Flux 3 - De virtuele wereld

44
De virtuele wereld 3 MAGAZINE RATHENAU INSTITUUT JUNI 2010 VERSCHIJNT 2 KEER PER JAAR Φ

description

Flux Magazine: over de impact van wetenschap en technologie op de maatschappij. Onze samenleving wordt steeds digitaler. De grens tussen de echte en de virtuele wereld wordt steeds diffuser. Dat brengt onherroepelijk risico's met zich mee, maar schept ook kansen. Over deze ontwikkelingen en de dilemma's die deze met zich meebrengen, gaat deze Flux.

Transcript of Flux 3 - De virtuele wereld

Page 1: Flux 3 - De virtuele wereld

MA

GA

ZIN

E R

ATH

EN

AU

INST

ITU

UT

JUN

I 201

0V

ER

SCH

IJN

T 2

KE

ER

PE

R J

AA

R

De

virt

uele

wer

eld

3M

AG

AZI

NE

RA

THE

NA

U IN

STIT

UU

TJU

NI 2

010

VE

RSC

HIJ

NT

2 K

EE

R P

ER

JA

AR

Φ

Page 2: Flux 3 - De virtuele wereld

Alternatieven “Met proeven op ratten en muizen heb ik geen probleem. Maar met apen mag je alleen proeven doen voor wer-kelijk levensbedreigende ziektes, zoals aids en hepatitis. In apen kun je niet zomaar gaan snijden. Waarom niet? Omdat ze familie van ons zijn! Er zijn alternatieven. De Vlaamse hoogleraar Damiaan Denys boekt baanbrekende resultaten met zogeheten deep brain stimulatie – een techniek om met behulp van elektroden bepaalde gebie-den in de hersenen te prikkelen. In het apentestcentrum in Rijswijk worden de wetenschappelijke proeven uiterst zorgvuldig uitgevoerd. Dat wordt zelfs door Proefdiervrij erkend. Maar ja, apen blijven apen.”

Simon Rozendaal, wetenschaps-redacteur Elsevier

Enorme kansen“In hersenonderzoek bij apen l iggen enorme kansen om te leren hoe ons brein precies werkt en hoe we falen kunnen verhelpen. Voor het onder-zoek naar het menselijk visueel systeem, naar het ‘zien’, gebruik ik vier Resusapen. Het project duurt vijf jaar: dat is minder dan een dier per jaar. De kracht van hersenonderzoek bij dit soort dieren is dat ze complexe taken kunnen leren. Terwijl de aap een taak uitvoert, kun je de activiteit van afzonderlijke hersencellen meten en die relateren aan gedrag. Hersen-scans bij mensen geven daarvoor onvoldoende detail. Ik zou graag meer studies doen. En ja, daar zijn dan meer apen voor nodig.’

Jeroen Goossens, universitair docent Universitair Medisch Centrum Sint Radboud in Nijmegen

Soms onmisbaar“Soms zijn apen onmisbaar, onder meer vanwege de grote gelijkenis van het immuunsysteem met dat van de mens. Dat geldt ook voor onze grote hersenen. Wil je daar onderzoek naar doen, dan heb je apen nodig. Dat hoeft overigens niet altijd belastend te zijn. Puzzeltjes maken is niet vervelend. De discussie over het gebruik van apen als proefdier is in Europa uitgebreid gevoerd. De conclusie: we kunnen niet zonder, maar het hoeven er niet per se meer te worden. 95 Procent van de proefdieren die worden gebruikt voor dit soort onderzoek ondervindt op zijn hoogst matige hinder van de behandelingen die ze ondergaan. Denk bijvoorbeeld aan een ingreep onder narcose, vergelijkbaar met het castreren van een kater, iets wat een gemiddeld huisdier ook meemaakt.’

Martje Fentener van Vlissingen, , directeur Erasmus Dierexperimen-teel Centrum in Rotterdam

Onderzoekers moeten harder zoeken naar alternatieven voor proeven met apen

Φ Op verzoek van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport organiseren het Rathenau Instituut en het Althena Instituut in het najaar een debat over dierproeven.

Mijn stellingAUTEUR ANNIEK VAN DEN BRAND

“In dertig jaar is het aantal proef dieren in Nederland gehalveerd. Maar het aantal proefapen is gelijk gebleven. Daar moeten we ons voor schamen.” Marja Zuidgeest is directeur van de Stichting Proefdiervrij. De belangstel-ling voor alternatieven groeit, zegt Zuidgeest. “Alle Nederlandse onder-zoekers die dieren gebruiken zijn ermee bezig. Maar ze moeten harder zoeken naar alternatieven.”

2 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 3: Flux 3 - De virtuele wereld

Inhoud

RUBRIEKEN

2 Mijn stelling Marja Zuidgeest – “Onder-

zoekers moeten harder zoeken naar alternatieven voor proeven met apen”

4 Klimaatverandering Eindelijk ruimte voor een

echt debat

7 Rathenau Nieuws Focus en massa: Extra geld

voor onderzoek garandeert geen hogere output

8 Stavast Jan Staman – column

34 Rathenau kort

36 Overigens EriC over maatschappelijke

relevantie onderzoek

37 Profiel Bei Wen: Chinese data-

analist onderzoekt Neder-lands wateronderzoek

38 Natuur Help: het natuurbeleid

werkt niet!

41 Gastcolumn Bert Theunissen: hoezo

neemt het vertrouwen in de wetenschap af?

42 Kunst & wetenschap Het levende licht

43 Colofon & service

44 Kamervragen Opdracht aan de formateur

DOSSIER: DE VIRTUELE WERELD

9 De camera’s zien u wel …

10 Interview Christian van ’t Hof

“(Em)power to the people”

13 Check in / Check uit Een onontkoombaar

digitaal spoor

14 De Zeepkist De grenzen van de

virtuele wereld

15 Essay Moral vertigo

19 Mars Landing

20 Andrea Boži� “Wij zijn oefenmensen”

22 Gedicht Marjolijn van Heemstra

Aan een ruimtevaarder

22 Neuroimaging Het brein blijft een raadsel

25 De kaart van Thomas Semantic webtechnologie

26 Databases als black box

Niemand weet wat eruit komt

29 Feiten & cijfers

30 Serious gaming Snel en veilig leren?

33 Meer lezen?

TagsIn het dossier in deze Flux vindt u bij een aantal artikelen zogeheten tags. Als uw mobiele telefoon is voorzien van de juiste software (zie kader hier-naast) verwijzen deze tags u door naar webpagina’s met meer informatie over het betreffende onderwerp.

reading scan...

Scan en win een gratis boek!

Maak kans op een van de tien gratis exemplaren van ‘Check in / Check uit’, over de digita-lisering van de openbare ruimte. Download de gratis tag reader op http://gettag.mobi en scan met de camera van uw mobiele telefoon de tag op de cover van Flux. U komt dan terecht op een internet pagina. Laat daar uw e-mailadres achter. De gratis boeken worden verloot onder de eerste honderd bezoekers van de web pagina. De actie loopt tot 30 juli. Winnaars ontvangen per email bericht. Over de uitslag kan niet worden gecorrespon-deerd. Uw gegevens worden na afloop van de actie verwijderd.

3MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

4 10 3015

ReportageSerious gaming: snel en veilig leren?

KlimaatKlimaat voor een klimaatdebat

Christian van ’t Hof (Em) power to the people

EssayMoral vertigo

Page 4: Flux 3 - De virtuele wereld

Eindelijk een klimaat voor

Wat is het overzichtelijk, het Nederlandse klimaat-debat van de jaren negentig

en nog een hele tijd daarna. Wie ter discussie stelt of het klimaat wel veran-dert, wordt verwezen naar de rapporten van het IPCC (opgericht 1988, eerste rapport 1990), het VN-orgaan dat alle klimaatkennis bijeen moet brengen. Wie ter discussie stelt of Nederland wel beleid moet voeren ter bestrijding van klimaatverandering, wordt verwe-zen naar het Klimaatverdrag (1992). En

aangezien het Klimaatverdrag kennis nodig heeft die door het IPCC wordt vergaard, krijgt deze organisatie een machtige spilfunctie. In politiek én media (met uitzondering van weekblad Elsevier en een aantal weblogs) zijn klimaatwetenschap en klimaat beleid vrijwel onomstreden. Das war einmahl. Anno 2010 is de situatie drastisch ver-anderd. Om te beginnen gaat met de komst van de PVV in de Tweede Kamer in 2006 de parlementaire consensus over de klimaat verandering aan

diggelen. Deze partij beoordeelt het klimaatprobleem als ‘linkse hobby’ en vindt klimaat beleid verspilling van belastinggeld.

ZeespiegelVervolgens adviseert in 2008 de Tweede Deltacommissie van oud-minister Veerman de regering om reke ning te houden met flinke zeespie-gelstijgingen. Deze alarmerende toon komt de commissie in de media op veel kritiek te staan. Klimaatverandering

Het klimaatdebat is jaren gedomineerd door de schijnbare onaantastbaarheid van het IPCC. Het IPCC bleek uiteindelijk toch niet zo onaantastbaar. Erg? Welnee. Dankzij climategate is nu eindelijk het klimaat ontstaan voor een echt klimaatdebat.AUTEUR GASTON DORREN

4 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Klimaat

Page 5: Flux 3 - De virtuele wereld

een klimaatdebat

“Ik ben projectleider van een meerjarig onderzoek naar het onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat, dat zich bezighoudt met adaptatie: hoe is Nederland het beste klimaatbestendig te maken? Kennis voor Klimaat wordt voor de helft betaald uit de Nederlandse aardgasbaten en voor de andere helft medegefinancierd vanuit de samenleving. Wij onderzoeken of die constructie ertoe leidt dat wetenschap beter aansluit bij de maatschappelijke behoefte en of dit leidt tot een betere kennisdoor-werking in de praktijk.

Wetenschappers ervaren het vaak als een spagaat wanneer hun werk zowel maatschappelijk relevant als wetenschappelijk excellent moet zijn. Maar uit onderzoek in de medische wereld is gebleken dat het, althans dáár, in de praktijk veel beter kan dan vaak wordt gedacht.

Aan adaptatie ligt, zoals aan alle klimaat beleid, een politieke vraag ten grondslag: wil je je zorgen maken over iets wat over een halve eeuw gebeurt, en niet eens met zekerheid? Welke risico’s je wilt nemen en welke oplossingen acceptabel zijn, dat zijn normatief-politieke vragen.

Kennis voor Klimaat en het zuster programma Klimaat voor Ruimte proberen de relatie tus-sen onderzoek, samenleving en politiek te verstevigen. Als samen-leving en politiek niet willen dat we op termijn het zwaartepunt van Nederland verleggen van de Randstad naar Oost-Neder-land – ik noem maar even een extreem voorbeeld – dan is het geen relevante vraagstelling voor wetenschappers hoe je dat juist wél zou kunnen aanpakken. Een zinniger aanpak zijn bijvoorbeeld

de klimaateffect atlassen die binnen Klimaat voor Ruimte en Kennis voor Klimaat zijn gemaakt. Per streek heeft men, samen met provinciale ambtenaren, gekeken welke func-ties in het gedrang komen als het klimaat inderdaad natter, warmer en grilliger zou worden. De ambte-naren hadden de regio nale kennis in huis en omgekeerd leerden ze van de wetenschappers veel nieuws – niet in de laatste plaats dat de voorspellingen veel minder exact en betrouwbaar zijn dan ze zouden willen.”

Femke Merkx, onderzoeker bij de afdeling Science System Assessment van het Rathenau Instituut

“Ontwikkel de kennis die Nederland klimaatbestendig maakt”

blijkt een explosief thema te zijn zodra de discussie verschuift naar adaptatie-maatregelen.In 2009 valt ook het laatste bastion: het publieke en politieke vertrouwen in het IPCC. Als uit gehackte e-mails zou blij-ken dat klimaatwetenschappers een politiek getinte strijd voeren, doet dat het beeld van objectieve kennisgaring geen goed. Climategate is geboren. Als vervolgens in het jongste IPCC-rapport (uit 2007) enkele fouten worden ont-dekt, zijn de rapen helemaal gaar.

Nu het IPCC niet meer boven alle kritiek verheven is, slaat de stemming om. Dat PVV-Kamerlid Richard de Mos het IPCC in een motie betitelt als ‘frau-derende en manipulerende boeven, oplichters en zakkenvullers’ is nog als volkspoëzie te beschouwen. Maar ook

zijn PvdA-collega en voormalig Green-peacemedewerker Diederik Samsom erkent dat hij ‘iets te makkelijk gesteld heeft dat de wetenschap geen enkele ruimte biedt voor een andere keuze dan nu onmiddellijk ingrijpen’.

Winst en verliesOp het eerste gezicht is de nieuwe situatie winst voor de sceptici en verlies voor de waarschuwers. Al was het maar omdat nogal wat sceptici het – ten onrechte – doen voorkomen of de centrale IPCC-bevindingen op losse schroeven staan. In feite geven de tot dusverre ontdekte fouten en de gehackte mails daar geen reden toe. Daarom is het beeld van ‘winst’ voor de een en ‘verlies’ voor de ander te simpel. Juist de oude situatie is in enkele opzichten ongezond, juist de huidige

opschudding biedt kans op herstel en ‘normalisering’ van het debat.Want tot voor kort geldt dat er weinig valt te debatteren doordat het Neder-landse en internationale beleid zich zo sterk op de IPCC-rapporten baseert. De politiek is dermate verwetenschappe-lijkt dat afwijkende visies nauwelijks ruimte krijgen. Ook hoeven beleids-makers geen wenkende perspectieven te schilderen. Het IPCC heeft toch bewezen dat de wereld ten onder dreigt te gaan? Nou dan: pompen of verzuipen!De keerzijde hiervan is de verpolitise-ring van de wetenschap. Want wie de politiek wil beïnvloeden, kan dat het effectiefste doen in de wetenschappe-lijke arena. De standpunten die daar de bovenhand krijgen, worden immers vertaald in beleid. En dus worden in de [ > ]

5MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 6: Flux 3 - De virtuele wereld

wetenschappelijke arena de gemoede-ren steeds verhitter – de teksten van de gehackte mails illustreren het.

ConsensusAchteraf gezien is deze gang van zaken een logisch gevolg van de sterk op consensus gerichte werkwijze van het IPCC. Fijn voor beleidsmakers, want die ontvangen kennis waarover de knapste koppen het kennelijk eens zijn. Maar dat sommige van die koppen er anders over denken – en vooral ook: waarom ze dat doen – klinkt niet meer door.De reactie van klimaatwaarschuwers op de recente ophef is vooral: het technocratische model van het IPCC repareren. Niet ten onrechte, want de informatie die dit orgaan aanlevert, moet zo betrouwbaar mogelijk zijn. Maar het zou een gemiste kans zijn als die reparatie niet ook een hervorming

zou betekenen. Door de stem van inhoudelijk serieuze sceptici luider te laten klinken in de IPCC-rapporten, ontstaat er meer ruimte voor politiek debat. In hoeverre zijn duurzame ener-gie, CO2-opslag en kernenergie goede opties, gegeven de waarschijnlijkheid – en meer dan een waarschijnlijkheid zal het niet worden – dat de mensenhand het klimaat warmer maakt? Hoe gaan we om met het risico van zeespiegel-stijging – laten we het aan onze rijkere kleinkinderen over om dat eventuele probleem op te lossen of voelen we ons daarvoor zelf verantwoordelijk?

KoorddansenHet antwoord op zulke vragen is niet uit louter kennis af te leiden, maar uit kennis gekoppeld aan waarden. Wie ‘de schepping wil behoeden’ zal anders antwoorden dan degene die vooral

‘de welvaart wil veiligstellen’. Wie optimistisch is over het menselijk aan-passingsvermogen, redeneert anders dan degene die het overleven van de mensheid als een voortdurend koord-dansen boven een diepe kloof ziet. Zulke verschillen, die zich ideologisch vertalen, mogen ook in het klimaat-beleid tot uiting komen. Dat debat zal geen consensus opleveren. Maar het voorkomt wel dat beide partijen elkaar bestoken met oneigenlijke projectielen: wetenschappelijke ‘feiten’ die ze geen van beiden écht begrijpen of kunnen weerleggen.

De journalistiek kent een eerbiedwaardige traditie van streven naar onpartijdigheid, met hoor en wederhoor als centraal begrip. Met name in de Verenigde Staten passen media dit principe op klimaatgebied strikter toe dan in veel andere discussies: klimaatsceptici krijgen ongeveer evenveel aandacht als klimaatwaar-schuwers. Maar aangezien veel meer deskundigen wel dan niet overtuigd zijn van klimaatverandering, geven de Amerikaanse media in feite een vertekend beeld. Balance as bias wordt dit genoemd: schijnevenwich-tigheid.

Is dat in Nederland ook zo, wilde het Rathenau Instituut weten. “Nee”, antwoordt Monique Riphagen, een van de redacteurs van Ruimte voor klimaatdebat. “We hebben vier dagbladen onderzocht: de Telegraaf, de Volkskrant, NRC Handelsblad en Algemeen Dag-blad over de periode 2006 tot en met 2009. Bijna de helft van hun klimaatinformatie is alarme rend van aard en nog geen 20 procent sceptisch. De rest is neutraal. Dat geldt dus ook voor de Telegraaf.

In het Nederlandse bladenlandschap is alleen Elsevier uitgesproken sceptisch: daar liggen de verhoudingen

ruimschoots omgekeerd (meer dan helft sceptisch, nog geen 15 procent alarmerend). “Dat is natuur-lijk wel een opinieblad”, zegt Riphagen, “dus het is logisch dat ze stelling nemen. Het is eerder verrassend dat Vrij Nederland dat niet doet. De klimaat scepsis krijgt daar weliswaar nauwelijks een poot aan de grond, maar het merendeel van hun informatie is neutraal. Het kan op personen hangen: bij Elsevier is Simon Rozendaal hét gezicht van de sceptici.”“Een andere opvallende uitkomst van het onderzoek is dat de pieken in mediabelangstelling s amen vallen met internationale klimaatevents, zoals grote conferen-ties”, zegt Riphagen. “Het Nederlandse beleid brengt de pennen amper in beweging.” En dat bevestigt dan weer het beeld dat er weinig vuur zit in het Nederlandse klimaatdebat – zelfs in de periode 2006-2009, toen het al levendiger was dan daarvóór.

Waar de media dan weer wel over schrijven, is Nederlandse wetenschap die het beleid ten dienste staat – méér dan over algemeen klimaat onderzoek. De aandacht voor buitenlandse wetenschap is juist evenwichtiger: ongeveer evenveel voor beleids- als voor algemeen onderzoek.

Nederlandse bladen: Elsevier tegen de rest

Φ Dit artikel is gebaseerd op Ruimte voor klimaatdebat, een rapport van het Rathenau Instituut onder redactie van Jeroen van der Sluijs, Rinie van Est en Monique Riphagen.

[ < ]

6 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Klimaat vervolg

Page 7: Flux 3 - De virtuele wereld

Φ Kijk op www.rathenau.nl Rapporten kunt u daar downloaden. U kunt ze ook bestellen door een mail met naam en adres te sturen naar [email protected] Vergeet niet de titel van het rapport te vermelden.

