mlavd@BCEC1 Soorten bindingen Het verschil in electronegativiteit bepaalt wat voor soort binding er...

16
mlavd@BCEC 1 Soorten bindingen Het verschil in electronegativiteit bepaalt wat voor soort binding er gevormd wordt tussen atomen verschil in electro- negativiteit (= ΔEN) Soort binding < 0,4 0,4 < ΔEN <1,7 >1,7 Covalent/ atoombinding polair ion

Transcript of mlavd@BCEC1 Soorten bindingen Het verschil in electronegativiteit bepaalt wat voor soort binding er...

Page 1: mlavd@BCEC1 Soorten bindingen Het verschil in electronegativiteit bepaalt wat voor soort binding er gevormd wordt tussen atomen verschil in electro- negativiteit.

mlavd@BCEC 1

Soorten bindingen

Het verschil in electronegativiteit bepaalt wat voor soort binding er gevormd wordt tussen atomen

verschil in electro-negativiteit (= ΔEN)

Soort binding

< 0,4

0,4 < ΔEN <1,7

>1,7

Covalent/atoombinding

polair

ion

Page 2: mlavd@BCEC1 Soorten bindingen Het verschil in electronegativiteit bepaalt wat voor soort binding er gevormd wordt tussen atomen verschil in electro- negativiteit.

mlavd@BCEC 2

Soorten bindingen

Door het verschil in electronegativiteit treedt er een ladingsscheiding op in de moleculen en kunnen er licht

negatief (δ-) en positief (δ+) geladen stukken in het molecuul ontstaan terwijl de totale lading nul blijft !!!

Door het verschil in lading ontstaat een dipoolmoment.

Dipoolmoment = bindingsafstand x lading op δ+ deeltje

Page 3: mlavd@BCEC1 Soorten bindingen Het verschil in electronegativiteit bepaalt wat voor soort binding er gevormd wordt tussen atomen verschil in electro- negativiteit.

mlavd@BCEC 3

Soorten bindingenDipoolmoment = bindingsafstand x lading op δ+ deeltje

Door de verschillende dipoolmomenten van een molecuul op te tellen krijg je het netto dipoolmoment.

Als het netto dipoolmoment > 0 Cm molecuul = polair als het ~ 0 Cm molecuul = apolair.

Page 4: mlavd@BCEC1 Soorten bindingen Het verschil in electronegativiteit bepaalt wat voor soort binding er gevormd wordt tussen atomen verschil in electro- negativiteit.

mlavd@BCEC 4

Soorten bindingenWanneer heeft een molecuul een netto dipoolmoment > 0

Vb 1: O=C=O De EN van O > EN C in de C=O binding is een kracht op de binding en wordt de O δ- en de C δ+.

Er zijn dus 2 dipoolmomenten bij de C=O bindingen

precies even groot en tegengesteld netto dipoolmoment = 0 Cm apolair en lost moeilijk op in water

Page 5: mlavd@BCEC1 Soorten bindingen Het verschil in electronegativiteit bepaalt wat voor soort binding er gevormd wordt tussen atomen verschil in electro- negativiteit.

mlavd@BCEC 5

Soorten bindingenWanneer heeft een molecuul een netto dipoolmoment > 0

Vb 2: H2O De EN van O > EN van H O δ- en de H δ+.

Deze ladingen geven 2 dipoolmomenten die precies even groot en niet tegengesteld zijn en elkaar dus niet opheffen netto dipoolmoment > 0 Cm polair

Page 6: mlavd@BCEC1 Soorten bindingen Het verschil in electronegativiteit bepaalt wat voor soort binding er gevormd wordt tussen atomen verschil in electro- negativiteit.

mlavd@BCEC 6

Soorten bindingen: H-brugAls een stof NH of OH groep heeft kan het een

waterstofbrug maken en in principe in water oplossen

Als een stof een C=O, CN, C-F, N-H of O-H groep heeft kan het een waterstofbrug ontvangen en in principe in

water oplossen

Komen we op terug

Page 7: mlavd@BCEC1 Soorten bindingen Het verschil in electronegativiteit bepaalt wat voor soort binding er gevormd wordt tussen atomen verschil in electro- negativiteit.

mlavd@BCEC 7

oplosbaarheidAls een molecuul een netto dipoolmoment > 0 dan noemen

we de stof polair en is het een hydrofiele stof

Als een molecuul geen netto dipoolmoment = ca 0 dan noemen we de stof apolair en is het een hydrofobe stof

waterlievend

watervrezend

Simulatie oplosbaarheidhttp://nautilus.fis.uc.pt/molecularium/uk/interbonds/index.html

Page 8: mlavd@BCEC1 Soorten bindingen Het verschil in electronegativiteit bepaalt wat voor soort binding er gevormd wordt tussen atomen verschil in electro- negativiteit.

mlavd@BCEC 8

Oplosbaarheid van moleculenWaarom lost palmitinezuur moeilijk en 1-butanol redelijk makkelijke op in water ?

