onderzoek doet voor het bedrijfsleven en de overheid, en
het departement Agrotechnologie en Voeding van Wageningen Universiteit, dat 18
voltijds leerstoelen telt die zich bezighouden met de fundamentele onderzoeksvragen
en met state-of-the-art onderwijs (BSc & MSc in levensmiddelentechnologie, voeding,
moleculaire wetenschappen, biotechnologie).
Dr. Frans CarpayVisiting Professor National University of Singapore and CEO EuroINC Pte. Ltd.
in Singapore
Frans Carpay is fysisch chemicus, gepromoveerd aan de universiteit van Utrecht.
Hij is bijna 40 jaar in dienst geweest van Philips met name in R&D, waarvan
de laatste 20 jaar in diverse directie functies. Vanuit zijn positie in de Philips
International Research Directie is hij in 1993 naar Singapore uitgezonden om daar
in opdracht van de overheid een Research Instituut op te zetten op het gebied van
fabricagetechnologie (vergelijkbaar met TNO-Industrie). Daar heeft hij een netwerk
opgebouwd in bedrijfsleven en overheid, op grond waarvan hij EuroINC heeft
opgezet, een bedrijf, dat Europese bedrijven ondersteunt, die zich vestigen in Azië.
In 2004 is hij benoemd tot deeltijdhoogleraar aan de NUS in Management van
Technologie.
Ω Ω68 69

Ir. Kees DonkerInnovation and Technology Executive for IBM Benelux
Kees heeft een technische achtergrond als Elektrotechnisch Ingenieur (Power
Electronics). Heeft voor diverse multinationale bedrijven gewerkt zoals GTI, DOW
Chemical, ABB en sinds 1995 voor IBM. Bij GTI en DOW Chemical heeft hij gewerkt
als Technical Designer-Engineer alsmede in Ontwikkeling; Bij ABB was hij betrokken
in management functies, gespecialiseerd in Services. Tot op heden is Donker
werkzaam sinds 15 jaar bij IBM in verschillende functies. Voormalig Directeur Global
Services IBM Nederland en daarna 5 jaar als CIO van IBM Global Services EMEA en
als CIO van IBM Global Transformation Executive Services Europa. Sinds twee jaar
vervult hij de rol van Healthcare & Life Sciences en Water Management Executive IBM
Benelux.
Dr. Andre N.H. Nollet ( )Ex-General Manager Central Research Akzo/Nobel
Studeerde cum Laude af aan de Universiteit van Amsterdam in Wis- en Natuurkunde,
Organische Chemie. Promoveerde in 1969. Trad in dienst van Akzo/Nobel in 1970,
waar hij werd benoemd tot Vice President research Chemicals Groep in 1986.
Zijn werk kenmerkt zich door grote passie voor het vak en het marktgericht
aansturen van zijn organisatie. In 1993 werd hij benoemd tot General Manager
Central Research, rapporterend aan de RvB. Daarnaast diende hij als Lid van de
Raad van Advies in diverse instanties, t.w. onder anderen NIOK, TTI en NWO; lid van
de Sociëteit de Unie in Hilversum waar hij Praeses was van de Tafel Innovatie, een
initiatief waaruit Ω is voortgekomen.
J.G.W. Versteijnen MBA MTLAlgemeen Directeur
3e generatie transport en logistiek ondernemer (36) van het gelijknamige bedrijf
Versteijnen Logistics. Van oudsher betrokken bij het ondernemerschap van een
traditioneel familiebedrijf daarnaast 4 jaar ervaring opgedaan bij Cap Gemini in zowel
binnen- als buitenland. Betrokken bij diverse projecten voor Vopak, TNT, Descartes,
etc.