Rathenau nieuws

Nederland heeft de afgelopen jaren extra onderzoeksgeld gestoken in onder andere nanotechnologie en ICT. Maar dat extra

geld heeft niet geleid tot een grotere output van wetenschappelijke artikelen op deze gebieden. Sterker nog: internationaal daalt onze positie op deze onderzoeksgebieden soms.

“Een raar effect”, zegt onderzoeker Edwin Horlings van het Rathenau Instituut. Samen met Peter van den Besselaar bracht hij in zijn rapport Focus en massa de output van een groot aantal wetenschapsgebieden in kaart. “Je zou zeggen dat als een land zich op een bepaald onderzoeks-gebied focust, de massa van dat gebied toeneemt. Maar dat is dus niet het geval.”

VerklaringenEr is een aantal mogelijke verklaringen voor dit fenomeen. “De eerste is dat we nóg meer geld in bepaalde gebieden hadden moeten steken. Maar dat is onwaarschijnlijk, want er is vaak al erg veel geld aan uitgegeven.”De tweede verklaring zoekt de oorzaak over de grens. “In Nederland is de wetenschappelijke output gelijkmatig verdeeld over de verschillende wetenschapsgebieden. Aziatische landen leggen op dit moment een sterke focus op onderzoek in bijvoorbeeld ICT en nanotechnologie. Dus dan blijft het Nederlandse onderzoek op die gebieden relatief achter.”Een derde verklaring is dat het Nederlandse wetenschapssysteem extra investeringen vaak weet te absorberen. Horlings: “Als de overheid

extra geld steekt in één bepaald onderzoeks-terrein, denken instellingen bijvoorbeeld: mooi, dan kunnen wij ons geld in ander onderzoek steken. Het systeem past zich aan.”

Eigen agendaHet wetenschapssysteem kan een extra financiële impuls absorberen doordat het onderzoeksgeld van boven naar beneden wordt verdeeld door een heleboel instanties. “Elke instantie heeft zijn eigen agenda en iedereen reageert op elkaar. Het wetenschapssysteem laat zich niet gemakkelijk sturen.”In een land als Zuid-Korea weet men hier wel raad mee, denkt Horlings. Daar wordt onderzoek sterk van bovenaf gestuurd. “In Nederland zijn we eraan gewend dat een onderzoeker zelf bepaalt wat hij onderzoekt en daar financiering voor vindt. Maar de overheid zou die financiering ook op een andere manier kunnen toekennen. Door te zeggen: dit zijn onze onderzoeksvragen en onderzoekers worden alleen betaald als ze zich specifiek met die vragen bezig houden.”

Niet dat Horlings daar een voorstander van is. “Nederlandse onderzoekers zijn relatief autonoom. We denken dat die autonomie meer-waarde heeft. Maar wat is die meerwaarde? En hoe functioneert dat? Hoe verdelen universitei-ten het geld, hoe vindt agendavorming in het onderzoek plaats? Junioronderzoekers van het Rathenau Instituut doen daar onderzoek naar. Ik hoop dat de universiteiten ons op dit gebied een kijkje in hun keuken willen geven.”

7MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Stel: de overheid wil graag onderzoek op het gebied van nano techno logie bevorderen. Daar wordt dan extra geld in gestoken. Dat extra geld leidt vervolgens tot meer onderzoek en meer wetenschappelijke artikelen op dit terrein. Toch? Nee dus, blijkt uit het rapport Focus en massa van het Rathenau Instituut.AUTEUR ROB VOORWINDEN

Extra geld garandeert geen hogere output

‘In een land als Zuid-Korea wordt onderzoek sterk van bovenaf gestuurd’

Φ Peter van den Besselaar en Edwin Horlings, Focus en massa in het weten-schappelijk onderzoek: de Nederlandse onderzoeksportfolio in internationaal perspectief.

Den Haag, Rathenau Instituut, SciSA rapport 1016 (2010).

Page 8: Flux 3 - De virtuele wereld

Stavast

Wie zoals ik dagelijks bezig is met de dilemma’s rond technologische ontwik-kelingen, realiseert zich dat deze vaak

draaien om de cruciale vraag: waar trek je een grens? Of het nu gaat over abortus, euthanasie, vruchtbaar-heidsbehandelingen of cosmetische chirurgie: negen van de tien keer gaat de discussie in de media over de vraag wat mag nog wel en wat mag niet meer? Wat vinden wij als samenleving nog aanvaardbaar? En waar zeggen we: ho stop, nu is het genoeg?Moeten artsen actief proberen het leven van een baby te redden die met 24 weken ter wereld komt, met alle grote risico’s van dien op zeer zware blij-vende handicaps? En áls we daarvoor kiezen, moet dan niet ook de abortusgrens omlaag? Moeten cos-metisch chirurgen, om een ander voorbeeld te noemen, toegeven aan bizarre wensen, zoals het verlangen van mensen om hun tong te laten splijten?

Los van het feit dat ik een dergelijke intrige-rende wens niet kan navoelen, heb ik begrip voor artsen die zeggen: “Als iemand bij mij komt met die wens en het is een weloverwogen en authentiek verlangen, help ik die persoon. Want wie ben ik om ‘nee’ te zeggen tegen iemand die een verlangen heeft dat zo sterk raakt aan zijn iden-titeit?”Een wijze arts realiseert zich dat de grens die hij trekt altijd persoonlijk is en gestoeld op de eigen levens-beschouwing. Die arts houdt er rekening mee dat anderen er andere opvattingen en waar-den op na houden. Die weet dat je de pluriformiteit niet kunt ‘dekken’ van-uit een individuele afweging. Zo’n arts zegt misschien ‘nee’ tegen een patiënt, omdat hij of zij zelf de gewenste stap niet wil maken. Maar hij laat de patiënt niet in de kou staan en stuurt hem door naar een collega die anders in het leven staat.Bij ethische commissies in zieken-huizen ligt dat anders. Anders dan een individuele arts moeten die wel een algemene norm neerleggen die

uitgaat boven persoonlijke levensbeschouwelijke opvattingen. Zij spreken zich uit over wat de norm van anderen zou moeten zijn en definiëren daarmee een soort publieke moraal. Ik benijd de leden van die ethische commissies niet als ze keuzes moeten maken die ingrijpend en bepalend zijn voor het levensgeluk van anderen. Voor ons, bij het Rathenau Instituut, is die zoektocht naar een publieke moraal het meest interessant van alles. Hoe verloopt dat proces? En waarom lukt het de ene keer wel en de andere keer niet om tot zo’n gedeelde norm te komen?

Een commissie sluitende afwegingen laten maken waarvan een grote groep mensen de gevolgen

ondervindt: eigenlijk is het niet te doen. Want hoe neem je zo’n besluit? Welke argumen-

ten snijden hout en welke niet? En kan elk standpunt niet worden ingeruild voor een ander, beter oordeel?Het antwoord op die vragen luidt wat mij betreft: reflectie. Heel veel reflectie.

Debat. Hoor en wederhoor. Sterke en zwakke argumenten onderschei-

den, het soortelijk gewicht van argumenten bepalen. Afwegin gen maken en zorgen beschouwen, bijvoorbeeld over risico’s, over transparan-tie van procedures; checks and balances; mogelijkheden voor opting out, spijt. Dat kan alleen in een open, publiek debat. Daarom geloof

ik niet in ethische commissies die in discretie en beslotenheid

tot een oordeel komen. Dat kán eenvoudig niet werken, omdat de uitkomst van zo’n beraad alleen maar gebaseerd kan zijn op de persoonlijke ethiek van de com-missieleden. Mijn oplossing: publieke deliberatie. Dat is nodig om tot een notie van een publieke moraal te komen – een gedeelde opvatting over wat wij als samen-

leving nog aanvaardbaar vinden en wat niet meer.

Jan Staman, directeur Rathenau Instituut

Grenzen trekken

8 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 9: Flux 3 - De virtuele wereld

U verlaat op uw vrije dag uw huis en kuiert naar de bus-halte. De bus komt over tien minuten. Om de wachttijd te bekorten pakt u uw mobieltje en verstuurt een sms’je naar uw vriendin: ben onderweg, moet nog ff nr de stad. duurt nog ff voorkr ben xxx. En nu toch bezig bent, controleert u ook uw e-mail. Ah, een mailtje van een belangrijke opdrachtgever. Meteen maar beantwoorden. Net als u de laatste woorden ‘komt goed’ heeft ingetikt, arriveert de bus. U haalt uw OV-pas langs de lezer en neemt achterin plaats.Een kwartiertje later – u heeft op uw mobieltje het laatste album van Frans Duits beluis-terd dat u gisteren heeft gedownload – checkt u uit bij het winkelcentrum. In uw porte-monnee zit nog € 1,35. Omdat u zich zonder cash ongemak-kelijk voelt, gaat u eerst even pinnen. Daarna loopt u een boekwinkel binnen om de videogame op te halen die u vorige week online heeft besteld. Uw rekent af met uw pinpas en loopt weer naar bui-ten. Nu alleen nog even snel langs het gemeentehuis om een uittreksel uit het bevolkings-register te halen.

De camera’s in de winkelstraat vallen nauwelijks op. U ziet ze misschien niet. Zij u wel ...

Wat u ook niet in de gaten heeft, is dat u een onzichtbaar spoor heeft achtergelaten. Een digitaal spoor. Uw mobiel-tje heeft voortdurend contact gelegd met zendmasten in de buurt, uw ritje met de bus is geregistreerd, evenals het sms’je en het e-mailtje dat u heeft verzonden; de bestelling en betaling van uw videogame; hoe laat u het winkelcentrum

bent binnengelopen en hoe laat u er weer uit kwam. En dat u op 2 juni 2010 om 11.07 uur een uittreksel uit het bevol-kingsregister heeft gehaald. Ergens liggen al die gegevens opgeslagen in digitale bestan-den. Misschien merkt u er nooit wat van. Al kijkt u wel-licht verbaasd op als u sms’je begint te ontvangen over een concert van Frans Duits; zon-der het u te realiseren heeft u zich aangemeld als lid van de sms-nieuwsservice van diens fanclub. Maar u haalt uw schouders op. U heeft niets te verbergen en er zijn ergere dingen. Toch? Zeker, er zijn ergere dingen en u heeft niets te verbergen. Maar het aantal digitale data-bases breidt zich steeds verder uit. Binnenkort staan al uw medische gegevens in een Elektronisch Patiënten Dossier en dat van uw (toekomstige) kinde ren in het Elektronisch Kinddossier. Goed afgeschermd en alleen toegankelijk voor bevoegde personen. Maar wat als uw gegevens worden gehackt? Wilt u dat Jan en alleman over uw ‘seksuele pro-bleempje’ kan lezen? En wat gebeurt er als uw gegevens door een fout verloren gaan? Bestaat u dan niet meer, digitaal gesproken?

Of u het nu doorheeft of niet, ermee instemt of niet: de digi-talisering van de samenleving is in volle gang. Dat biedt vele voordelen en die worden veelvuldig over het voetlicht gebracht. Maar het heeft ook nadelen en risico’s. En daar-voor komt – terecht – steeds meer aandacht. En dan is er nog een ander, fundamenteler en ongrijpbaarder aspect van de voortschrijdende digitalise-ring: het feit dat de echte en

de ‘virtuele’ wereld steeds vaker ongemerkt in elkaar gaan overlopen. Soldaten leren in een video-game tegenstanders ‘levens-echt’ uitschakelen en artsen in opleiding oefenen ingewik-kelde operaties. We kijken bijna live mee over de schouders van oorlogspiloten, zien Mars door de ogen van een robotje op wielen en wanen ons met 3d-bril lijfelijk aanwezig in de film over een fantasiewereld. Die trouwens niet voor niets Avatar heet.En dat is nog maar het begin. De tijd is nabij dat virtuele winkelbedienden u bij het betreden van het pand met naam en toenaam begroeten en u erop wijzen dat de glazuur-cakejes die u altijd koopt, (“Die vindt u toch zo lekker, mijnheer X?”) deze week in de aanbie-ding zijn.

De fysieke wereld wordt steeds virtueler en de virtuele wereld steeds echter. Wat betekent dat voor ons zelfbeeld, ons wereldbeeld, de manier waarop we in het leven staan, onze privacy, onze omgang met anderen? Hoe kunnen we deze ontwikkelingen, die onafwend-baar lijken, beïnvloeden en sturen? Kunnen en willen we dat nog wel? En hoe dan? Dat – de manier waarop tech-niek en wetenschap ons beïnvloeden – is bij uitstek het terrein van het Rathenau Instituut. Vandaar dit Dossier: De virtuele wereld, over de digitalisering van de samen-leving. We pretenderen niet u met dit dossier een compleet beeld te geven van de ontwik-kelingen. Wel een inkijkje in een toekomst die al groten-deels in het hier en nu bestaat. Een echte virtuele toekomst, zou je kunnen zeggen.

Een digitaal spoorD

OSS

IER

DE

VIR

TU

EL

E W

ER

EL

DO

ver

de

dig

ital

iser

ing

van

de

sam

enle

vin

g

AUTEUR JOHAN NEBBELING

9MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 10: Flux 3 - De virtuele wereld

Christian van ’t Hof

(Em) power

Christian van ‘t Hof (1972) is socioloog en sinds 2006 onderzoeker bij de afdeling Technology Assessment van het Rathenau Instituut. Daarnaast leidt hij debatten, zoals Spinoza te paard.

10 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 11: Flux 3 - De virtuele wereld

[ > ]

Iedereen heeft een mobieltje en zowat de hele wereld zit op internet; de informatiesamen-leving is wel af. “Dat was de strekking van de artikelen, rapporten en boeken die ik een paar jaar geleden las. Na een lange reis waren we eindelijk aangekomen in de digitale wereld. Het waren niet de minste onderzoekers en auteurs die deze stel-ling aanhingen. En tóch, dacht ik, klopt het ergens niet. Ik had het idee dat we niet bij het einde van een tijdperk waren aangeland, maar juist aan het begin van iets groots stonden. Noem het een ongemakkelijk gevoel. Intuïtie.’’

Dat schuif je als wetenschapper licht gegeneerd aan de kant ... “Nee, dat leg je voor aan collega’s. Al pratend kom je dan tot het idee dat er inderdaad iets aan de hand is. We consta-teerden dat informatienetwerken samenkomen en dat overal nieuwe digitale toepassingen opduiken: navigatiesystemen als Tomtom, Google Earth, de OV-chipkaart, camera’s op straat. We voelden een trend. In Japan werd ons vermoeden bevestigd: daar zijn allerlei apparaten op de markt waarvan de achterliggende netwerken samenkomen. Wij noemen dat: de digitalisering van de openbare ruimte.’’

Wat betekent dat? “In plaats van op het net, waarbij je vanachter je bureau je computer aanzet, leven we steeds meer in het net – je doet je dage-lijkse dingen en maakt onopgemerkt deel uit van verschillende netwerken. Voorbeelden? In onze portemonnee zit een OV-chipkaart voor trein, metro en bus. Als we die gebruiken, weten ver-voerders met welk voertuig we op welk tijdstip waar naartoe reizen. In de auto zit een Tomtom:

die navigeert ons naar het gewenste adres en slaat op welke routes we afleggen. Op straat, op het perron en in de parkeergarage worden we gefilmd door camera’s. Alles wordt continu geregistreerd, uitgerekend en vergeleken.’’

Is dat erg? “De meeste Nederlanders vinden van niet, blijkt uit ons publieksonderzoek. Het idee is: ik doe niets fout en mijn veiligheid wordt erdoor vergroot. Dus mag iedereen alles van me weten. Ze zijn eigenlijk alleen bang voor ongevraagde reclame.’’

Hebben ze daar gelijk in? “Het is ook een beetje naïef. Misschien is deze overheid wel te vertrouwen, maar wie zegt dat dat in de toekomst ook zo is? ’’

Dat klinkt verontrustend. “Ons boek gaat niet alleen over de vraag ‘wie mag wat van mij zien’, het gaat ook over: wat kunnen we met al die nieuwe mogelijkheden? Het verhaal heeft dus ook een andere kant. De nieuwe toepassingen maken het leven van mensen gemakkelijker. Het is han-dig als je met je telefoon de parkeergarage kunt betalen. En het is fijn als je autonavigatiesysteem je om een file leidt. Maar burgers moeten zich wel

to the people

Het begon met een ongemakkelijk gevoel, zoals Christian van ‘t Hof het noemt. Het eindigde met het boek Check in / Check uit. De digitali se ring van de openbare ruimte. Voorlopig althans. Want de onderzoeker kijkt al weer verder.AUTEUR ANNIEK VAN DEN BRAND

‘Op straat, op het perron en in de parkeergarage worden we gefilmd door camera’s’

11MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 12: Flux 3 - De virtuele wereld

‘Mensen moeten zich ook realiseren dat hun gegevens niet alleen door anderen worden gezien, maar dat zij op hun beurt ook de overheid kunnen controleren’

bewust worden van de waarde van hun virtuele identiteit. De OV-chipkaart kan bijvoorbeeld heel gemakkelijk uitreke nen dat iemand recht heeft op een goedkoper maandabonnement als hij vier dagen per week hetzelfde traject reist. Burgers kunnen die toepassingen afdwingen. Wij noemen dat empowerment.

Mensen moeten zich ook realiseren dat hun gegevens niet alleen door anderen worden gezien, maar dat zij op hun beurt ook de overheid kunnen controleren. Informatie symmetrie, noemen wij dat. Mensen filmen met hun mobieltjes agenten die zich misdragen. Via Twitter, mobieltjes en satelliettelefoons komen berichten tot ons over demonstraties uit landen met totalitaire regimes,

zoals destijds het monnikenprotest in Birma. En onlangs kwamen via internet beelden naar buiten over Amerikaanse soldaten in Irak die journalisten beschoten.’’

Japan is verder gedigitaliseerd dan wij. Kunnen we daar zien hoe het hier wordt? “Nederlanders zijn redelijk uniek. Wij willen met één apparaat een veelvoud van problemen oplossen. Neem de OV-chipkaart. Die moet binnen de kortste keren zijn ingevoerd en geldig zijn in het hele Nederlandse openbaar vervoer. Met die kaart willen we én reizigersstromen in kaart brengen én zwartrijders weren én boeven vangen én marketing bedrijven. Vervolgens wordt zo’n idee kapotgepolderd in 120 Kamerdebatten. In andere landen zijn ze pragmatischer. Ze ver-zinnen een toepassing en that’s it. Zo sprak ik een Chinese verkeersdeskundige die met camera’s het verkeer in de gaten houdt om filemeldingen te kunnen doen. Ik vroeg of de politie geïnteres-seerd was in die opnames, om te zien of mensen te hard reden. Maar de politie krijgt die gegevens niet in China. In Japan blijft die informatie ook strikt gescheiden. Daar zijn ze zo huiverig voor teveel staatsmacht, dat er zelfs geen burgerservicenum-mer bestaat.’’

Hoe is de stand op dit moment tussen over-heid en burgers en bedrijven? “We gaan tot nu toe redelijk gelijk op. Technisch kan er al veel, maar lang niet alle mogelijkheden worden benut. We lopen tegen organisatorische grenzen en een trage overheid aan. Bedrijven zijn veel sneller en Nederlanders zijn inventief. We zitten nu in een oriëntatie fase. Het is belangrijk dat zowel burgers als de overheid zich bewust worden van de val-kuilen. Maar vooral ook: de mogelijkheden.’’