Door de samenstelling en vorm van 1-butanol zal dit een netto dipoolmoment hebben en dus graag oplossen in polair water

palmitinezuur heeft een heel groot apolair deel en lost niet graag op in polair water

apolair

polair

Page 9: mlavd@BCEC1 Soorten bindingen Het verschil in electronegativiteit bepaalt wat voor soort binding er gevormd wordt tussen atomen verschil in electro- negativiteit.

mlavd@BCEC 9

Oplosbaarheid van moleculen

Wat zal er met de oplosbaarheid van het molecuul gebeuren als we de staart langer of korter maken ?

Als je de staart korter maakt (of meer polaire groepen in brengt) zal het molecuul toch een beetje meer kunnen oplossen water dan in ‘vet’ het wordt een detergent of emulgator

Page 10: mlavd@BCEC1 Soorten bindingen Het verschil in electronegativiteit bepaalt wat voor soort binding er gevormd wordt tussen atomen verschil in electro- negativiteit.

mlavd@BCEC 10

Soorten bindingen: H-brugAls een stof NH of OH groep heeft kan het een

waterstofbrug maken en in principe in water oplossen

Als een stof een C=O, CN, C-F, N-H of O-H groep heeft kan het een waterstofbrug ontvangen en in principe in

water oplossen

Als er een niet te groot apolair/hydrofoob deel in het molecuul aanwezig is

Page 11: mlavd@BCEC1 Soorten bindingen Het verschil in electronegativiteit bepaalt wat voor soort binding er gevormd wordt tussen atomen verschil in electro- negativiteit.

mlavd@BCEC 11

Hydratatie

Als een ion in water zit zal het water zich met de positieve kant naar het negatieve ion draaien en met de negatieve

kant naar het positieve ion draaien ion-dipool interactie

Negatief ion positief ion

Page 12: mlavd@BCEC1 Soorten bindingen Het verschil in electronegativiteit bepaalt wat voor soort binding er gevormd wordt tussen atomen verschil in electro- negativiteit.

mlavd@BCEC 12

chromatografieOm te bepalen wat de zuiverheid is van een stof ,of hoeveel er

van welke componenten aanwezig is, kan je met chromatografie werken.

Er zijn verschillende vormen van chromatografie: papier-, gas-, vloeistof-, dunne laag-, HPLC, etc.

Het principe is telkens gelijk en maakt gebruik van het verschil in aanhechtingsvermogen en oplosbaarheid.

Hoe hoger de oplosbaarheid hoe sneller de stof beweegt.

Hoe hoger het aanhechtingsvermogen hoe langzamer de stof beweegt.

Page 13: mlavd@BCEC1 Soorten bindingen Het verschil in electronegativiteit bepaalt wat voor soort binding er gevormd wordt tussen atomen verschil in electro- negativiteit.

mlavd@BCEC 13

chromatografieAan het eind van de scheiding wordt er dan gemeten hoeveel er

van een stof aanwezig is.

Dit kan of-line maar ook on-line gebeuren.

Door de verblijftijd heel nauwkeurig te meten kan je exact weten welke stof aanwezig is (tegenwoordig gaat dat vrijwel

automatisch via een data-base).

Daarna kan je door het oppervlak van de pieken te bepalen berekenen hoeveel er van welke stof aanwezig is (tegenwoordig wordt uiteraard een data-base gekoppeld aan een rekenmodule

en krijg je direct te zien welke stof in welke concentratie aanwezig is.

Page 14: mlavd@BCEC1 Soorten bindingen Het verschil in electronegativiteit bepaalt wat voor soort binding er gevormd wordt tussen atomen verschil in electro- negativiteit.

mlavd@BCEC 14

chromatografie

Chromatografie = verdelingsevenwicht:

Amobiel Astatisch

evenwichtsvoorwaarde:

K = [A]s/[A]m

Page 15: mlavd@BCEC1 Soorten bindingen Het verschil in electronegativiteit bepaalt wat voor soort binding er gevormd wordt tussen atomen verschil in electro- negativiteit.

mlavd@BCEC 15

chromatografie

Retentiefactor (bij papier/dunne laag chromatografie): Rf = afstand startlijn tot zwaartepunt vlek afstand startlijn tot front

Animatie papierchromatografie

Relatie tussen Retentiefactor en verdelingsevenwicht ?

Rf groot betekent dat de vlek ver/niet ver komt ---

Rf groot dus de stof zit het meest in mobiele/stationaire fase ----

Rf groot meest in mobiele fase K = [A]s/[A]m

= klein

Animatie dunnelaag chromatografie

Page 16: mlavd@BCEC1 Soorten bindingen Het verschil in electronegativiteit bepaalt wat voor soort binding er gevormd wordt tussen atomen verschil in electro- negativiteit.

mlavd@BCEC 16

gaschromatografie

Animatie chromatografie + invloedsfactoren