Drs. R.T.M. van BadenVakbondsbestuurder FNV Bondgenoten
Ron van Baden is als vakbondsbestuurder betrokken bij de bedrijven Philips,
NXP Semiconductors, Océ Technology, ASML en de hightech sector in de regio
Eindhoven. Vanuit die betrokkenheid heeft hij veel te maken met aspecten van het
industrie- en innovatiebeleid en in het bijzonder met het arbeidsmarktbeleid. Zijn
overtuiging is om door behoud van kennis en het investeren in mensen industrie voor
Nederland te behouden. Deze overtuiging komt mede voort op basis van de kennis
over de internationale aspecten en internationale ontwikkelingen van zijn werkgebied.
Vanuit zijn hoedanigheid als vakbondsbestuurder is hij ook lid van de SER Brabant.
Ron heeft op persoonlijke titel aan de omega werkgroep deelgenomen.
Ir. G.J.P. van OostenAlgemeen Directeur ZLTO
Gerard van Oosten werkte na zijn afstuderen aan Wageningen Universiteit een aantal
jaren als docent aan de Hogere Agrarische School in Dordrecht en Delft. Vanaf 1988
werkt hij bij de Coöperatieve Tuinbouwveiling Delft-Westerlee w.a. en wordt algemeen
directeur van de uit een fusie ontstane Groenteveiling Westland. In 1995 is hij mede
initiatiefnemer van een fusie van 9 veilingen waaruit The Greenery ontstaat. Vanuit de
Raad van Bestuur van The Greenery maakt hij in 1998 de overstap naar de ZLTO. Een
organisatie die ontwikkelen, vernieuwen en ondernemen voor haar leden als de beste
vorm van belangenbehartiging ziet.
Dr. Ir. E. [Noor] van Andeldirecteur Fine Wire Heat Exchangers, uitvinders “Kas als Energiebron”, “Ademend
Raam”, “Zonneterp”, “Smart Skin”, “HEZEPP” etc.
2008 ontwerper “HEZEPP”, 2007 KIVI-NIRIA speurwerkprijs voor energie, 2002
Eredoctoraat UvA voor Energiefysica, 1985-1999 Directeur Corporate Research
Akzo[Nobel] “Helianthos”, “Solar Dew”, “Nedstack”, medeinitiator algenteelt in
Barchem, 1995-1998 NWO gebiedsbestuur E, 1990 Gouden Hoogewerff medaille voor
energiebesparing in de zware industrie, 1987-1990 KNCV bestuur, 1980-1985 Directeur
R&D Akzo Zout Chemie “Soda vinyl chloride proces”, 1969-1980 Engineering, ICT en
R&D bij Akzo, 1964-1969 Euratom CCR Ispra Directe Energie Conversie “Heat pipes”,
1956-1964 TU Delft fysische technologie, 1949-1956 Gymnasium Hengelo.
Ω Ω70 71

Ir. Kees de GrootEx Vice-President EP research en technologie (Shell international)
Ir. Kees de Groot (1939) studeerde Scheikundige Technologie aan de TU Delft (1962).
Hij werkte vanaf 1963 tot 1999 bij Shell in Nederland, Canada en de USA, op het
gebied van opsporing en winning (EP). Hij begon in de exploratie research, maar was
later o.a. verantwoordelijk voor de operaties in Afrika en het Midden Oosten, en na
de val van de muur in ex-USSR. De laatste 6 jaren was hij vicepresident EP research
en technologie (Shell international E&P, Rijswijk). Na zijn pensionering heeft hij de TU
Delft, het Nederlands Genomics platform en laatstelijk Deltares (voorheen GeoDelft)
) geadviseerd bij het opzetten en leiden van research groepen of instituten. Hij was
o.a. bestuurslid van de Technologiestichting STW, voorzitter van de Raad voor het
technologiebeleid TU Delft en lid van het bestuur van diverse onderzoekscholen
en is bestuurslid van het Dr. Schuermannfonds voor Precambrisch geologisch
onderzoek. Hij is lid van de raad voor wetenschap, techniek en maatschappij van het
KIVI. Vanuit zijn geochemische achtergrond en kennis heeft hij de laatste jaren de
klimaatdiscussie gevolgd en hierover lezingen gegeven.