Christian van ’t Hof vervolg

[ < ]

12 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 13: Flux 3 - De virtuele wereld

Recensie

Check in / Check uitEen onontkoombaar digitaal spoor

You can check-out any time you like, but you can never leave. Wie zingt de slotregels van het wereldberoemde Hotel California van The Eagles niet onbezorgd mee? Voor wie Check in / Check uit gelezen heeft, wordt dat lastiger. Het boek laat de lezer achter met een ongemakkelijk gevoel.AUTEUR ANNIEK VAN DEN BRAND

Check in / Check uit confronteert ons aan de hand van zes casestudies met de digitale stand van zaken in Nederlands openbare ruimte. Dat klinkt abstract, maar gaat over alledaagse dingen als de OV-chipkaart, bewakingscamera’s, de Tomtom, slimme mobieltjes, Google Earth, Google Streetview en rekeningrijden. Op een toegankelijke manier legt het boek uit wat deze apparaten en systemen kunnen, welke informatie ze verzamelen, wat daarmee gebeurt en wat er in de toekomst mee zou kúnnen gebeuren.

MogelijkhedenIn een paar jaar tijd is de openbare ruimte in Nederland vergaand gedigitaliseerd. Zend-masten pikken mobieltjes in de buurt op, beveiligingscamera’s filmen voorbijgangers, de OV-chipkaart registreert je reizen en de Tomtom brengt je niet alleen naar de plaats van bestemming, maar noteert ook hoe lang je daarover doet. En met Google Earth kijk je zonder problemen in de achtertuin van vrienden in Amerika.

VoetafdrukkenAchter die apparaten en systemen gaan digitale netwerken schuil die moeiteloos jouw digitale spoor oppikken. Al die voetafdrukken samen geven een beeld: jouw digitale identiteit. Maar hoeveel persoonlijke informatie willen we prijsgeven? En wat moet daar tegenover staan? Is privacy nog een houdbaar begrip? Stel dat we straks live te vol-gen zijn en dat onze informatie real time inzichtelijk is voor derden – willen we dan als vakantie bestemming in plaats van naar de zon naar digitale stiltezones waar we einde-lijk weer eens anoniem kunnen zijn?De auteurs van Check in / Check uit moedigen burgers aan zich te empoweren, zoals zij dat noemen: maak gebruik van de mogelijk heden van het digitale net in plaats van je erin te laten vangen. De schrijvers pleiten er bijvoorbeeld voor rekeningrijden en de OV-chipkaart niet te zien als ICT-systemen die ons worden opgelegd door overheid en bedrijven, maar om ons te roeren zodat we er écht voordeel aan beleven. Bijvoorbeeld door altijd voor het laagste tarief te reizen. De OV-chipkaart kan dat namelijk heel gemakkelijk uitrekenen.

Check in / Check uit gaat niet alleen over de nieuwste technologieën, het bevat er zelf ook een. Alle illustraties zijn getagged. Wie er zijn mobiele telefoon boven de tag (een soort streepjescode) houdt, kan direct inloggen op actuele informatie, filmpjes en achtergrond documenten. Zo krijgt ook een ouderwets fenomeen als een boek een digitale identiteit.

Check in / Check uit.De digitalisering van de openbare ruimte. Christian van ’t Hof, Rinie van Est, Floortje Daemen (Rathenau Instituut) e.a. NAI Uitgevers. ISBN 978-90-5662-740-9. Paperback, geïllustreerd, 288 pagina’s, 17 x 24 mm. € 29,50.

Levende land

kaartId

entiteitsbeheer in het net

De g

enetwerkte auto

Ned

erland in het net

13MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 14: Flux 3 - De virtuele wereld

Misschien wetgeving aanpassen

“Kinderen en ouders zijn zich vaak niet bewust van de geva-ren die zich kunnen voordoen in de virtu-ele wereld. Om een voorbeeld te noemen: er bestaat een virtuele wereld Second Life die lijkt op onze echte wereld. In deze virtu ele wereld komt kinder-porno voor, maar in tegenstelling tot echte kinderporno is deze virtuele kinder-porno wellicht niet strafbaar. Of neem de virtuele wereld World of Warcraft, dat recent werd genoemd in een publicatie over gameverslaving. In de hersens van gamers die verslaafd zijn aan World of Warcraft treedt het-zelfde effect op als in het brein van drugs-verslaafden. Het is dus belangrijk voor ouders, rechters, onderwijzers, politie en politici om goed op de hoogte te zijn van de virtuele werelden. En wellicht moeten we zelfs de wetgeving aanpassen om uitwassen in de virtuele wereld tegen te gaan.”

Joop Atsma, Tweede Kamerlid CDA

Virtuele wereld niet nieuw

“De vraag naar de rela-tie tussen de fysieke en virtuele wereld is niet nieuw. Vanaf het moment dat de mens leerde spreken kon hij niet alleen dat uitdruk-ken wat is, maar ook dat wat is geweest of zal zijn. En zelfs – en dat is nog het wonderlijkst – zaken die nooit heb-ben en nooit zullen bestaan. De mens heeft dus altijd al in virtuele werelden geleefd. De fysieke wereld is daarvan slechts één toevallige, zij het tamelijk hardnekkige uitdrukking.”

Jos de Mul, hoogleraar filosofie Erasmus Universiteit Rotterdam

Grens steeds diffuser

“De grens tussen de virtuele en de fysieke wereld wordt vooral in het dagelijkse sociale leven in toenemende mate diffuus. Beide zijn ze realiteit, maar van een ander soort. Steeds meer theater-makers en performers zijn geïnteresseerd in de vervaging tussen het virtuele en het fysieke. Juist de wisselwerking tussen beide in de kunst kan nieuwe, waardevolle ervaringen creëren. Hoe wij alleen en met anderen in de wereld zijn, verandert voort-durend onder invloed van technologie. Dat is een historisch gegeven. Ik geloof dan ook dat, ondanks de opkomst van virtuele werelden, mensen elkaar werkelijk zullen blijven ontmoe-ten.”

Sigrid Merx, theaterwetenschapper Universiteit Utrecht

Spiegel van het echte leven

“Een virtuele wereld is net zo echt als een goed boek, een mooie film, een indringend toneelstuk of documen-taire. Een virtuele wereld biedt je de kans die wereld te spiegelen aan het echte leven en te ontsnappen aan de realiteit. Virtuele werel-den zijn daarmee een welkome aanvulling om te leren, te proberen en te ontspannen. De mogelijkheden zijn tal-rijk en kunnen ingezet worden bij onderwijs, bedrijfsleven, therapie en entertainment. Omdat de werkelijke en de virtuele wereld door elkaar lopen, is het wel gerechtvaardigd de rechten van gebruikers wettelijk te verankeren. Zodra de virtuele wereld schade aan kan richten in de werkelijke wereld (denk aan het stelen van credits, stalken of seksueel mis-bruik) is het goed deze wereld af te bakenen. De virtuele wereld kan dat het beste zelf doen. Ingrijpen met wettelijke middelen is een laatste optie, maar wel een serieuze.”

Arda Gerkens, Tweede Kamerlid SP

Funda mentele vragen over strafrecht

“Virtuele werelden bieden mensen de mogelijkheid hun diepste fantasieën uit te beelden en te beleven. Deze fantasieën zijn ook zichtbaar voor anderen. Vaak gaat het om onschuldig ver-maak, soms om pervers of verwerpelijk gedrag. De vraag rijst dan of we virtuele handelingen als crimineel kunnen bestempelen en politie en justitie moeten ingrijpen. De samen-smelting van fantasie en werkelijkheid roept fundamentele vragen op over de grenzen van de strafrecht toepassing. Hoewel het strafbaar stellen van verwerpe-lijke handelingen, zoals virtuele kinderporno, gevoelsmatig voor de hand ligt, moeten we beseffen dat het crimi-naliseren van virtu ele handelingen een ste-vige stap is in de richting van een intentiestrafrecht.”

Bart Schermer, IT- en internetadvies-bureau Considerati

De zeepkist van Flux

Moeten we grenzen stellen aan de virtuele wereld?

14 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 15: Flux 3 - De virtuele wereld

[ > ]

Essay

De skyline van New York kennen we uit televisie-series en films, met en zonder Twin Towers. We weten hoe de oppervlakte van de maan en

die van Mars eruit ziet. Velen van ons herkennen een Klingon en weten dat Worf in 2357 als eerste Klingon op de Starfleet Academie is toegelaten. De evolutieleer

wordt uitgelegd in een gedramatiseerde, op tv uitge-zonden reconstructie van Darwins reis met de Beagle. Actualiteitenprogramma’s tonen belangrijke gebeurte-nissen met animatiefilmpjes. Kortom, veel van onze kennis van de wereld is bemiddeld door audiovisuele technologie. Hierdoor is onze fysieke waarneming van

De virtuele werkelijkheid wordt ‘echter’, de fysieke ruimte virtueler. De grenzen tussen beide werelden vervagen, evenals die tussen spel en realiteit. Daarmee wordt onduidelijk waar het online-spel ophoudt en de harde werkelijkheid begint. Maar als het onze zintuigen duizelt, duizelt het de moraal ook. Wat mag waar wel en waar niet?AUTEUR FRANS BROM EN CHANTAL STEEGERS

Moral vertigo

15MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 16: Flux 3 - De virtuele wereld

de wereld meer en meer vermengd met de virtuele. De scheiding tussen echt en onecht is daarbij niet onproble-matisch.

Wanneer is iets echt? De serieuze wereld en spel lopen geregeld in elkaar over. In Shakespeares tijd moest de schurk zich na afloop van het toneelstuk uit de voeten maken: de gespeelde werkelijkheid was zo bedrieglijk echt, dat na het slotapplaus de betovering niet verbroken was. De gespeelde schurk verdiende een echte afran-seling. Iets van vroeger? In onze tijd ontlenen mensen groepsgevoel en identiteit aan het voetbalspel: “We heb-ben gewonnen.” Nog steeds vloeien spel en serieuze wereld in elkaar over.

Ook de fysieke en virtuele wereld, het afgebeelde en de afbeelding, kunnen door elkaar lopen. Een beledigende cartoon kan harder aankomen dan een klap. En met computergraphics kan de afgebeelde wereld onzicht-baar worden gemanipuleerd. Werden sommige foto’s in het verleden voor propagandadoelen moeizaam gere-toucheerd, nu worden bijna alle foto’s digitaal gepimpt. De discussie hoever beeldmanipulatie mag gaan, woedt volop: mag je het nieuws met een gephotoshopt plaatje verhelderen of manipuleer je de kijker dan te veel?Door deze twee scheidslijnen, die tussen werkelijkheid en spel enerzijds en tussen fysiek en virtueel anderzijds, ontstaan vier werelden (zie afbeelding pagina 15), met alle vier – op het eerste gezicht – hun eigen regels. Kort gezegd: wetboeken en etiquette in de fysieke werkelijk-heid, mediawetten en genreconventies in de virtuele werkelijkheid; afgesproken spelregels en sportiviteits-normen in het fysieke spel; geprogrammeerde spelregels, gebruikersovereenkomsten en netiquette in virtuele spellen.

Maar de grenzen tussen deze vier werelden zijn alles-behalve ondoordringbaar. Al spelend, bijvoorbeeld, leren we echte vaardigheden. Rollenspelen zijn daar zelfs speciaal op gericht. Als we in een training of in een assessment een rol spelen, krijgen we inzicht in ons gedrag in de ‘gewone’ wereld, leren we iets over onze omgang met reële mensen en oefenen we nieuwe gedragsmogelijkheden. Het rollenspel is een serieus spel.

De grens tussen fysiek en virtueel wordt door film, tele-visie en internet overschreden: een fysieke werkelijkheid voor de camera verschijnt op een scherm en wordt voor de kijker virtueel. Echt spannend wordt die grensover-schrijding daar waar de kijker niet beseft aan welke kant van de lijn tussen spel en werkelijkheid het vertoonde zich bevindt. Waar houdt in een docudrama de werke-lijkheid op en waar begint het spel? En hoe zit dat bij een realitysoap, bijvoorbeeld over de Belgische voetbalheld Jean-Marie Pfaff: wordt hier een leven geleefd of wordt het gespeeld?

Ook in de wereld van het spel vervagen de grenzen tus-sen fysiek en virtueel. Uit de onlinespelen en - werelden, zoals World of Warcraft, waarin spelers vanuit verschil-lende continenten elkaar virtueel tegenkomen, zijn ook fysieke ontmoetingen voortgekomen: live action role-playing games (fysiek spel) en local area network parties (virtueel spel op één fysieke locatie). Maar grensoverschrijdingen kunnen ook onbewust plaatsvinden, puur door de eigen dynamiek die tussen twee werelden blijkt te bestaan. Bijvoorbeeld wanneer virtuele sociale omgevingen voor deelnemers een belangrijk deel van hun leven vormen: Second Life, Hotel Habbo of voor sommigen Farmville. Deelnemers kunnen echt geld verdienen door verscheidene diensten

‘Ook in de wereld van het spel vervagen de grenzen tussen fysiek en virtueel’

[ < ]

‘In onze tijd ontlenen mensen groepsgevoel en identiteit aan het voetbalspel: “We hebben gewonnen’”

16 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 17: Flux 3 - De virtuele wereld

[ > ]

in-world aan te bieden of hun beperkingen uit de fysieke wereld afleggen: wie niet kan vliegen, kan dat hier wel en wie geen fysieke boerderij bezit boert gewoon virtueel. Zoals de belevenissen in Second Life doorwerken in het ‘eerste leven’, zo geldt dat ook, en opzettelijk, voor serieuze games, de virtuele variant van serieuze spellen. De technologie van games wordt hier gebruikt om, via simulatie, het aanleren van vaardigheden te ondersteu-nen. Zo kan men de reacties van piloten trainen door hen virtueel te confronteren met technische storingen.

Ook in militaire settings wordt veel gebruikt gemaakt van simulatie: in realistische oorlogsgames (militain-ment) voor rekruteringsdoeleinden, in animatiefilmpjes ter ondersteuning van defensiepolitieke beslissingen en in instructiesimulaties in het trainingscentrum. Dat betekent dat de makers van deze virtuele simulaties veel invloed hebben op hoe de militairen later op het fysieke slagveld zullen opereren. Immers, de makers modelleren de werkelijkheid. Ze abstraheren die en selecteren dus elementen. Waarbij ze zich misschien niet eens ten volle beseffen hoe groot hun invloed op de krijgspraktijk is. Maar groot is hij: met datgene wat in het virtuele gevecht buiten beeld blijft, zullen de militairen tijdens fysieke gevechtshandelingen minder of geen rekening houden. Al helemaal niet als zij op dat moment, in hun tank, ook weer op een schermpje zitten te turen – waardoor de fysieke werkelijkheid wel heel erg op de virtuele gaat lijken.

Niet alleen aan boord van de tank is het onderscheid tus-sen virtueel en fysiek verregaand aan het vervagen. En ook niet alleen in de realitysoap en het docudrama, in de geshopte foto’s en de realistisch ogende games. Hetzelfde

gebeurt in films waarin fysieke en virtuele acteurs samen optreden. En het gebeurt wanneer smartphones tactiele feedback geven of een virtueel informatielaagje over de fysieke werkelijkheid heen leggen (augmented reality). Overigens was dit onderscheid tussen fysiek en virtueel, zoals gezegd, altijd al problematisch, getuige het pak ran-sel dat de Shakespeare-schurk te duchten had. Tegelijk laat dit eeuwenoude voorbeeld zien dat we virtuele tech-nologieën, als ze maar lang genoeg bestaan, weten te domesticeren. We laten ons minder erdoor meeslepen, kunnen ze beter hanteren en op waarde schatten. Foto’s, bijvoorbeeld, zijn nu een vanzelfsprekend en begrepen onderdeel van onze werkelijkheid.

Toch worden virtuele technologieën nooit helemaal getemd: zelfs een cartoon kan nog miljoenen mensen boos maken, terwijl we toch al vele duizenden jaren aan plaatjes gewend zijn. Virtueel en reëel blijven onlosma-kelijk én ongemakkelijk aan elkaar geklonken. Het zijn twee kanten van dezelfde medaille.

Elke van de vier werelden heeft zijn eigen regels, stelden we hierboven. Maar als de grenzen vaag zijn, wordt ook problematisch welke regels waar gelden. Wat is waar gepast? Wanneer die vraag opduikt, grijpen we door-gaans allereerst terug op de serieuze fysieke wereld en zijn regels. Dat is een oude reflex: 2.500 jaar geleden wilde Socrates voorkomen dat het virtuele, geschreven

‘Wie niet kan vliegen, kan dat in de virtuele wereld wel en wie geen fysieke boerderij bezit boert gewoon virtueel’

‘Niet alleen aan boord van de tank is het onderscheid tussen virtueel en fysiek verregaand aan het vervagen’

17MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

‘2.500 Jaar geleden wilde Socrates voorkomen dat het virtuele, geschreven woord gezaghebbender zou worden dan onze eigen echte herinneringen’

Page 18: Flux 3 - De virtuele wereld

woord gezaghebbender zou worden dan onze eigen echte herinneringen (doordat Plato het opschreef, herinneren wij ons deze waarschuwing). In 1967 was het eerste bloot op de Nederlandse tv, wat leidde tot ophef en Kamervragen: mocht dit? In de jaren tachtig volgden de gewelddadige videogames – ophef, Kamervragen. In 2007 waren er berichten over virtuele kinderporno op Second Life – ophef, Kamervragen.

Virtueel en echt doen blijkbaar niet voor elkaar onder in het uitlokken van een primaire reactie. Nu onze zin-tuigen tegenwoordig permanent aan echte én virtuele prikkels worden blootgesteld en we het soms moeilijk vinden deze van elkaar te onderscheiden, geraken we af en toe in een toestand van moral vertigo: morele duize-ling of moraalverwarring. We vragen ons dan af: mag dat wel, wat daar gebeurt in de virtuele wereld, hoewel het hier in de fysieke niet mag?

Dat de normen uit de serieuze fysieke werkelijkheid niet één op één gelden in de andere werelden, is nochtans gemakkelijk te staven. Een virtuele moord in een game is onbetwistbaar iets anders dan een fysieke moord. Wie naar het theater gaat, accepteert het spel op het toneel.

Wie voetbalt, accepteert dat hij of zij niet buitenspel mag staan – ook al is dat in het dagelijks leven geen punt.De normen uit de fysieke wereld blijven in de virtuele wereld dus niet onverkort van kracht – maar wel van belang. Dezelfde mensen die de invloed van de virtuele wereld ondergaan, betreden immers vervolgens weer de fysieke wereld. De fysieke werkelijkheid vraagt erom dat militaire trainingsgames het oorlogsrecht respecteren

– bijvoorbeeld doordat schendingen van de Geneefse Conventies in de game als een foute keuze gelden. En van animaties om politieke besluitvorming voor te bereiden verwachten we dat de echte maatschappelijke regels en wetenschappelijke feiten meewegen. Het is niet moeilijk om de aanleg van de Noord-Zuidlijn in een animatie-filmpje soepel te laten verlopen. Maar beelden die zich hebben losgezongen van de werkelijkheid vormen visuele retoriek die de besluitvorming niet ondersteu-nen. Zo’n filmpje wordt voor beleidsmakers pas nuttig als het een realistisch beeld geeft.

In deze voorbeelden is de virtuele wereld relevant voor de fysieke. Maar veel vaker is de relevantie niet zo duide-lijk. En welke normen en omgangsregels gelden er dan? Over deze vraag kan men nadenken, maar waarschijnlijk is het vruchtbaarder om de verschillende werelden naast en door elkaar te ervaren. Daarvoor is een ander medium geschikter: het theater.

Theater is bij uitstek het platform om te laten zien hoe andere media werken en hoe de wisselwerking tussen verschillende media uitpakt. Want virtuele werelden zijn dan wel multimediaal, met tekst, beeld en film, maar elk medium wordt daarbij wel gereduceerd tot digitale bits en pixels. Ook theater kan werken met tekst, beeld en film, maar elk medium behoudt daarbij zijn eigenheid, wordt onderdeel van de enscenering en laat zien hoe het als apart medium werkt. Elk medium brengt name-lijk eigen omgangsregels en codes met zich mee en zorgt zo voor een andere ervaring. Media verschillen dus niet alleen wezenlijk van elkaar qua vorm en doel, maar ook in de ervaring die ze met zich meebrengen.

Theater, het medium tussen fysiek en virtueel, met spelende acteurs voor een echte zaal, kan de vervagende grenzen tussen de vier werelden inzichtelijk en invoel-baar maken voor een breed publiek. Daarom heeft het Rathenau Instituut het initiatief genomen om samen met theater Frascati de moraalverwarring theatraal aan de orde te stellen.

Φ Virtueel geboeid door dit artikel? Ga dit najaar fysiek kijken naar de televisieopnames van ‘Mars Landing’ onder leiding van Andrea Boži�. Zie ook pagina 19 t/m 21 van deze Flux.

‘Theater is bij uitstek het platform om te laten zien hoe andere media werken en hoe de wisselwerking tussen verschillende media uitpakt’

[ < ]

18 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

‘Virtueel en echt doen blijkbaar niet voor elkaar onder in het uitlokken van een primaire reactie’

Page 19: Flux 3 - De virtuele wereld

SLECHTS 180KAARTEN BESCHIKBAAR!BESTEL NU UW PLAATSBEWIJS VIAWWW.MARSLANDING.NL

ANDREA BOŽIC/FRASCATI PRODUCTIES IN COPRODUCTIE MET HET RATHENAU

INSTITUUT EN ICKAMSTERDAM

DE LIVE TELEVISIEUITZENDING VAN EENHISTORISCH MOMENT

MARSLANDING

ANDREA BOŽIC HEEFT DE EXCLUSIEVE UITZEND-RECHTEN VAN DE EERSTE BEMANDE MARSLANDING

LIVE VANUIT UW THEATERHET AFTELLEN IS BEGONNEN

19MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 20: Flux 3 - De virtuele wereld

Interview

Stel: de eerste mens zet voet op de planeet Mars. Theatermaker Andrea Boži� vroeg zich af wat dat betekent voor ons wereldbeeld. In haar live-registratie van de eerste bemande Marslanding laat ze de virtuele en de echte wereld naadloos in elkaar overgaan.AUTEUR BERTHE SPOELSTRA

U laat de eerste mens landen op Mars. Wat betekent dat volgens u voor ons wereld-beeld? De groene ogen van Andrea BožiĆ (39) schitteren: “De impact zal enorm zijn. De maanlanding was one small step for a man, one giant leap for mankind. Maar de landing op Mars zal ons en onze waar-neming over wat echt en wat fictief is voorgoed veranderen.”

Hoezo? BožiĆ praat vlot, maar kiest haar woorden zorgvuldig. Ze heeft deze vraag duidelijk al vaak beantwoord. “Juist nu wij de ruimte veroveren, wor-den wij meer en meer virtuele wezens. Ook hier op aarde leven we voor een belangrijk deel in virtuele stelsels als het internet.”

U speelt nadrukkelijk met de grens tussen realiteit en virtuele werkelijkheid. Andrea BožiĆ lacht hartelijk: “Eén ding is zeker: een reis naar Mars zal voorgoed de grenzen oprekken van wat echt en wat virtueel is. U zult zelf naar het theater moe-ten komen om te beoordelen of u op uw eigen waarneming kunt vertrouwen.”

Wat gebeurt er volgens u als we voet op Mars zetten? “Als de touch down lukt, moeten wij nadenken over de kansen en de verplichtin gen die de verove-ring van een nieuwe wereld ons oplevert. Vanaf dat moment zullen we, om maar iets te noemen, de democratische rechtstaat opnieuw moeten definiëren. Begrippen als iden-titeit, migratie of vrijheid van meningsuiting komen in een ander daglicht te staan. Onze mogelijk heden zullen letterlijk grenzeloos zijn.”

Hoe bedoelt u? “Mars Landing opent een nieuwe wereld. Vanaf dat moment wordt de centrale vraag: hoe richt de mensheid deze nog lege ruimte in? We staan aan de vooravond van een nieuw tijdperk. Zijn we ook in staat de nieuwe ruimte vorm te geven? Zijn we in staat iets anders te verzinnen dan we al kennen, of kopiëren we straks op Mars het leven dat we nu ook op aarde leiden, zoals bijvoorbeeld gebeurt in het vir-tuele Second Life? Zeker is in elk geval dat de fysieke wereld zoals wij die nu kennen, elke dag

meer verweven zal zijn met de virtuele wereld. Maar hoe gaan we daarmee om? Welke wetge-ving is nodig, om maar iets te noemen.”

Dat klinkt als science fiction. Weer die pretvonk in de ogen van BožiĆ: “Ik doe niet aan science fiction. Toch is science, net als kunst, tot op grote hoogte fiction: bij kunst én bij weten-schap staat de vraag centraal ‘stel dat …’. En de spelregels van de harde virtuele werkelijkheid worden steeds ingewikkelder. Realiteit en fictie lopen steeds meer door elkaar in een wereld die gedomineerd wordt door media, gaming, internet. De grens tussen echt en niet-echt wordt steeds moeilijker zicht-baar. Maar u en ik zijn en blijven natuurlijk wel gewoon mensen van vlees en bloed.”

De virtuele wereld, zegt BožiĆ, bestaat al zolang als de mensheid bestaat. Ze geeft een treffend voorbeeld: “Het woord avatar is een bekend begrip in de virtu ele wereld. Het woord komt oor-spronkelijk uit het Sanskriet. In de Hindoeïstische filosofie

CoproductieMars Landing is een co - productie van Frascati en het Rathenau Instituut. U kunt de live-registratie bijwonen:

• op 11 september en van 15 t/m 18 september 2010 in Frascati Amsterdam,

• van 29 september t/m 2 oktober in Theater aan het Spui in Den Haag,

• op 6 oktober in de Rotterdamse Schouwburg,

• op 7 en 8 oktober in Theater Kikker in Utrecht,

• op 13 oktober in Plaza Futura in Eindhoven en

• op 15 oktober in het Chassé Theater Breda.

Zie voor de exacte gegevens www.theaterfrascati.nl

Concept en Regie: Andrea Bozic Concept en Video: Julia Willms Geluid: Robert Pravda Hosts: Esther Snelders, Ton Heijligers Moderator: Jan van den Berg.

Frascati Producties in coproductie met Emio Greco PC / ICKamsterdam en het Rathenau Instituut.

Andrea BožiĆ laat in Mars Landing grenzen vervagen

“Wij zijn oefenmensen”

20 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 21: Flux 3 - De virtuele wereld

betekent het incarneren of het verschijnen van een god in de mensenwereld in de vorm van een levend wezen. En is een avatar in Second Life echt zo veel anders dan de dreampeople uit de parallelle droomwereld van de Aboriginals?”BožiĆ schuift haar stoel dichter-bij: “De moderne westerse mens is een oefenwezen. Een wezen dat zich continu voorbereidt op het leven dat komen gaat. Wij oefenen mogelijke scenario’s op allerlei manieren en zijn voortdurend alert op wat zou kunnen gebeuren. De oefen-mens verhoudt zich dus tot een virtueel leven, tot een mogelijke identi teit. Of beter gezegd: wij oefenen voor de werkelijkheid,

door middel van virtualiteit. We leven eigenlijk gedeeltelijk al als avatar.”

En daarbij vervaagt de grens tussen wat gespeeld is en wat echt? “Precies! De westerse oefenmens kan zijn wat hij zich-zelf fantaseert. Reageren wij in ons spel op de dagelijkse reali-teit of schept dit doen alsof, dit opvoeren van verzonnen scena rio’s, zelf ook een nieuwe werkelijkheid? Tot nu toe den-ken wij dat het leven echt is en dat wij daarop reageren met spel en fantasie. Maar misschien is het wel andersom: ik vermoed dat Mars Landing ons laat zien dat spel en fantasie het leven vormgeven.”

Mars, de rode planeet, heeft de mensheid altijd gefasci neerd. Zeker sinds de Italiaanse sterrenkundige Schiaparelli op het oppervlak donkere lijnen ontdekte die hij hield voor ‘kanalen’. Waarmee de vraag rees: wie had die kanalen gegraven? De schrijver H.G. Wells wist het wel: kwaadaardige Marsbewoners. In zijn boek ‘War of the Worlds’ uit 1898 liet hij ze de aarde veroveren. Het gelijk- namige hoorspel van Orson Wells zorgde in 1938 voor paniek in de VS.

Al snel na het begin van de ruimtevaart in 1957 ging de aandacht uit naar Mars. Marsmissies kenden een lange reeks mislukkingen, maar ook opmerkelijke successen. Na een aantal jammerlijk mislukte Russische pogingen slaagden de Amerikanen er in 1965 in de Mariner 4 langs de rode planeet te laten scheren. De sonde maakte de eerste zwart-wit foto’s van het oppervlak.

In 1971 slaagden de Russen erin als eerste een sonde – de Mars 3 – op het oppervlak van Mars te laten landen. De Mars 3 zond gedurende twee minuten signalen uit voor hij de geest gaf. Een groot succes waren de Amerikaanse missies van de Viking I en II in 1976. Beide sondes bleven jarenlang gege-vens en foto’s naar de aarde zenden.

In de jaren tachtig en negentig misluk-ten belangrijke Russische en Amerikaanse missies, maar de landing van de Amerikaanse Pathfinder in 1997 was een groot succes. Vanuit de Pathfinder reed een karretje over het Marsoppervlak, dat zelfstandig onder-zoek deed. Miljoenen mensen volgden via internet live de avonturen van deze Sojourner. Op dit moment rijden diverse Amerikaanse karretjes rond op Mars en draait er een actieve satelliet rond de planeet, Mars Odyssey.

De Europese ruimtevaartorganisatie ESA bracht in 2003 de Mars Express in een baan om Mars. Dat resulteerde onder meer in prachtige 3-D beelden. De sonde Beagle die op Mars had moeten landen sloeg te pletter. Een nieuwe Europese Mars-missie staat voor 2011 op het programma.

De Amerikaanse president Barack Obama wil Amerikaanse astronauten rond 2035 op Mars laten landen, zo heeft hij onlangs bekend-gemaakt. “En ik verwacht dat ik er dan nog ben om dat te zien.”

De rode planeet

21MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 22: Flux 3 - De virtuele wereld

Aan een ruimtevaarder

Ik ben een cluster dode zonnen, hardgeworden overschotvol weerstand, zelfs met maximale aanloopkaatst de lucht mijn sprong nog voor kniehoogte terugik drijf alleen op water en zelfs dat maar tijdelijkde ruimte tussen mijn gespreide armenvangt geen wind

Ik ga in zoogdiergang, van zand naar zandkom niet boven het rumoer van veehet geroezemoes van zee of ooghoogteik moet de satellieten maar geloven;het kleurig stromend ozonvelhet fijne edelstenen ei

Ik weet van vacuumgevarenhet netwerk van nevels en cellenspeldenknoppen poorten naar het lichtandersom heb ik de reis al vaak gemaaktdit nietig sterrenstoffenlijf uitvergroottot lege zalen

Maar jij hebt ontsnappingssnelheidstapt straks met veren voeten de explosie intelt jezelf tussen de sterrenzwemt in de afwezigheid van grond en getijdenziet ons voor de vlekken die we zijn

Als jij met niks dan lucht op je rugin het schijnsel van het eerste moment -wil je richting het duister draaienen wil je zeggen dat ik er ben?

Poëzie

12 maart 2010 – Andre Kuipers leest vanuit het Houston Space Center het aan hem opgedra gen gedicht 'Aan een Ruimtevaarder'.

GEDICHT VAN MARJOLIJN VAN HEEMSTRAUITGEVERIJ THOMAS RAP

Neuroimaging

Het virtuele

De kennis en het veld van de neuro-wetenschappen groeiden de afgelopen twintig jaar explosief.

Terwijl psychologen, radiologen, bio-chemici en neurologen begin jaren negentig nog in eenzame afzondering een van de grootste puzzels van de natuur probeerden te kraken, richtte sindsdien bijna elke Nederlandse universiteit een interdiscipli-naire onderzoeksgroep op om het brein te bestuderen. Binnen NWO werd het onder-zoeksprogramma Cognitie opgevolgd door het Nationaal Initiatief Hersenen en Cognitie.

Nieuwe technieken spelen een belangrijke rol in het moderne hersenonderzoek. We kunnen er het functioneren van speci-fieke hersengebieden soms live mee bekijken. Een oude bekende is Elektro-encefalografen (EEG), waarbij we aan het schedeloppervlak de elektrische activiteit meten van duizenden neuronen die tege-lijkertijd ‘vuren’. Nieuwer is de nieuwe functional Magnetic Resonance Imaging

Dankzij nieuwe technieken kunnen we adem benemende beelden bekijken van onze hersenen. Toch blijft het brein grotendeels een raadsel. Het meest complexe object in het ons bekende universum laat zich ook met neuroimaging niet zo gemakkelijk kennen, stellen Petra van Alphen en Ira van Keulen van het Rathenau Instituut. AUTEUR RONALD ROVERS

22 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 23: Flux 3 - De virtuele wereld

[ > ]

brein blijft een raadsel(fMRI), waarmee we echt naar binnen kunnen kijken. fMRI meet de bloed-toevoer door de veranderingen in magnetische velden op te sporen.

NeuronenOok redelijk nieuw: Transcraniële Mag-netische Stimulatie (TMS). Daarmee kunnen we de elektrische communica-tie tussen neuronen tot drie centimeter onder de schedel onderdrukken of juist stimuleren om te zien welke gevolgen dat heeft voor specifieke functies. En sinds enige tijd is het mogelijk om met Diffuse Tensor MRI de activiteit van de wittestofbanen te bekijken, via welke neuronen met elkaar communiceren. Daarmee kan onder meer de achteruit-gang in geheugenprocessen veel beter in beeld worden gebracht.Staan we dankzij al deze moderne neu-roimaging-technologieën op het punt de werking van de hersenen definitief te doorgronden? “Nee”, zegt Petra van Alphen resoluut. Ze is onderzoeker op

de afdeling Science System Assessment van het Rathenau Instituut en brengt sinds september 2009 de invloed van neuroimaging op Nederlandse onderzoeksaanvragen in kaart. “Het probleem is dat we geen overkoepe-lende theorie van het brein hebben.”

DNAHaar collega Ira van Keulen vult aan. “In de genetica weten we hoe informa-tie in het DNA is opgeslagen. Maar als ik je vraag een telefoonnummer te onthouden dan weten we nog steeds niet wat precies de informatiedrager in het brein is.” Als onderzoeker op de afdeling Technology Assessment richt Van Keulen zich met name op de maatschappelijke aspecten van neuro-imaging. “Neuro imaging maakt visuele lokalisatie mogelijk in een virtu eel brein, maar we weten nog steeds niet precies wat we zien. Neuroweten-schap pers voelen zich daardoor waarschijnlijk zoals chemici zich

moeten hebben gevoeld voor de uitvin-ding van het periodiek systeem.” Er is, zegt Van Keulen, in de neuro-wetenschappen al veel bekend over de anatomie van het brein en over hoe individuele neuronen met elkaar com-municeren. “Maar wat ontbreekt is een theoretisch kader dat verklaart waarom neuronen bepaalde activiteit vertonen in de gedistribueerde netwerken waar-uit de hersenen zijn opgebouwd. Bovendien weten we niet precies hoe ons gedrag en perceptie voortkomen uit die activiteit.”

Het probleem met scans is dat ze wel hersenactiviteiten laten zien, maar niet wat de betekenis daarvan is, zegt Van Alphen. “Het bedrieglijke is dat een hersenscan eruit ziet als een plaatje van de hersenen in de vorm van een hoofd. In een doorsnede van het brein zie je meerdere gebieden in kleur oplichten. Maar stel dat ik jou reken-sommetjes laat maken, terwijl een scan

23MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 24: Flux 3 - De virtuele wereld

Neuroimaging vervolg

wordt gemaakt. Dan ben je niet alleen met rekenen bezig, maar maak je ook gebruik van taalgebieden in de hersenen omdat je waarschijnlijk de getallen hardop in je hoofd zegt. Tegelijkertijd denk je misschien aan wat je vanavond gaat koken. De hersenen functioneren tijdens elke taak als een complex net-werk waardoor activiteiten zoals lopen, praten, herinneren of zelfs stil zitten en nergens aan denken nooit eenduidig gerepresenteerd zijn.”

RelatiefActiviteit op een hersenscan betekent bovendien niet dat alleen dat ene gebied actief is, aldus Van Keulen. “Wat we zien is relatieve activiteit ten opzichte van een baseline. Want er vindt natuur-lijk altijd en overal in het brein activiteit plaats. Daarbij komt dat de hersenen van elk individu weer net anders zijn.

Afbeeldingen van fMRI-scans zijn daarom altijd een gemiddelde van de scans van minstens vijftien personen en de uitkomst van een veelvoud aan statistische berekeningen. Daarbij komt dat de combinatie van spatiële en tem-porele resoluties – de nauwkeurigheid waarmee op plaats en in tijd naar de hersenen kan worden gekeken – bij elke imaging-techniek net niet optimaal is. Een temporele resolutie van een seconde heeft maar een beperkte zeggingskracht als de neuronale activi-teit zich in milliseconden afspeelt.”

Maar dat maakt ons nog niet hulpe-loos, aldus de twee onderzoekers. Tegenwoordig is het mogelijk om verschillende imaging-technieken simultaan in te zetten. Door fMRI en EEG te combineren kan een hoge spa-tiële én temporele resolutie worden

bereikt. “De combinatie van TMS en fMRI stelt ons in staat causale verban - den tussen hersengebieden en cogni-tieve functies in kaart te brengen waar vroeger vaak alleen correlaties konden worden berekend.”

Het is een spannend onderzoeksveld, beamen Van Alphen en Van Keulen en de aandacht ervoor groeit nog steeds. De precieze resultaten van Van Alphens onderzoek zijn nog niet bekend, maar duidelijk is al wel dat steeds meer Nederlandse wetenschappers neuro-imaging willen gebruiken in hun onderzoek. In welke mate die toename een hype is en in hoeverre onderzoeks-vragen met neuroimaging meer kans maken op financiering, moet nog blijken.