Floris van den BroekVice President Software Improvement
GroupPresident-Commissaris van IT bedrijf Multrix B.V.
Daarvoor werkzaam bij Philips als Vice President Home Healthcare en Vice President
Telecom. In 1998 startte hij Level 3 Communications in Nederland, waarvan hij tot
2005 directeur was. Voordien werkte hij bij AT&T in de Verenigde Staten als directeur
van het internationale telecom netwerk. Hij is naast zijn werk actief als venture
partner bij Solid Ventures, een high-tech investeringsfonds in Amsterdam. Floris is
gepromoveerd in Informatica aan de TU Delft en is Master of Business Administration
aan de University of California Berkeley.
Dr. Ton Daniels Partner Ernst & Young Belastingadviseurs LLP, Amsterdam
Ton Daniels (1959) is sinds 2001 werkzaam in de internationale
belastingadviespraktijk van Ernst & Young en adviseert met name ondernemingen
in de financiële sector. Van 2000 to 2010 was hij tevens bijzonder hoogleraar
Internationaal Belastingrecht aan de Universiteit Utrecht.
Dr. G.J. JongerdenManaging Director Helianthos bv
Gert Jan Jongerden (1959) is directeur van Helianthos bv, dochteronderneming van NV
Nuon. Na zijn promotie op een onderwerp uit de vaste stof fysica, heeft hij gewerkt van
1987 tot en met 2005 in diverse functies bij Akzo Nobel, laatst als R&D afdelingshoofd
Sinds 1997 tot op heden heeft hij leiding gegeven aan de ontwikkeling van Helianthos’
zonnecelfolie. Helianthos bv werd door Nuon in 2006 overgenomen van Akzo Nobel.
Prof. Dr. Ir. Siem KorverProfessor Economie Universiteit van Tilburg
Opleiding (Msc) en PhD) aan de Universiteit van Wageningen. Van 1979 tot 1989
doceerde Siem Korver aan de Universiteit van Wageningen als Assistent-professor. In
1986 was hij gastdocent als Hoogleraar aan de North Caroline State University.
Na zijn academische periode was Siem Korver werkzaam in diverse management
functies bij Nutreco N.V. In 2001 werd hij Director in de VION Food Group (Vion
N.V.) waar hij momenteel de functie van Corporate Director Public Affairs Food
bekleedt. Siem Korver is parttime Professor Food, Farming and Agri-business aan de
Economische Faculteit van de Universiteit van Tilburg. He is ook verantwoordelijk
voor de module Food, Agri- and Horti-Business van de Executive MBA Food and
Finance van de Nyenrode Universiteit. Siem Korver is lid van verschillende (inter-)
nationale Boards en Advisory Committees in de Agro/Food Sector.
Mr. Jochum HaakmaDirector Business Development at TMF Group
Jochum Haakma is jurist, diplomaat (ex-Consul Generaal in Hongkong en Shanghai)
en een expert op het gebied van handels- en investeringsbevordering. In 2006 werd
hij benoemd tot Director of The Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) bij het
ministerie van EZ. Daar was hij verantwoordelijk voor het aantrekken van buitenlandse
investeringen naar Nederland. Nu is hij Director Group business development bij
TMF Group BV in Amsterdam. Hij is wereldwijd verantwoordelijk voor de business
development en branding (89 vestigingen in 67 landen). Met zijn ervaring, is hij
bestuurslid van verschillende instituten en organisaties gericht op het Verre Oosten,
Voorzitter van het Nederlands Centrum voor Handelsbevordering (NCH) en Voorzitter
van het China Group van de Holland Financial Center (HFC).
Ω Ω72 73

Floris van den BroekVice President Software Improvement
GroupPresident-Commissaris van IT bedrijf Multrix B.V.
Daarvoor werkzaam bij Philips als Vice President Home Healthcare en Vice President
Telecom. In 1998 startte hij Level 3 Communications in Nederland, waarvan hij tot
2005 directeur was. Voordien werkte hij bij AT&T in de Verenigde Staten als directeur
van het internationale telecom netwerk. Hij is naast zijn werk actief als venture
partner bij Solid Ventures, een high-tech investeringsfonds in Amsterdam. Floris is
gepromoveerd in Informatica aan de TU Delft en is Master of Business Administration
aan de University of California Berkeley.