Ethische agenda opstellenIra van Keulen richt zich bij het Rathenau Instituut sinds januari 2009 op de wisselwerking tussen tech-nologie en samenleving, in het bijzonder nano- en neurotechnologie. Ze werkt aan de ontwikkeling van een ethische agenda rondom de introductie van de neurowetenschappen in het onderwijs. Voor het Europees Parlement schrijft ze een rapport over het groeiende ingenieursperspectief binnen het hersen-onderzoek, waarbij het brein steeds verder wordt nagebouwd en pogingen worden ondernomen om in het brein in te grijpen met nieuwe technieken.

Veranderingen in kaart brengenHoe beïnvloeden nieuwe imaging-technieken het cognitieonderzoek? Werken wetenschappers uit verschillende disciplines vaker samen? Worden onderzoeken met een neuro imaging-techniek anders gefinancierd, veranderen de onderzoeks-vragen werkelijk of is veel onderzoek een bevestiging van bekende cognitieve inzichten? Binnen het project Imaging en neuro- en cognitie-wetenschap brengt Petra van Alphen sinds september 2009 de veranderingen in kaart door de inzet van imaging-technieken.

24 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

[ < ]

Page 25: Flux 3 - De virtuele wereld

Wat zien we hier? Dit is een grafische weer-gave van de inhoud van scheikunde blogs op researchblogging.org. Researchblogging.org is een serieuze wetenschappelijke website, waar alleen blogs op geplaatst worden die van te voren gereviewd zijn. De blogs bespre-ken wetenschappelijke publicaties en geven zo een beeld van interessante en opmerkelijke ontwikkelingen in de chemie. Het plaatje is gebaseerd op de titels van de wetenschappe-lijke publicaties die in de blogs besproken worden.

Nogal ingewikkeld... Zo ziet het er wel uit, maar het valt eigenlijk best mee. De woorden in het plaatje zijn titelwoorden van de publi-caties. Woorden die samen voorkomen worden met elkaar verbonden; hoe vaker hoe dikker de lijn tussen de woorden. De kleuren verwijzen naar de mate van relevantie: hoe vaker een woord verbonden is met andere woorden, hoe relevanter het woord is.

Welke onderwerpen komen aan bod? Vier titelwoorden komen het meest voor. Op een en twee staan Origin en Life, die ook vaak samen voorkomen. Geen verwijzing naar Darwins meesterwerk, maar naar publicaties

waarin de chemie van het ontstaan van leven wordt onderzocht. Op drie en vier staan Chemistry en Future, verbonden met chemie-woorden zoals organic, analytic chemistry, combinatorial met woorden als clinical, micro biology, food en algemene woorden als program, current en perspective. Er zijn twee kleinere clusters. Het cluster linksboven lijkt te verwijzen naar de klimaat-chemie en die rechtsboven naar anorganische chemie.

Waarom doen jullie dit onderzoek? Dit plaatje is onderdeel van een onderzoek naar het wetenschappelijk discours op internet en het verschil met traditionele academische literatuur. Internet wordt steeds belangrijker voor het doen van onderzoek en onze hypo-these is dat ook het academisch discours erdoor veranderd. Ten opzichte van de tradi-tionele, academische literatuur is het discours in de blogs dynamischer, disciplinair breder en meer gericht op de maatschappelijke impli-caties van het onderzoek. Of de blogs op termijn een eigen functie krijgen in de weten-schappelijke literatuur of in de interactie tussen wetenschap en maatschappij is nog niet duidelijk.

De kaart van Thomas

ToelichtingCo-occurrence kaart van titelwoorden van publi-caties waarnaar in blogs verwezen wordt.

Drempelwaarde is twee co-occurences van woor-den.

Figuur laat het grootste netwerkdeel zien, n=182. Voor het hele netwerk geldt N=214. Kleuren verwijzen naar degree centrality. Gebaseerd op 295 blogposts van 52 blog-gers tussen 1 september 2007 en 1 januari 2010.

Thomas Gurney is onderzoeker op de afdeling Science System Assesment van het Rathenau Instituut. Bij zijn onderzoek werkte hij samen met Paul Groth, postdocto-raal onderzoeker e-science aan de VU Amsterdam.

AUTEUR JOHAN NEBBELING

25MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 26: Flux 3 - De virtuele wereld

Steeds meer gegevens worden digitaal opgeslagen in databanken. Dat biedt ontegenzeggelijk voordelen. Maar de vraag wat we eigenlijk beogen met het opslaan van al die gegevens wordt nauwelijks gesteld. Ook over de gevolgen van massale digitale opslag wordt onvoldoende nagedacht. AUTEUR JOHAN NEBBELING

Geert Munnichs is onderzoeker en coördinator op de afdeling Technology Assessment van het Rathenau Instituut.

Databases in beeld

“Het verzamelen en digitaal opslaan van gegevens suggereert dat we daarmee volledige controle krijgen over wat er in

de samenleving gebeurt. Door zoveel mogelijk gegevens te verzamelen, is de gedachte, kunnen we snel ingrijpen als het misgaat. Het is het oude idee van de maakbare samenleving in een nieuw jasje. Maar de risicovrije maatschappij bestaat niet. De hoog gespannen verwachtingen kunnen dus alleen maar tegenvallen.”Onderzoeker Geert Munnichs leidt het project Databases in beeld, waarmee het Rathenau Instituut de (on)mogelijkheden van digitale informatie-bestanden in kaart wil brengen. Het project is een vervolg op Screening Society, waarin het vooral ging om de gevolgen voor de privacy van maatregelen in de strijd tegen misdaad en terreur. Het huidige onderzoek is breder georiënteerd en richt zich op de relatie tussen de ‘architectuur’ van databanken en de mogelijkheden, wenselijkheden en risico’s van digitale opslag.

Pure winstVoor de goede orde: Munnichs is niet a priori tegen het digitaal opslaan van gegevens in databanken. Het feit dat informatie daardoor snel en goed toe-gankelijk is, is pure winst, betoogt hij. “Los daarvan is het een ontwikkeling die niet te keren is. Digitale opslag van gegevens zal alleen maar toenemen. Om problemen te voorkomen kunnen we er dus maar beter voor zorgen dat we onze zaakjes goed voor elkaar hebben.”En daar zit’ m de kneep: we hebben onze zaakjes onvoldoende op orde, constateert Munnichs op basis

van de voorlopige uitkomsten van het onderzoek. “Bij beleidsmakers en politici leeft weinig besef van de implicaties van de almaar toenemende digitale dataopslag. Systematische aandacht voor het onder-werp ontbreekt. Het is een soort black box: niemand weet precies wat erin zit en wat eruit komt.” CentraalTechnici die databases bouwen bevestigen vaak de hooggespannen verwachtingen van beleidsmakers over de mogelijkheden. Belangrijke vragen worden snel over het hoofd gezien. Munnichs: “Je hebt het dan bijvoorbeeld over centrale versus decentrale opslag. Decentrale opslag heeft als voordeel dat gegevens zich dichter bij te bron bevinden, bijvoor-beeld bij de burger zelf. Dat maakt gegevens beter controleerbaar. Ook is beter toezicht mogelijk op het gebruik. Centrale opslag maakt informatie breder toegankelijk, maar vergroot ook het veiligheids-risico.”De data van een gemiddelde burger zijn nu al terug te vinden in naar schatting 250 tot vijfhonderd data-bases. Dat aantal zal de komende jaren alleen maar toenemen. Munnichs: “Veel mensen zeggen: ik heb niks te verbergen, van mij mogen ze alles weten. En veel informatie in databases is ook niet erg privacy-gevoelig. Maar wat als op straat komt te liggen dat je ooit een psychiatrische behandeling hebt gehad? Of als je onterecht in een politiebestand te boek staat als crimineel? De kans dát er iets fout gaat is misschien niet groot. Maar áls het fout gaat, kunnen de gevol-gen voor een individuele burger zeer ingrijpend zijn. Dat moet voldoende reden zijn voor grote zorgvuldigheid.”

Database als ‘black box’Niemand weet wat eruit komt

26 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 27: Flux 3 - De virtuele wereld

[ > ]

EPD leidt tot nieuwe verhoudingen“Patiënt krijgt meer macht”

Jacobs, hoogleraar computerbeveili-ging aan de Radboud Universiteit Nijmegen, doet voor het Rathenau Instituut een casestudy naar de invoe-ring van het Elektronisch Patiënten Dossier. Harde uitspraken over voor- en nadelen van het EPD kan en wil Jacobs niet doen. Daarvoor is het EPD te ingewikkeld. “Bovendien weten we niet hoe het EPD in de praktijk zal uit-pakken. Pas als het is ingevoerd, zullen de haken en ogen geleidelijk zichtbaar worden.”

Vooralsnog is Jacobs ‘genuanceerd positief’ over het EPD. “Om te begin-nen is er grote behoefte aan een systeem dat zorgverleners snel toe-gang geeft tot accurate en actuele medische gegevens van hun patiën-ten. Een groot voordeel van het EPD is bijvoorbeeld dat het een einde maakt aan allerlei schimmige regio-nale initiatiefjes die nu van de grond komen. Dat zijn vaak houtje-touwtje-systemen, waarbij rond beveiliging, privacy en patiëntenrechten niets is geregeld. Het EPD is met strikte eisen omgeven en werkt regulerend. Áls het werkt natuurlijk. Want het wordt een omvangrijk en complex ICT-bouwwerk zoals we eigenlijk nog niet kennen. Het kán werken, maar 100 procent zeker is dat niet.”

MachtsverhoudingHoe dan ook zal met de invoering van het EPD de machtsverhouding tussen arts en patiënt verschuiven in het voordeel van de patiënt, meent Jacobs. “De patiënt krijgt makkelijker

toegang tot zijn eigen dossier. Hij kan dus zien wat de arts over hem opschrijft. ‘Maar dat heb ik toch hele-maal niet zo bedoeld? Heeft de dokter mij niet begrepen?’ De patiënt zal eerder verhaal halen of een second opinion vragen.”Ideetje van Jacobs: de arts zet twee computerschermen op zijn bureau. Een voor hemzelf en de andere waarop de patiënt kan meelezen wat de arts opschrijft. “Dat kan mis-communicatie voorkomen. En de arts moet rekening houden met wat hij opschrijft. Denigrerende kwalificaties als ’deze patiënt is een zeurkous’ kunnen niet meer.”

In Nederland is gekozen voor decen-trale opslag van medische gegevens. De gegevens blijven dus op de com-puters van de zorgverlener en worden niet ondergebracht in een centrale database. Er komt wel één Landelijk Schakel Punt van waaruit alle gege-vens kunnen worden benaderd. “Dat is een groot verschil met bijvoorbeeld Duitsland, waar de patiënt op een chipcard zijn eigen gegevens bij zich draagt. Daar vertrouwt men op de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt. Nederland heeft dan niet aan-gedurfd. Dat geeft te denken, want de keuze van een ICT-architectuur zegt veel over de onderliggende machts-verhoudingen.”

PolitiemanVoor zorgverleners brengt het EPD een aspect mee waar ze niet blij van worden: ze worden verantwoordelijk

voor de identiteitscontrole van patiën-ten en de beveiliging van gegevens in het systeem. Vooral in ziekenhuizen, waar patiënten veelal anoniem zijn, is dat een issue. “’Moeten wij als een soort politieagent optreden?’, zeggen zorgverleners. En inderdaad: daar komt het op neer.”

Er komen duidelijke richtlijnen welke zorgverlener toegang heeft tot welke informatie. Wie stiekem onbevoegd spiekt, wordt geregistreerd en valt door de mand. Elke zorgverlener krijgt een eigen toegangspasje met een per soonlijke pincode, dat hem – afhan-kelijk van zijn relatie met de patiënt – bepaalde bevoegdheden toedeelt. Dat betekent dat er in totaal circa 500.000 van deze UZI-pasjes (Unieke Zorgverlener Identificatie) in omloop zullen zijn; een op elke 25 volwassen Nederlanders. “Dat is een aantal waar ik van schrik. Het geeft aan hoe groot de medische sector is. Doordat er zoveel mensen bij zijn betrokken is de kans groot dat zaken misgaan.”

In de praktijk en de hectiek van alle dag, voorziet Jacobs, zullen zorgver-leners geneigd zijn elkaars UZI-pasjes te gebruiken. “Maar daarmee lopen ze het risico dat zij verantwoordelijk wor-den voor beslissingen en handelingen van anderen.” De invoering van het EPD brengt voor zorgverleners nieuwe verantwoordelijkheden en aansprake-lijkheden met zich mee, meent Jacobs. “Ze zullen op een andere, zorgvuldi-ger wijze moeten werken. Ook daar heeft de patiënt baat bij.”

De invoering van het Elektronisch Patiënten Dossier leidt tot nieuwe verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden. Hoe die in de praktijk zullen uitpakken is nog de vraag, zegt wetenschapper Bart Jacobs. “Maar zeker is dat de macht van patiënten toeneemt.”

27MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 28: Flux 3 - De virtuele wereld

[ > ]

Elektronisch Kind Dossier “Snelheid gaat voor zorgvuldigheid”

“Het is op zich een mooi streven om risico’s zoveel mogelijk uit te sluiten. Maar we schieten door. De invoering van het Elektronisch Kind Dossier heeft een eigen dynamiek gekregen, waardoor we voorbijgaan aan fundamentele keuzes. Snelheid gaat nu voor zorgvuldigheid.”

Hoofddocent Simone van der Hof van de Faculteit Rechtswetenschappen aan de Universiteit van Tilburg zet grote vraag-tekens bij de voortvarendheid waarmee met name de vier grote steden te werk gaan bij de invoering van het EKD. Die doortastendheid, vindt ze, gaat voorbij aan essentiële vragen die kleven aan het EKD. “Mijn belangrijkste bezwaar is dat het EKD uitgaat van wantrouwen. Het bekijkt kinderen als risicofactor. Afhankelijk van de criteria krijgt een kind het predicaat laag, gemiddeld of hoog risico opgeplakt. De vraag of we op die manier wel naar onze kinderen willen kijken, wordt niet gesteld.”

In opdracht van het Rathenau Instituut schreef Van der Hof een – kritische – case-study over het EKD. “Door maar zoveel mogelijk gegevens over kinderen te verza-melen willen we een tweede Maasmeisje of Savanah voorkomen. Maar meer infor-matie leidt niet automatisch tot betere zorg. Hoe tragisch het lot van het Maas-meisje of Savanah ook was, het waren kinderen die bekend waren bij Jeugdzorg. Een EKD had hen niet kunnen helpen.”Hoe ver de grip van de overheid op gezin-nen al gaat, ziet Van der Hof in Rotterdam. “Enkele dagen na de bevalling krijgen ouders in het kader van het project Stevig Ouderschap een formulier toegestuurd met vragen over hun verleden en hun persoonlijkheid. Die moeten de ouders afzonderlijk invullen. Vervolgens komt een verpleegkundige langs, die de vragenlijst meeneemt.” Papieren dossierHet EKD was aanvankelijk bedoeld als vervanging van de papieren (medische) dossiers van Jeugdzorg. Deze dossiers bevatten gegevens over de lichamelijke, verstandelijke en psychosociale ontwik-keling van alle kinderen tussen nul en negentien jaar. “Maar geleidelijk zijn

steeds meer gegevens en functies toe-gevoegd. Met deze uitbreiding zijn ook tal van andere instanties geïnteresseerd geraakt in en betrokken bij het EKD. Het wordt nu vooral gezien als een instrument om een alomvattend beeld te krijgen van kinderen en hun sociale omgeving.”

Bovendien genereert het EKD een gigan-tische hoeveelheid gegevens, waarvan maar de vraag is wat ze betekenen. “Naar verluidt zouden er, op basis van de criteria van het Rotterdamse EKD- project Kidos, alleen al in de Maasstad 40.000 potentiële probleemjongeren zijn. Zulke aantallen benemen het zicht op werkelijke probleemgevallen. En wat is dan een probleemjongere? Bovendien blijven aller-lei moeilijk te vatten begrippen buiten beeld. Mogen jongeren bijvoorbeeld niet meer gewoon lekker schaamteloos zijn?”

StigmatiserendHet EKD, concludeert Van der Hof, is een sterk technologiegedreven oplossing voor een grote diversiteit aan psychosociale en gezondheidsproblemen. Het ziet kinderen niet als individuen, maar labelt hen in cate-gorieën. Dat label kan stigmatiserend en discriminerend werken en hulpverleners het zicht benemen op wat er werkelijk aan de hand is. “Ik vind dat we met het EKD pas op de plaats moeten maken. We hebben niet zorgvuldig genoeg nagedacht over wat we eigenlijk beogen. Maar intus-sen heeft het EKD een eigen dynamiek ontwikkeld, ook omdat de vier grote steden er veel geld in hebben gestoken. Het enige wat we nog kunnen doen, is heel goed de vinger aan de pols houden.”

Databases in beeld vervolg

28 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 29: Flux 3 - De virtuele wereld

Feiten & cijfersAUTEUR PIETER VAN DEN BRAND

Videogames zijn sterk in opmars sinds ze in de jaren tachtig, in de slipstream van de personal computer en de spelcomputer, hun intrede deden. Miljoenen mensen maakten kennis met nu archaïsch ogende spelen als Pac-Man en Space Invaders. Door de opkomst van internet in de jaren negentig konden gamers wereldwijd online tegen en met elkaar spelen op de pc en later via speciale gameconsoles, zoals de Sony Playstation, Micro-softs XBOX en de Wii van Nintendo. Op dit moment zijn vooral

God of War III, Modern Warfare 2, World of Warcraft, The Sims en Farmville erg populair. Er zijn verschillende soorten games te onderkennen. MMORPG’s (Massively Multiplayer Online Role Playing Games) zijn vooral gericht op actie, zoals oorlogsvoering, racen en horror. MUVE’s (Multi User Virtual Environments) scheppen een virtuele sociale omgeving, waarin de speler zich begeeft met een avatar, een naar zijn wensen of dromen geschapen virtuele persoonlijkheid.

Games in opmars

Miljarden-marktGame over? Dacht het niet. Games zijn big business. Zo’n 38,5 miljard euro ging er wereldwijd in 2008 om in de game-industrie. En dat bedrag groeit tot een slordige 55 mil-jard in 2013. De helft van de omzet wordt behaald in Europa. De Nederlandse markt van videogames groeide in 2008 met 21,1 procent ten opzichte van het jaar daarvoor tot een omvang van 585 miljoen euro. In 2013 zal dat volgens de prognoses 830 miljoen euro zijn. Computerspellen wor-den steeds minder vaak in de winkel gekocht, maar online op internet gespeeld. En in toene-mende mate draadloos op het mobieltje. Het grootste marktaan-deel (ruim eenderde) hebben de consoles of spelcomputers, die de gamemarkt blijven domineren.

(Bron: Global Enter-tainment and Media Outlook 2009-2013, PricewaterhouseCoopers, 2010)

Iedereen doet hetNiet alleen jongeren gamen. Iedereen doet het. Slechts een kwart van de gamers in ons land is jonger dan acht-tien. De helft is tussen de achttien en 49 jaar. Het resterende kwart is vijftig jaar of ouder. Als 65-plussers eenmaal aan het gamen slaan, is hun enthousiasme niet meer te stuiten. Volgens het Pew-insti-tuut, een Amerikaanse ‘Facttank’, doet een-derde van de ouderen het dan steevast dage-lijks. Onder jongeren is dat slechts eenvijfde. Uit recent onderzoek van Todays Gamers met Zylom, een website met woord-, kaart- en puzzel spelletjes, blijkt dat vrouwen net zo fanatiek gamen als mannen. Driekwart van de mannen en twee-derde van de vrouwen speelt regelmatig een computergame.

BoerendorpZelf je virtuele gewas-sen zaaien en koeien en geiten houden. Dat kan op Farmville, een web-stek die al 64 miljoen gebruikers telt. Het begint met wat zaad-jes en de verkoop van de eerste oogst. Met de muntjes die hiermee zijn verdiend, kan de online boerderij al snel worden uitgebreid met schuren, tractors en vee en zelfs dure villa’s. Ook met het werven van deelnemers kan men punten verdienen. Dat verklaart de razende populariteit van het juli vorig jaar verschenen computerspel, dat via de eigen website en via vriendensite Facebook te spelen is. Rondom de site zijn allerlei initiatie-ven ontstaan: blogsites waarop tips worden uit-gewisseld, Farmville Art en zaligverklaringen van de boerensite op You-Tube, waar overigens ook flink over de ver-slavende werking ervan wordt geklaagd.

Wat u ook moet weten over gaming …Bijna alle Amerikaanse jongeren – bijna 100 procent – gamet (jon-gens 99 en meisjes 94 procent). In Nederland zijn welgeteld 173 bedrijven die games ontwikkelen. Eenderde daarvan richt zich onder meer op serious games (bron: Dutch Games Association). Volgens een twee jaar geleden gehouden peiling op internet zijn ouders het meest bezorgd over het effect van gaming op hun kids. Als ze hun kinderen moeten advi-seren, wijzen ouders eerder het spelen van games af dan het con-sumeren van alcohol of porno. Ook de poli-tiek buigt zich over de virtuele wereld. De Tweede Kamer drong er bij minister Hirsch Balin van Justitie op aan vormen van virtu-ele kinderporno in het MUVE-spel Second Life aan te pakken. De minister zag daar echter weinig heil in.

Toekomst van het gamenIntussen zitten de ontwikkelaars van videogames niet stil. Ze werken aan spelen die de grens tussen de virtuele en de echte wereld vrijwel zullen beslechten. Een voor-beeld daarvan is Natal, een nieuwe toepassing van Microsoft. Natal maakt gebruik van augmented reality (het combineren van computerbeelden met ‘echte’ live opnamen) en gezichts- lichaams- en stemherkenning. De speler heeft geen controler meer nodig, omdat een 3d-scanner zijn bewegingen recht-streeks vertaalt naar het beeldscherm. Zo kan de gamer bijvoorbeeld met een echte uppercut een virtuele tegenstander knockout slaan.

www.farmville.com

29MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 30: Flux 3 - De virtuele wereld

Serious gaming: snel en Enterprise, Checkout, Embargo, Hotel Career, ClimateQuest. Klinkende namen die aan spannende en sexy videogames doen denken. Maar het gaat om serious games die in het onderwijs worden gebruikt. Games waarmee je Engels of Nederlands kunt leren, ziet hoe je een bedrijf runt en hoe het toegaat in een hotel of ervaart hoe klimaat-verandering werkt.

Niet alleen in het onder wijs en de zorg, maar in alle sectoren groeit het aantal computerspelletjes om kennis en vaardigheden te ontwik kelen. Er gaan zelfs

geluiden op om de dienst-verlening van de overheid aan te bieden in de vorm van een game. Zo zou de overheid burgers en bedrij-ven spelenderwijs inzicht kunnen geven in waar ze bijvoorbeeld subsidies of zorgvergoedingen kunnen krijgen. Of, minder leuk, om ze te laten zien welke belas-tingen ze moeten betalen en wat er met het geld gebeurt.

Ook oorlog is een populair thema. Naast omstreden toppers als World of War-craft en Killzone kent het krijgs geweld ook zijn serious games. TNO ontwikkelde op basis van de game Virtual

Battle Space 2 een trainings-traject dat infanteristen voorbereidt op operaties in Uruzgan. “Je kunt mensen virtueel sneller trainen door de hoge frequentie van leer-momenten. Bovendien kun je de game makkelijk via internet distribueren”, zegt Peter Werkhoven, directeur research van TNO Defensie en Veiligheid. “ Natuurlijk is virtueel oefenen ook gewoon veiliger. Bij echte oefeningen gebeuren regel-matig ongelukken, sommige zelfs met dodelijke afloop. Achter de computer loop je dat risico niet.”

Let’s get serious

Beelden uit Re-Mission, het videospel voor

kinderen met kanker

Reportage

30 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 31: Flux 3 - De virtuele wereld

[ > ]

veilig leren?Niet voor de fun, maar om te leren en vaardigheden op te doen. Serious gaming is hot. In tal van sectoren doen computerspellen hun intrede. De zorgsector is een van de koplopers.AUTEUR PIETER VAN DEN BRAND

Op avontuur met Roxxi. Niet naar verre melkweg-stelsels of exotische fantasieoorden, maar door het menselijk lichaam. Gezondheidspsychologe Pam

Kato van het Kenniscentrum Patiëntveiligheid van het UMC Utrecht geeft een demo van Re-Mission. De vrouwelijke hoofdpersoon van dat spel heet Roxxi. Haar missie: de laatste kankercellen in het lichaam vernietigen. Vóór elke missie krijgt Roxxi een briefing over de slopende ziekte en zijn symptomen. Daarmee gaat de ranke brunette op pad. In hoog tempo vuurt ze chemopillen af. Als beloning krijgt ze meer pillen en meer energie, zoals te zien is op een fel gekleurd metertje linksonder op het scherm. Re-Mission is een echte videogame: spannend en vol actie, met een snelle housedreun op de achtergrond. De muziek is speciaal gecomponeerd voor deze serious game, die 2,5 miljoen dollar heeft gekost.

Re-Mission is gemaakt voor kinderen met kanker, vertelt de Amerikaanse wetenschapper Kato. “Ze leren meer over hun ziekte, gaan er beter mee om en zijn trouwer in het slikken van medicijnen en antibiotica. Dat werkt, weten we uit onderzoek.”Roxxi gaat niet alleen kankercellen te lijf, maar ook misselijk-heid en infecties. En ze laat donkere, rotsachtige knollen uiteen knallen met een vuurzee van kogels. De kogels zijn een soort laxeerpillen, die verstoppingen bestrijden. “De verpleegsters die we raadpleegden, zeiden dat het spel beslist aandacht aan constipatie moest geven. Daar praten chemo-patiënten niet graag over, maar het komt veel voor. Je kunt er gemakkelijk iets tegen doen.”Van Re-Mission zijn zo’n 155.000 exemplaren verspreid, in 81 landen. Een prachtig resultaat, vindt Kato, want de groep kinderen die chemotherapie krijgen, is niet zo groot. “Je leert

31MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 32: Flux 3 - De virtuele wereld

[ < ] meer met een game. Hoe interactiever het lesmateriaal hoe beter. Je interesse wordt vanzelf geprikkeld. Toen ik mijn studenten met Re-Mission kennis liet maken, kreeg ik ze maar met moeite zover om ermee te stoppen.”

Game-boonHet bedrijf Games Factory Online werkt aan Birthplay. Deze game traint artsen, gynaecologen en verloskundigen in complexe stuitbevallingen. Niet met de muis, maar met een ingenieus gebouwde game-boon, een driedimen-sionaal basismodel van een babylichaam, volgestopt met technische snufjes. “Hiermee leren ze een baby op de juiste manier te draaien en gezond ter wereld te laten komen”, legt directeur Jurriaan van Rijswijk uit. “Het protocol voor stuitbevallingen is ingewikkeld, in de praktijk kan er snel iets mis gaan.”

Van Rijswijk, bestuurslid van brancheorganisatie Dutch Games Association, ziet de zorg als groeimarkt. Artsen, specialisten en verpleegkundigen kunnen volop oefenen, met name in risicovolle ingrepen. En vooral: veel fouten maken, want daar leren ze van. “Gamen scheelt tijd. Je hebt geen docent of klaslokaal meer nodig. Artsen en verpleegkundigen kunnen in hun eigen tijd aan hun kennis en vaardigheden werken.” Dat oefening kunst baart, geldt ook voor serious games in de gezondheids-zorg. Een arts die dagelijks drie uur gamet maakt 37 procent minder fouten, blijkt uit Amerikaans onderzoek.

WiiOok spelcomputers veroveren hun plek in de zorg. Het UMC in Groningen wil een spel ontwikkelen voor de Wii. Doel is chirurgen de motorische vaardig heden bij te brengen die nodig zijn bij operaties via de buikwand. “Dit type ingrepen heeft uit zichzelf al veel weg van een game. Terwijl hij in iemands buik bezig is, kijkt de chirurg op een beeldscherm”, zegt adviseur e-learning Jetse Goris van het Wenckebach Instituut. Het eerste prototype is enthousiast ontvangen, aldus Goris. “We staan op het punt de complete game te gaan ontwikkelen. De financiën zijn al rond.”Dat laatst is niet onbelangrijk. De hoge investeringen zijn volgens Van Rijswijk de reden waarom het niet zo wil vlotten met het gamen in de zorg. “Een gemiddelde entertainment game kost tientallen miljoenen euro’s. Maar ook voor een serious game moet je een paar miljoen euro meebrengen. Dat geld is er vaak niet. Bovendien kost het ontwikkelen van een nieuwe serious game veel tijd.”

Kato werkt intussen aan een nieuwe game die jonge artsen bewust wil maken van patiëntveiligheid: Air Medic Sky. Een belangrijk item in de gezondheids-zorg, omdat de druk op jonge, beginnende artsen groot is. “Ze moeten nog veel leren, terwijl er al wel een grote verantwoordelijkheid op hun schouders rust . Dat leidt makkelijk tot stress. En artsen met veel stress maken zes tot acht keer meer fouten, blijkt uit onderzoek.”Voor Air Medic Sky zijn geen miljoenen beschikbaar en ook dit project kent een lange adem. “Het belangrijkste is de validatie van de game. Met andere woorden: de game moet aantoonbaar doen waarvoor hij is gemaakt. Anders zullen artsen hem nooit spelen. Er zijn veel games in de zorg, maar de meeste hebben die kwalificatie niet.”

Goris stelt dat gaming nog in de kinderschoenen staat: “De eerste voorbeelden laten zien dat het een fantastisch medium voor de zorg kan zijn. Maar er is nog veel onderzoek nodig.”

Serious games dienen een bepaald (trainings) doel voor het echte leven. De grenzen tussen spel en realiteit en fysiek en virtueel zijn met serious games steeds lastiger te trekken.

Een bekend voorbeeld is America’s Army (www.americasarmy.com). Deze game, ontwikkeld door het Amerikaanse leger en gefinancierd door de Amerikaanse overheid, is naast een online-spel ook een recruitment tool voor het leger. Daarmee is het het eerste virtuele spel dat als doel heeft mensen over te halen het echte leger in te gaan. Met een druk op de knop is dat dan zo gebeurd.

Trainings- en simulatieapplicaties, maar ook echte wapens, van het Amerikaanse leger zijn vrijwel gelijk aan America’s Army interfaces. Het verschil in waarneming tussen virtueel schieten in het spel en fysiek schieten in de werkelijkheid verdwijnt hierdoor, zoals onlangs te zien was op een film-pje op internet over Amerikaanse helikopterpiloten die vermeende tegenstanders onder vuur namen.

Hoewel trainen voor het echte leven in een virtuele omgeving nuttig kan zijn, kan de virtuele wereld nooit de fysieke omgeving in z’n totaliteit van onver-wachte gebeurtenissen evenaren. ‘Al doende leert men’ geldt in veel geval-len alleen door het zelf aan den lijve te ervaren. In een videospel onder vuur komen liggen, is nog altijd heel wat anders dan de kogels echt om je oren horen fluiten.

Virtueel op oorlogspad

Reportage vervolg

32 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 33: Flux 3 - De virtuele wereld

Φ Wilt u meer weten over deze en andere projecten van het Rathenau Instituut? Kijk dan op onze website: www.rathenau.nl

Projecten en publicatiesAUTEUR JOHAN NEBBELING

Databases in beeld (2009-2011)Overal ligt informatie over u opgeslagen in databases: medische data, reisgegevens, bezochte internetpagina’s. Dat vergroot het gemak en de efficiëntie, maar kent ook risico’s. Wie heeft toegang tot de gegevens, hoe zijn ze beveiligd en wat gebeurt er allemaal mee? De mogelijk-heden en risico’s hangen samen met de inrichting – de architec-tuur – van de databases. Zijn er andere keuzes mogelijk?

Contact: Geert Munnichs

Screening Society (2006-2008)In de strijd tegen misdaad en terreur neemt de overheid steeds verdergaande maat- regelen. Politie en justitie hebben steeds ruimere bevoegd heden en maken steeds vaker gebruik van nieuwe technologie: van DNA-onderzoek en slimme camera’s tot de opslag van biometrische gegevens en het doorzoeken van digitale databestanden. Wat zijn de gevolgen voor onze privacy?

Contact: Geert Munnichs

Personalisering van zorg-technologie (2008-2010)We meten thuis onze bloed-druk, gebruiken onze telefoon als gezondheidscoach en volgen online een trainings-programma. Voor wie het kan betalen is er een total body-scan. De belofte is dat het individu meer controle over zijn eigen gezondheid krijgt, maar is dat ook zo?

Contact: Lotte Asveld

De spelregels van de harde virtuele werkelijkheid (2007-2010)Online games en virtuele werelden als Second Life, Habbo Hotel, World of Warcraft en Call of Duty zijn regelmatig in het nieuws. Vaak vanwege (vermeende) incidenten als diefstal, kinderporno, racisme en hacking. Het is soms onduide lijk waar het online-spel ophoudt en de harde werkelijk-heid begint. Wat mag waar wel en waar niet?

Contact: Chantal Steegers

Digitalisering van de openbare ruimte (2007-2010)Wie over straat loopt, draagt een onzichtbare digitale identi teit met zich mee. Camera’s waken over onze veiligheid, sensoren houden bij waar onze auto rijdt en poortjes beheren de toegang. Gewapend met pasjes, mobiel-tjes en voertuigen laten we zien wie we zijn, dat we daar mogen zijn en dat we daar ook voor betaald hebben. Wat zijn de mogelijkheden en gevolgen?

Contact: Christian van ’t Hof

De technologische grenzen van Europa (2009-2010)Je ogen en je gezicht. Het geluid van je stem en een afdruk van je vinger. Het zijn kenmerken die uniek zijn voor ieder mens. Nederland en Europa maken daar steeds meer gebruik van om vast te stellen wie je bent. Dit project is het vervolg op de succesvolle studie De migratiemachine, waarvan binnenkort de Engelse vertaling verschijnt.

Contact: Michiel Besters

Making Perfect Life (2009-2011)In opdracht van het Europese Parlement onderzoeken we de manier waarop biologie en technologie met elkaar zijn verweven en tot nieuwe perspectieven leiden op het maken van leven. We richten ons op vier gebieden: op het lichaam en het brein en op levende en intelligente sys temen. In november volgt een bijeenkomst in Brussel.

Contact: Ira van Keulen

Sociale robots (2008-2010)Robots die voor je vechten, robots die voor je zorgen. Tot nu toe zijn robots machines die werk doen dat voor mensen saai, zwaar of gevaarlijk is. Na een verkenning in Japan, hebben we hier bijeenkomsten over georganiseerd. In septem-ber verschijnt de publicatie ‘Robots onder de mensen’.

Contact: Martijntje Smits

De digitale generatie (2004-2006)Onderzoek naar internetgedrag van jongeren mondde uit in het gelijknamige boek, in de reeks Jaarboek ICT & Samenleving, in samenwerking met het Sociaal Cultureel Planbureau. De trend richting web 2.0 werd toen al gesignaleerd.

Contact: Christian van ’t Hof

Het Rathenau Instituut doet onderzoek naar de kansen en risico’s van de informatiesamenleving.Hieronder vindt u een overzicht van recente en lopende projecten.

Einde dossier

33MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 34: Flux 3 - De virtuele wereld

Rathenau kort

ICT'ers verrassend veelzijdig

Deelnemers aan de beurs ICT delta, die half maart werd gehouden, geven op de computer aan hoe zij honderd miljoen euro zouden verdelen over verschillende onderzoeks-gebieden. De uitkomst was verrassend, vindt Edwin Horlings van het Rathenau Instituut.

“Je zou kunnen verwachten dat deelnemers aan een ICT-conferen-tie veel geld zouden toekennen aan onderzoek op het gebied van informatica. Dat gebeurde slechts gedeeltelijk: ook onderzoek op het gebied van milieu en sociale wetenschappen kreeg veel geld van de bezoekers. Ik vermoed dat de bezoekers denken dat deze wetenschapsgebieden een oplossing kunnen bieden voor hedendaagse problemen, zoals klimaatverandering en de maat-schappelijke onrust rond integratie.”

Mensverbetering: wat vindt het publiek?

Pillen, breinstimulators, cosme-tische operaties en gentherapie: we kunnen steeds meer aan ons-zelf veranderen en verbeteren. Maar wat vindt het Nederlandse publiek daar eigenlijk van? Om dat te achterhalen doet het Rathenau Instituut de komende maanden publieksonderzoek naar de opinies over mensverbetering.

Waar hoopt ‘de man in de straat’ op? Waar is hij bang voor? Wanneer zou hij zelf naar pillen grijpen of een cosmetisch chirurg inschakelen? Het publieksonder-zoek moet het antwoord geven op deze en tal van andere vragen, zegt onderzoeker Martijntje Smits van het Rathenau Instituut. “We hebben eerst een vergelijkende studie uitgevoerd naar dergelijke onderzoeken in het buitenland. Daaruit bleek dat mensverbete-ring ook daar vaak nog niet leeft bij het grote publiek. Het is vooral een zaak van wetenschappers en beleidsmakers.”Hoog tijd dat dat verandert, meent Smits. “Als de politiek niet weet wat het publiek van dit onder werp vindt, wordt het lastig om er beslissingen over te nemen.”

Rathenau online

Hergebruik van lichaams-materiaal, mensverbetering, robots, nanotechnologie, privacy en de koppeling van databases. Maar ook de prestaties van de Nederlandse wetenschap, onder-zoeksfinanciering, innovatie en excellentie.

Over deze en andere zaken thema’s vindt u informatie op de nieuwe website van het Rathenau Instituut, die begin dit jaar live ging. Bezoekers kunnen filmpjes bekijken, reageren op stellingen en alle rapporten, magazines en boeken van het Rathenau Instituut gratis downloaden. De nieuws-berichten van de site zijn ook beschikbaar via RSS. Het Rathenau Instituut is inmiddels ook te vinden op Twitter en LinkedIn.

‘Dokter Google’ maakt arts in spé niet blij

Ruim 80 procent van de aan-komend artsen vindt het geen wenselijke ontwikkeling dat patiënten informatie op internet verzamelen voor een zelfdiag-nose. Dat blijkt uit een peiling van het Rathenau Instituut onder 226 studenten geneeskunde en artsen in opleiding tijdens het jaarlijks Medisch Interfacultair Congres (MIC).