Peter H.P. SieratAlgemeen Directeur Transport & Logistiek Nederland
Na zijn militaire dienst 8 jaar bij een accountantskantoor gewerkt en aan het NIVRA
de studie voor registeraccountant gevolgd. Vervolgens bekleedde hij de functie van
Financieel Directeur bij de fa. Verachtert, een transportonderneming, later eigenaar
via een management buyout.
In 2003 is het bedrijf verkocht aan De Rijke Group te Spijkenisse waar hij lid was van
de directie. en is daar lid van de directieraad geworden. Nadat het afronden van een
Europese Business Unit Liquid Bulk binnen hij De Rijke is Peter per 1 januari 2009
benoemd tot algemeen directeur bij Transport en Logistiek Nederland.
Ω Ω74 75

Casper de LeeuwStudent Marketing Management
Momenteel in eindfase (5e jrs.) en volgt de Master. Heeft een grote passie voor sport
en volgt de politiek en de actualiteit op de voet. Was vorig jaar Chairman van de EFR-
Business Week 2010. Na een stage in Toronto en een periode in Guatemala heeft
hij nu zijn draai weer gevonden in Rotterdam. Zijn droom is om ooit een functie te
bekleden in de wereld van de sportmarketing.
Maarten GroenStudent (4e jrs.) Economie en Bedrijfseconomie
Dit jaar heb ik de studie even stopgezet en ben ik fulltime actief bij de Economische
Faculteits Vereniging Rotterdam waar ik de rol van Secretaris/Vice President vervul.
Binnen het bestuur ben ik verantwoordelijk voor onder meer alle externe en interne
communicatie en het alumnibeleid. Volgend jaar staat een Pre Master Econometrie en
Operationele Research op het programma.
Ω77
Studenten van de Economische Faculteitsvereniging Rotterdam (EFR)
Ω76
Myrthe van DieijenStudente (4e jrs.) Economie en Rechten
In het lopende studiejaar Voorzitter van de Economische Faculteitsvereniging
Rotterdam, die meer dan 4000 economiestudenten aan de economische faculteit ver-
tegenwoordigt. Na dit jaar heb ik mijn bachelor afgerond en ga ik beginnen aan een
schakelprogramma voor de studie econometrie, om de Master Quantitative Finance
te volgen.
Phoebe HuurdemanStudente Bedrijfskunde (4e jrs.)
Afgelopen jaar heb ik een semester in Taiwan gestudeerd. Dit jaar heb ik mijn studie
even neergelegd om de EFR-Business Week 2011 te organiseren. Ik ben Chairman
van de commissie die deze week organiseert. Op het moment ben ik mij aan het
orienteren op welke master ik volgend jaar wil gaan doen en op eventuele stage en
exchange mogelijkheden.
Lisette van EijckStudent Economie en Rechten
Tevens werkzaam binnen EFR in twee commissies, namelijk External Affairs en the
Erasmus Political International Affairs Club (EPIC). External Affairs is een nieuwe
commissie die als doel heeft om de naamsbekendheid van de EFR naar buiten te dragen,
met name ten opzichte van het bedrijfsleven, de politiek en bepaalde netwerken binnen
Rotterdam en Nederland. EPIC is een commissie die kleinschalige politieke activiteiten
organiseert en tevens delegaties stuurt naar Model United Nations (MUN).
Joeri OomsStudent Bedrijfseconomie (4e jrs.)
Daarnaast al enkele jaren actief lid bij de Economische Faculteitsvereniging
Rotterdam en heeft o.a. de Erasmus Recruitment Days georganiseerd. Tevens op dit
moment werkzaam bij de Erasmus School of Economics als student-assistent voor
Marketing & Communicatie.

Ω78