Een opvallende uitkomst, vindt Chantal Steegers van het Rathenau Instituut. “Je zou ook kunnen zeggen dat het juist goed is dat patiënten zich informeren voordat ze naar de huisarts of specialist stappen. Blijkbaar heb-ben aankomende artsen niet veel vertrouwen in ‘dokter Google’.”Op het congres bleek verder dat 70 procent van de ondervraagden vindt dat artsen een IVF-behande-ling mogen weigeren aan vrouwen die roken, drinken of veel te zwaar zijn. Ook zijn artsen in spé terughoudend als het gaat om het inzetten van nieuwe mens-verbetertechnologieën. Zo vindt 92 procent gentherapie voor spor-ters uit den boze. Verder wijst 86 procent prenatale diagnostiek af als die is gericht op geslachts-keuze en uiterlijke kenmerken. En ruim 80 procent van de onder-vraagden vindt dat artsen de concentratieverbeteraar Ritalin niet mogen voorschrijven aan kinderen die een CITO-toets moeten maken.

AUTEUR ROB VOORWINDEN

34 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 35: Flux 3 - De virtuele wereld

Onderzoek Bouw-kunde? Professionals erbij!

Bij het beoordelen van de kwa-liteit van universitair onderzoek op het gebied van Bouwkunde moeten ook professionals uit de praktijk worden betrokken. Dat is de belangrijkste conclusie van een pilot-studie die is gedaan aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. De studie is onderdeel van ERiC, een gezamenlijk pro-ject van het Rathenau Instituut, KNAW, VSNU, NWO en de HBO-raad, waarin de vraag wordt gesteld hoe de maatschappelijke waarde van wetenschap kan worden beoordeeld.

Universitair onderzoek wordt al jarenlang beoordeeld aan de hand van het Standaard Evaluatie Protocol. Vorige versies daarvan leidden ertoe dat de kwaliteit vooral beoordeeld werd op basis van het aantal publicaties en het aantal malen dat die publicaties worden geciteerd. “Er zijn echter weinig wetenschappelijke tijd-schriften op het gebied van de architectuur”, zegt Barend van der Meulen van het Rathenau Instituut. “Het bestaande evaluatie protocol is daarom niet zo geschikt voor Bouwkunde.”Verder vindt de validering van bouwkundige kennis niet alleen plaats aan universiteiten. Het gebruik van de kennis in de prak-tijk is een belangrijk indicatie voor de kwaliteit ervan. Daarom zouden bij de beoordeling van het bouwkundig onderzoek ook mensen uit de professionele prak-tijk moeten worden ingeschakeld. Van der Meulen: “Neem professio-nals op in de commissies die het onderzoek beoordelen. Of ga als commissie in elk geval praten met professionals. Zo krijg je een beeld van de maatschappelijke waarde van het onderzoek.”

Symposium mens verbeteringPraten over Viagra

Twee documentairemakers die ruim honderd ambtenaren vertellen over hun eigen ervarin-gen met Viagra en Ritalin. Het gebeurde op een symposium over mensverbetering, dat het Rathenau Instituut op 20 mei hield samen met de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie.

De conferentie over human enhancement was een vervolg op een ‘kenniskamer’ die het Rathenau Instituut voor de top van de ministeries hielp organi-seren. “Het onderwerp werd daar zo belangrijk geacht dat meer ambtenaren er kennis van zouden moeten nemen”, zegt onderzoe ker Ira van Keulen van het Rathenau Instituut. “Opvallend is dat beide ministeries het onder-werp mensverbetering niet alleen op de agenda zetten om juridische en ethische voetangels voortijdig te ondervangen. Ze willen ook verkennen of mensverbetering niet voor een collectief wense-lijk doel ingezet kan worden. Dus bijvoorbeeld om bepaalde beroepsgroepen, zoals politie-mannen en brandweermannen, te ondersteunen bij hun werk. Of om criminelen bij te sturen en zo tot een veiligere samen leving te komen. Dat is een nieuwe dimensie in de discussie over human enhancement, omdat tot dusver vooral het verbeteren van individuen centraal stond.”

Kamerleden werpen blik in de toekomst

Op uitnodiging van het Rathenau Instituut verdiepten Kamer-leden zich half april in een van de meest veel belovende toepassingsgebieden van nanotechnologie: zorg en gezondheid.

Nieuwe therapieën tegen kanker, laboratoria op postzegelformaat, ultrasnelle DNA-vermenigvuldi-ging en kritische vragen over samenwerking, veiligheid en de maatschappelijke dialoog: het werkbezoek maakte duidelijk dat alleen investeren in onder-zoek niet genoeg is. Belangrijke uitdagingen in de zorg, nieuwe verantwoordelijkheden voor de patiënt, lange ontwikkelingstijden en het publieke en politieke debat over nanotechnologie geven mede vorm aan innovatie in de nano-geneeskunde.

Download het verslag van het werkbezoek en de achtergrond-notitie over nanogeneeskunde in Nederland via de nieuwe web - s pecial www.rathenau.nl/nanodialoog

35MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Kamerleden trekken beschermende kleding aan voor een rondleiding op de High Tech Campus in Eindhoven

Page 36: Flux 3 - De virtuele wereld

OVERIGENS ... ONDERZOEKERS VAN HET RATHENAU INSTITUUT GEVEN COMMENTAAR OP EEN ACTUEEL DEBAT

Vijf onderzoeksinstellingen ontwikkelden een methode om de maatschappelijke waarde van wetenschappelijk onderzoek te bepalen. ERiC (Evaluating Research in Context) riep discussie op: “Lagen Galilei, Volta of Einstein wakker van de vraag of hun onderzoek maatschappelijk relevant was? Waarom zouden wetenschappers dat nu dan wél doen?”AUTEUR ROB VOORWINDEN

EriC: maatschappelijke relevantie onderzoek

Barend van der Meulen, onderzoeker van het Rathenau Instituut.

Hoe beoordeel je de kwaliteit van onderzoek? Tot nu toe gebeurde dat vooral op basis

van het aantal publicaties van onder-zoekers. Er werd altijd ook gevraagd naar de maatschappelijke relevantie van het onderzoek, maar hoe die relevantie kon worden beoordeeld, was niet uitgewerkt.Daar is verandering in gekomen met ERiC, waarin vijf onderzoeks-organisaties (waaronder het Rathenau Instituut) samenwerken. ERiC brengt in kaart welke bijdrage onderzoek levert aan het oplossen van maatschappelijke problemen of innovatie in het bedrijfsleven.

Grillig padERiC valt niet bij iedereen in goede aarde. “Het is onzinnig om vooraf te eisen dat wetenschappelijk onder-zoek nuttig moet zijn”, betogen

critici, onder wie Vincent Icke in NRC. Want, zo luidt de redenering, echt onderzoek is een reis door terra incognita, een grillig pad zonder bewijsbaar doel. “Als Volta niet was gaan experimenteren met elektrici-teit, hadden we een paar eeuwen later geen pacemakers gehad.”“De reacties op ERiC zijn wisse-lend”, zegt Barend van der Meulen, onderzoeker van het Rathenau Instituut. “Er zijn tegenstanders. Maar andere onderzoekers zijn juist blij dat de maatschappelijke waarde van hun onderzoek meespeelt bij evaluaties.”

LegitimatieVan der Meulen wil overigens absoluut niet beweren dat al het onderzoek voortaan maatschappe-lijk relevant moet zijn. “In sommige vakgebieden wíl je niet eens dat het

onderzoek directe impact heeft, omdat dat niet de functie van dat onderzoek is. En als de bijdrage van een onderzoek op korte termijn niet duidelijk is, schrijf je dat gewoon op.”

Volgens Van der Meulen is de discus sie over maatschappelijk nut van onderzoek van belang voor de legitimatie ervan. “Dat is belangrijk, omdat er veel geld in wetenschappe-lijk onderzoek wordt gestoken. Onze ervaring is trouwens dat veel onderzoekers juist graag duidelijk willen maken welke bijdrage ze leveren aan beleid, innovatie, gezondheidszorg, welzijn of onder-wijs. Gelukkig maar: als de meeste onderzoekers niet ook op hun maat-schappelijke bijdrage willen worden beoordeeld, ondermijnt dat de positie van de wetenschap in de samenleving.”

36 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 37: Flux 3 - De virtuele wereld

Profiel

Hoe komt een Chinese data-analist terecht bij het Rathenau Instituut en waarom brengt ze de Nederlandse watersector in kaart?

“Ik kwam naar Nederland omdat mijn man een baan kreeg bij het Erasmus Medisch Centrum.” Dus wilde de Chinese onderzoeker Bei Wen hier graag op haar eigen onderzoeks-gebied (data-analyse) aan de slag. Ze schreef zich in voor een masteropleiding, maar werd geweigerd omdat haar Chinese vooropleiding niet zou aansluiten op het Nederlandse master-niveau. Niet getreurd: ze begon gewoon een niveau lager met een bacheloropleiding aan de Erasmus Universiteit. Daarna stroomde ze alsnog door naar de masterstudie in computational economics.

Bij het Rathenau Instituut is Wen aan het promoveren op de structuur van het Nederlandse wateronderzoek. Welke clusters van onderzoekers zijn er? Werken ze samen of niet? En zo ja: op welke gebieden? Bijvoorbeeld bij het uitwisselen van data of het ontwikkelen van specialisaties? Om het antwoord op deze vragen te zoeken is Wen twee dagen per week te vinden op het KWR in Nieuwegein, het onderzoeksinstituut van de drinkwatersector.

“Ik gebruik technieken op het gebied van data-analyse om het onderzoeksveld in kaart te brengen. Het is een erg ingewikkeld gebied, met veel actoren: onderzoekers, politici, beleidsmakers, bedrijven en instellingen. Hoe is de structuur, wat is de dynamiek? Het is nog een beetje verwarrend, maar ik ben dan ook nog maar pas begonnen.”

Uiteindelijk moet haar onderzoek leiden tot een model van de watersector, waarmee de werking van de sector kan worden gesimuleerd en – wellicht – voorspeld. “We willen weten hoe onderzoek werkt en hoe je het kunt sturen. Is sturing van bovenaf goed of juist niet? Moet je het onderzoeksgeld inzet-ten op bepaalde speerpunten? Die vragen zijn belangrijk voor de wetenschap. En voor beleidsmakers die graag evidence based decisions willen nemen.”

Water is erg belangrijk voor Nederland, heeft Wen de afgelo-pen jaren gemerkt. “Het land ligt deels onder de zeespiegel en heeft te maken met overstromingen. De aandacht voor wateronderzoek wordt daardoor soms gedreven door inci-denten. Maar er wordt in elk geval veel geld geïnvesteerd in onderzoek op dit gebied. Ik hoop dat ik ertoe kan bijdra-gen dat dat geld zo goed mogelijk en met zoveel mogelijk resultaat wordt ingezet. En ik hoop natuurlijk dat ik met mijn data-analyse een bijdrage kan leveren aan het oplossen van het probleem van de klimaatverandering.”

AUTEUR ROB VOORWINDEN

Chinese data-analist brengt Nederlandse watersector in kaart

37MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 38: Flux 3 - De virtuele wereld

Natuurbeleid

Tastend naar

Het Nederlandse natuurbeleid kraakt in zijn voegen. De tegenstellingen tussen natuurbeschermers en boeren en ondernemers worden alleen maar groter, de politiek meezuigend in steeds nieuwe conflicten. Drie denkrichtingen bieden perspectief, concludeert het Rathenau Instituut na een ronde door het veld. Naast robuuste natuurgebieden en de veelbeproefde polderaanpak, lijkt het concept van ecosysteemdiensten veelbelovend.AUTEURS ANTOINETTE THIJSSEN (TEKST) EN RENÉ DIDDE (KADERTEKSTEN)

Het gaat niet goed met het Nederlandse natuurbeleid. Na de pijnlijke discussies rond de Hedwigepolder en de brandbrief van premier Balkenende aan Barroso

is er nu weer hevige strijd ontstaan bij de invoering van de Europese richtlijn Natura 2000. Deze richtlijn, die de belangrijkste Europese natuurgebieden moet beschermen, heeft de bestaande tegenstellingen tussen natuurbeschermers enerzijds en boeren en ondernemers anderzijds alleen maar verscherpt. Met aan de ene kant de boeren en ondernemers die vrezen dat ze in de beschermde gebieden zo weinig mogen dat hun bedrijfsvoering in gevaar komt; en aan de andere kant de natuurbeschermers die bang zijn dat ook nu ‘zwakke’ natuurbelangen toch weer het onderspit zullen delven tegenover de ‘sterkere’ economische belangen.

Er moet iets gebeuren om uit de impasse te komen waar het Nederlandse natuurbeleid in terecht is gekomen. Daarover zijn vrijwel alle betrokkenen het eens. Maar wat? “Op papier, juridisch dus, is de natuur in Nederland uitstekend beschermd”, vertelt Jan Staman, directeur van het Rathenau Instituut, die nauw betrokken was bij de voor-bereidingen van een expertmeeting over natuurbeleid voor de Eerste Kamer. “Da’s mooi, zou je denken. Maar het feno-meen doet zich voor dat die goede juridische bescherming in de praktijk, als het gaat om besluitvorming over concrete gebieden, eerder polariserend en belemmerend werkt.” Het gevolg: slepende procedures, partijen die de hakken in het zand zetten, wantrouwen over en weer en wegsmeltende bereidheid om er samen tot goede oplossingen te komen.Uit een rondgang van het Rathenau Instituut langs

deskundigen en betrokkenen bij het natuur beleid komen drie denkrichtingen bovendrijven die aanknopings punten lijken te bieden om verder te komen. Het eerste concept is dat van de robuuste natuur oftewel ‘het scheiden van functies en belangen’. “Het is duidelijk dat grote een heden belangrijke voordelen hebben”, zegt Staman. “Zo is er ruimte voor natuurlijke processen, zoals overstroming en verstuiving. Soorten met een relatief groot leefgebied vinden er voldoende ruimte. En er zijn meer mogelijkheden voor zonering van recreatief gebruik, waardoor de kans op verstoring afneemt.”

Volgens Staman is het concept van de robuuste natuur een antwoord op de talloze grensconflicten die spelen bij de Natura 2000-gebieden. “Het grote probleem bij Natura 2000 in Nederland blijkt te zijn dat we er zoveel hebben – maar liefst 162 – die relatief klein zijn en dus veel grenzen hebben. Door te kiezen voor grotere gebieden doorbreek je dat fragmentarische dat nu zoveel problemen oplevert.”

PolderenEen heel andere benadering is het concept van de regionale participatieve natuurontwikkeling. Of, in gewoon Nederlands: samen polderen in de regio. Staman: “Binnen dat concept geeft de overheid partijen in gebieden de kans en de middelen om samen een voorstel te maken voor de ontwikkeling en het beheer van de natuur.”Het polderconcept is volgens hem een antwoord op de te sterke juridisering van het natuurbeleid in Nederland. “Het afdwingen van bescherming blijkt in de praktijk vaak een heilloze weg. Ik denk dat een polderaanpak soms beter kan

38 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 39: Flux 3 - De virtuele wereld

een uitweg

[ > ]

werken. Kijk bijvoorbeeld maar naar regionale initiatieven op het gebied van groene energie. Die lopen vaak goed. Daar weten milieubeschermers en bedrijven elkaar wel te vinden en versterken ze elkaar. Waarom zou dat in het natuurbeheer niet kunnen werken?”

DienstenNog weer anders is het relatief nieuwe concept van de eco-systeemdiensten. In dit concept gaat het om het toekennen van een economische waarde aan de voordelen die de natuur

ons biedt. Voorbeelden zijn: waterberging in natuurgebieden, koeling van steden, plaagonderdrukking door natuurlijke predatoren in de landbouw en een aantrekkelijk landschap voor recreanten. Staman: “Nu zijn die diensten van de natuur nog schijnbaar gratis Door de econo mische waarde van de natuur expliciet te maken wordt het commercieel interessant om die zogeheten ecosysteemdiensten te gaan leveren.”Het interessante van het concept van de ecosysteemdiensten is volgens Jan Staman dat aan de natuur een waarde wordt toegekend in het economisch verkeer. “Daarmee creëer je

Jean Eigeman vindt dat het probleem niet ligt bij al te ijverige natuur beschermers, maar bij de politiek. “De Tweede Kamer heeft het natuurbeleid er niet helderder op gemaakt. Amende ment op amendement, wetswijziging op wetswijziging kregen we te verwer ken. Alle-maal kortetermijnpolitiek. We zouden eindelijk eens op een

wat langere termijn dan vier jaar moeten denken. Het is daarom goed dat het rijk de Boswet, de Flora- en Faunawet en de Natuur-beschermingswet wil bundelen, waardoor er meer samenhang in het natuurbeleid ontstaat.”

En als op landelijk niveau eenmaal een helder beeld is geschapen, moet het

natuurbeleid op lokaal en regio-naal handen en voeten krijgen, aldus Eigeman. “En dan, letter-lijk, volgens het poldermodel. Dus: om tafel met alle belangheb-benden en samen oplossingen bedenken die zoveel mogelijk recht doen aan alle belangen. Daarmee worden de uitzichtloze patstellingen voorkomen die nu vaak jarenlang voortwoekeren.”

Jean Eigeman, lid van de Eerste Kamer voor de PvdA

39MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 40: Flux 3 - De virtuele wereld

extra bescherming en legitimiteit, bovenop de waarde van biodiversiteit die toch minder tastbaar is.”

Hij denkt niet dat één van de drie concepten de totaal oplos-sing voor alle problemen biedt. “Dat zou buitengewoon naïef zijn, het zijn geen toverdrankjes.” Wel kunnen ze helpen een uitweg te vinden uit het aanhoudende getob in het natuur-beleid. “Iedereen wil dat de waardevolle natuur in Nederland behouden blijft. Maar we wonen nu eenmaal met veel mensen in een klein landje waar we ook ons brood moeten verdienen, in een leuk huis willen wonen, recreëren en ons

kunnen verplaatsen. Dat vereist dat we inventief moeten omgaan met de schaarse ruimte in ons land.”

[ > ]

“Laten we ophouden met de heilloze polarisatie tussen natuur en econo-mie”, meent Sybe Schaap. “Natuur en economie zijn vaak uitstekend te combi-neren. We moeten alleen zoeken naar goede combinaties. Waterberging en het klimaat bestendig maken van ons land gaan bijvoorbeeld uitstekend samen met het ontwikkelen van nieuwe natuur-gebieden”, zegt Schaap, tot voor kort voorzitter van de Unie van Waterschap-pen. Ook agrarisch natuur beheer (boeren die tegen een vergoeding de natuur beheren), recreatie en wonen in het groen zijn vormen waarbij natuurbeheer en economische ontwikkeling hand in hand kunnen gaan, vindt hij.

Volgens Schaap zijn veel natuur bescher-mers te krampachtig bezig met het behoud van exclusieve soorten. “Natuur-beheer is – zeker in de maar liefst 162 Natura 2000-gebiedjes – verworden tot een soort postzegel verzamelen van unieke exemplaren; een dure en nogal bureaucratische hobby van enkelingen. Maar het is helemaal niet erg als ergens een bijzonder plantje het loodje legt. De natuur is dynamisch, dat plantje komt elders wel weer terug.”

Nederland moet zich, meent Schaap, minder bezighouden met het behoud van ‘postzegelnatuur’, maar zich juist concen-treren op de vorming van grote, robuuste natuurgebieden, veelal aangeschakeld in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). “We zijn al jaren bezig met de EHS. Het schiet maar niet op. De voltooiing ervan moet prioriteit krijgen.”

Sybe Schaap, namens de VVD lid van de Eerste Kamer

Natuurbeschermers moeten hun kritische houding niet laten varen, vindt professor Kees Bastmeijer, dit voorjaar geïnstalleerd als hoogleraar Natuurbeschermingsrecht en Waterrecht aan de Universiteit van Tilburg. “Het is een mooi streven om economische activiteiten te laten samen-gaan met natuur en natuurontwikkeling, zoals waterberging en het klimaatbesten-dig maken van Nederland. Maar het is een misvatting dat natuur en economie altijd hand in hand gaan. De natuur staat er wereldwijd niet goed op. Ook in Nederland staat de biodiversiteit onder druk. We zullen daarom gewoon moeten accepteren dat er harde grenzen zijn aan het combineren van economie en natuur. Natuur moet soms gewoon beschermd worden tegen nadelige invloeden, zoals woningbouw, grootschalige recreatie of intensieve veehouderij.”

Dat wil overigens niet zeggen dat er in natuurgebieden helemaal niets kan, aldus de hoogleraar. “Het kan zinvol zijn economische projecten een stevige natuurdoelstelling mee te geven. Dat is bijvoorbeeld gebeurd bij de bouw van de woonwijk IJburg in Amsterdam. Dat was een omstreden project, waarbij eerst natuurwaarden zoals mosselbanken werden versterkt voor er mocht worden gebouwd. Zo’n aanpak werpt ook elders vruchten af.”

Een niet-onbelangrijk neveneffect van deze aanpak is dat natuurbeschermers zich kunnen conformeren aan de plannen, waardoor er minder processen en rechts-zaken gevoerd worden. “Dat betekent minder kosten, minder tijdverlies en minder frustratie. En het belangrijkste: de natuur schiet er direct en concreet wat mee op.”

Kees Bastmeijer, hoogleraar Natuur-beschermingsrecht en Waterrecht aan de Universiteit van Tilburg

Φ Hoe moet het verder met het natuurbeleid in Nederland? Over die vraag wil de commissie LNV van de Eerste Kamer graag praten met deskundigen en betrokkenen. Daarom heeft de commissie het Rathenau Instituut verzocht een expert-bijeenkomst te organiseren. Het Rathenau Instituut heeft hiervoor een startnotitie voorbereid. De expertbijeenkomst die in maart van dit jaar zou plaatsvinden, is echter uitgesteld wegens de val van het kabinet.

Natuurbeleid vervolg

40 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 41: Flux 3 - De virtuele wereld

Gastcolumn

Wat ik van het afnemende vertrouwen in wetenschap en techniek vind – daar moest mijn column over gaan. Behulpzaam wees

de redactie mij op de vaccinatiecampagne tegen baar-moederhalskanker: de opkomst is laag en het verhaal doet de ronde dat er nanorobotjes in de injectienaalden zitten waarmee de overheid ons allemaal wil chippen.

Tja, als je het mij vraagt valt het met dat vertrouwen nog best mee. Goed, blind vertrouwen in wetenschappelijke deskundigheid is er niet meer, maar dat is niet erg – ik zie het als voortschrijdend inzicht onder het publiek. En je moet niet afgaan op fantasten die overal complotten zien. Ik bedoel, dat van die nanochips, dat gelooft toch geen mens?Mooi voorbeeld van vertrouwen: de aswolk uit IJsland. Eerst was die levensgevaarlijk en ging het vliegverkeer plat. Na een paar dagen was de wolk nog even dik, maar toen werd de economische schade voor de luchtvaart-maatschappijen te groot. De maatschappijen deden zelf een paar testvluchten en hun conclusie was dat de as ongevaarlijk was. Hoongelach alom, zou je denken. Eerst maar eens onafhankelijk onderzoek afwachten, toch? Maar nee hoor: iedereen was opgelucht en de vakantie-gangers gingen in polonaise de vlieg tuigen weer in. “Als de piloten de lucht in willen, dan is dat voor mij garantie genoeg”, zei een passagier.

Ik stond paf van zoveel vertrouwen in de luchtvaarttech-nici. Maar als je er even over nadenkt, is dat vertrouwen natuurlijk terecht. Zeker, de passagiers hadden er zelf het grootste belang bij dat er weer gevlogen werd. Maar dan ga je nog niet met je leven spelen. Nee, de luchtvaart-maatschappijen hebben dat vertrouwen in de loop van heel veel jaren verdiend. En ook ditmaal is het vertrou-wen niet beschaamd: ze zeiden dát het kon én het kon.

Ander voorbeeld. Mijn onderzoek gaat over de verhou-ding tussen wetenschappers en boeren. Onder boeren was vroeger wantrouwen tegenover de wetenschap troef, wil het cliché. Maar schijn bedriegt.

Na de Tweede Wereldoorlog is de melkproductie van koeien enorm gestegen, van 4.000 tot bijna 9.000 kg melk per koe per jaar. Daar heb ben wetenschappers een centrale rol in gespeeld. Door een uitgekiend selectie-programma te ontwikkelen om de beste melkverervers onder de stieren en koeien op te sporen. Tot ongeveer 1970 stuitten ze op hardnekkig verzet van de boeren. Die fokten hun beesten niet op de productie-cijfers, maar op een fraai uiterlijk. Een mooie koe was een goede koe, vonden de boeren. De wetenschappers vonden dit onbegrijpelijk. Koeien hou je toch niet voor het mooi? Een moderne boer streeft toch naar de hoogste productie?

De boeren waren niet gek. Met mooie koeien bedoelden ze stevig gebouwde, sterke koeien die stabiele produc-ties leverden – geen top producties. De gedachte was dat dit robuuste type koe rendabeler was dan het delicater gebouwde type dat wel meer melk gaf maar ook veel gevoeliger was voor allerlei kwalen. Het wantrouwen van de boeren gold dus het opjagen van de melkproductie. Ze hadden niks tegen wetenschap als zodanig – waar het ze uitkwam maakten ze er volop gebruik van. Maar in dit geval hadden ze dus een andere bedrijfsstrategie dan de wetenschappers. (Een betere zelfs, zou je vanuit duurzaamheidsoogpunt zeggen.)

De moraal. Ten eerste: vertrouwen moet je verdienen. Ten tweede: ga niet meteen uit van irrationeel wantrou-wen als nieuwe wetenschap er niet ingaat als koek, maar zoek uit wat precies de bezwaren zijn.

Mooie koeien

Bert Theunissen is hoogleraar Geschiedenis der Natuurwetenschappen aan de Universiteit van Utrecht. Onlangs verscheen van hem ‘De Koe’, over de geschiedenis van het Nederlandse melkvee tussen 1900 en 2000.

Goed, blind vertrouwen in wetenschappelijke deskundigheid is er niet meer. Dat is niet erg, maar juist een teken van voortschrijdend inzicht onder het publiek.AUTEUR BERT THEUNISSEN

41MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 42: Flux 3 - De virtuele wereld

Kunst & Wetenschap

Het licht dat de Half Life Lamp van kunstenaar en industrieel ontwerper Joris Laarman (1979) uitstraalt, komt van levende organismen: Chinese hamster eicellen die zijn gemodificeerd met het lichtgevende gen van een vuurvliegje. Ze vermeerderen zich op de polymeer filmpjes die het lampenkapje vormen – onder een glazen stolp, met de juiste voeding en bij een temperatuur van 37 graden. Voeg het stofje luciferine toe en er ontstaat licht.

De cellijn die voor de lamp wordt gebruikt, bestaat sinds 1957. “Er is geen dier dat onder deze lamp lijdt”, zegt Laarman, die zich als ontwerper sterk maakt voor een duurzame toekomst. “Het is de eerste stap naar een biologisch volledig afbreekbare lamp.”Laarman, die cum laude afstudeerde aan de Eindhovense

Design Academy, droomt van een duurzame toekomst waarin producten in het lab groeien. Hij is een moderne Leonardo da Vinci, die in zijn Amsterdamse lab kunst en vormgeving laat versmelten met spiksplinternieuwe technologie en wetenschap; een grensoverschrijdende experimentele speeltuin, waarin ambachtslieden, wetenschappers, techneuten en kunstenaars samen de toekomst vormgeven. “We weigeren te geloven dat iets onmogelijk is.”

De Half Life Lamp is dit najaar te zien tijdens het kunstfestival Grenswerk in Enschede en begin 2011 in het Museum Boymans van Beuningen in Rotterdam. Zie www.rathenau.nl voor een uitgebreid interview met Joris Laarman.

AUTEUR PASCAL MESSER

42 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 43: Flux 3 - De virtuele wereld

Christian van ‘t Hof (1972) is sinds 2006 senior onderzoeker bij de afdeling Technology Assessment. Hij onder-zoekt hoe de virtuele en fysieke wereld steeds hechter met elkaar verweven raken: de publieke ruimte digitaliseert door toenemende sensor-

en communicatie apparatuur, terwijl virtuele werelden steeds echter worden. In mei verscheen zijn boek ‘Check in / Check uit’, over de steeds verder schrijdende digitali-sering van de openbare ruimte.

Chantal Steegers (1980) is sinds 1 oktober 2006 als onderzoeker verbonden aan de afdeling Technology Assessment. Ze houdt zich bezig met de projecten Opkomende markten voor lichaamsmateriaal en De Spel-regels van de Harde Virtuele Werke-

lijkheid. Chantal heeft Cultuur- en Wetenschapstudies gestudeerd aan de Universiteit van Maastricht en aan de San Diego State University en werkte bij een communi-ca tieadviesbureau en de Centrale Commissie Mens-gebonden Onderzoek (CCMO).

Antoinette Thijssen (1965) werkt sinds mei 2008 bij het Rathenau Instituut. Ze geeft leiding aan de afdeling Commu-nicatie en ontwikkelt het communica-tiebeleid voor het Rathenau Instituut. Antoinette Thijssen heeft de School voor Journalistiek in Utrecht gedaan

en is afgestudeerd als filosoof. Ze werkte in verschillende communicatie functies bij ministeries en was hoofd communicatie van een landelijke milieuorganisatie.

Clara Kemper (1954) werkt op de afdeling Communicatie van het Rathenau Instituut. Zij houdt zich bezig met de productieplanning en -begelei ding van publicaties en overig drukwerk, bewaakt de huisstijl en biedt organisatorische en logistieke onder-

steuning bij bijeenkomsten en evenementen. Clara heeft diverse grafische opleidingen doorlopen en was werkzaam bij regionale kranten.

Max Beinema (1947) is grafisch vorm-gever. Na zijn opleiding aan het Grafisch Lyceum Amsterdam heeft hij zich vooral toegelegd op het vorm-geven van jaar verslagen, nieuws-brieven/maga zines en brochures. Hij werkt voornamelijk voor (semi)

overheids instellingen, op het gebied van werkgelegen-heid, onderwijs en wetenschap.

Johan Nebbeling (1957) is zelfstandig tekstschrijver, journalist en fotograaf en medeoprichter van BLADEN&CO, bureau voor concept, redactie en vorm-geving in Utrecht. Na zijn afstude ren aan de School voor de Journa listiek in Utrecht werkte hij onder meer

als verslaggever voor regionale kranten, bureauredac-teur bij de NOS, eind- en hoofd redacteur van diverse uitgaven, producer van audio visuele producties en communicatieadviseur.

is een gratis uitgave van het Rathenau Instituut. Deze Flux werd gemaakt door:

Φ

Hoofdredactie a.i. Antoinette Thijssen | Eindredactie a.i. Johan Nebbeling (NB Communicatie) | Beeldredactie en productie Clara Kempers | Redactie Flux Frans Brom, Rinie van Est, Ingrid Geesink, Edwin Horlings, Barend van der Meulen | Tekst Anniek van den Brand, Pieter van den Brand, Frans Brom, René Didde, Gaston Dorren, Marjolijn van Heemstra (gedicht ‘Aan een ruimtevaarder’), Pascal Messer, Johan Nebbeling, Ronald Rovers, Berthe Spoelstra (Frascati), Chantal Steegers, Bert Theunissen, Antoinette Thijssen, Rob Voorwinden | Fotografie Marisa Beretta, Dreamstime, Gatheringtweakers.net, Gearsofwar.com, Hollandse Hoogte (Amber Beckers, Taco van der Eb), iStockphoto, Philips Health care, Sofie Knijff, Robert Jan Stokman fotografie, Shutterstock, Julia Wilmms | Coverillustratie Beukers Scholma | Tags + illustratie inhoudsopgave Beukers Scholma | Illustratie ‘Moral Vertigo’ Schwandt Infographics | Illustratie ‘Serious Games’ HopeLab | Artdirection & lay-out Max Beinema Graphic Design | Druk Drukkerij Groen, Hoofddorp

Met dank aan Frascati: Berthe Spoelstra, Cecile Brommer, Andrea Boži� en Julia Willms.

ISSN 1 388 - 1605

Redactieadres Postbus 95366, 2509 CJ Den Haag | Telefoon (070) 342 15 42 | E-mail [email protected]

Service voor een abonnement kunt u zich opgeven -of afmelden met een e-mail met naam en contactgegevens naar [email protected]

Reageren? De redactie van Flux verwelkomt tips, suggesties, kritiek en complimenten. Stuur uw berichten van maximaal 150 woorden naar [email protected]. Vermeld daarbij uw naam en adres. De interessantste reacties zullen worden geplaatst.

Kijk op www.rathenau.nl voor meer informatie, voor het downloaden van rapporten en eerdere uitgaven van Flux Magazine.

Dit magazine is gedrukt op papier met het FSC-keurmerk.

Φ Alle rechten voorbehouden. Het in deze uitgave aanwezige materiaal mag noch geheel noch gedeeltelijk worden gereproduceerd zonder voorafgaande toestemming van het Rathenau Instituut. De in deze uitgave geuite meningen zijn niet noodzakelijkerwijs die van het Rathenau Instituut.

43MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ

Page 44: Flux 3 - De virtuele wereld

Pam Kato, gezond heids-psychologe bij het UMC Utrecht: “Zorg dat Nederland een leidende rol krijgt op het gebied van serious gaming. De Verenigde Staten pakken dit onderwerp niet op, Europa staat er meer open voor.”

Kees Bastmeijer, hoogleraar natuur-beschermings- en waterrecht aan de Universiteit van Tilburg: “Natuur heeft een eigen waarde, maar is ook van groot belang voor de mens – ook de mens die nog geboren moet worden. Harde grenzen aan de negatieve gevolgen van menselijke activi-teiten voor de natuur, zijn onontkoombaar. Zet daarom een minis-ter op dit dossier die krachtig genoeg is om te zeggen ‘tot hier en niet verder’.”

Jurriaan van Rijswijk, directeur van Games Factory Online en bestuurslid van brancheclub Dutch Games Association: “Ons land wil inves-teren in innovatief onderwijs. Ik geloof erg in de kracht van gaming om mensen, jong en oud, op een leuke en effectieve manier wat te leren. Ik pleit daarom voor het instellen van een minis-ter van Gaming.”

Jetse Joris, adviseur e-learning van het Wenckebach Instituut van het UMC Groningen: “ Stimuleer de game-industrie en stimuleer daarmee zowel de Nederlandse kennisindustrie als het omlaag brengen van de toenemende zorg-kosten.”

Bart Jacobs, hoog leraar computerbeveiliging aan de Radboud Universiteit Nijmegen. “Privacy en autono mie van burgers vergen bescherming. Burgers zouden bijvoorbeeld meer zelf controle moeten kunnen uit- oefenen over de eigen gegevens. Autonomie mag niet opgeofferd worden aan uitbating van persoons gegevens.”

Simone van der Hof, universitair hoofd-docent Tilburg Institute for Law technology and Society (TILT). “In de huidige maatschappij komen de vrijheidsrechten van burgers in het gedrang omwille van controle en veiligheid. Maar vrijheidsrechten zijn de grondslag van onze rechtstaat en de staat heeft als opdracht deze zo adequaat mogelijk te waarborgen. Het nieuwe kabinet moet burgers meer betrek-ken bij deze kwestie en hen instrumenten geven waarmee ze hun rechten actief kunnen hoeden.”

Andrea Boži�, theater maakster. “Stel: u benadert ons Neder-landse politieke veld als was het Mars, als virtueel, als een blanco environment. Hoe zou de ideale wereld er uit zien? Als we een nieuwe wereld vanaf de grond af op mogen bouwen, op welke idealen is deze dan gestoeld? Daar zou de formateur eens over moeten nadenken.”

Wim van Vierssen, directeur KWR, het kennisinstituut voor de watercyclus. “Er moet meer worden geïnvesteerd in de watersector. Er zijn weinig grote spelers in dit veld, er is veel MKB. Daarom is er een samenhangende strategie nodig. Ik durf bijna te zeggen: een industrie politiek, om die kleine spelers voor meerdere jaren op één lijn te krijgen. Het huidige Innova-tieprogramma Watertechnologie loopt af in 2012. Het is tijd voor een echt langdurig innovatie-programma voor de watersector.”

Jack Spaapen, stafmedewerker KNAW. “Het nieuwe kabinet heeft waar-schijnlijk allerlei goede doelstellingen, zoals het tegengaan van opwarming van de aarde en het bevorde-ren van duurzaamheid. Wetenschappelijk onderzoek zou daar veel aan kunnen bijdra-gen. Alleen gebeurt dat nog te weinig, omdat onderzoekers tot nu toe vooral wor-den afgerekend op het aantal publicaties in toptijdschriften. Het kabinet zou daarom wetenschappers moe-ten belonen die zich bezig gaan houden met maatschappelijke vraagstukken.”

Mario Gibbels, hoofdredacteur ICT en Zorg. “Het Elektroni-sche Patiënten Dossier moet goed worden afgerond. Maar er zijn ook andere belangrijke onderwerpen, zoals domotica en telezorg. Door de vergrijzing neemt de vraag naar zorg toe én vergrijzen de werknemers in de zorg. Daardoor is er grote behoefte aan de verdere ontwikkeling van ICT-toepassingen die de zorg minder arbeidsintensief maken en die er voor zorgen dat mensen langer thuis kunnen blijven wonen.”

Paul ’t Hoen, voorzitter adviesraad ICT-Regie. “Er moet meer interdisciplinair ICT-onderzoek plaats-vinden, bijvoorbeeld samen met economen en sociologen: ICT is te belangrijk om alleen aan de technici over te laten. Ook zou de overheid in een eerder stadium wetenschap-pers moeten betrekken bij grote projecten, zoals de OV-chipkaart. Dan wordt de slaag-kans groter en heb je extra rendement van het publieke geld dat in de ICT-wetenschap is gestoken.”

Kamervragen

Geachte formateur, wilt u dit ook even meenemen bij de vorming van een nieuw kabinet?”

44 MAGAZINE JUNI 2010 NO. 3

Φ