Fabels & parabels -...

45

Transcript of Fabels & parabels -...

Fabels & parabels

Inleiding

Deze lessenserie gaat over fabels en parabels. Het boekje is opgesplitst in twee delen, maar er is een overkoepelend thema. Bij zowel fabels als parabels moet er gekeken worden naar een boodschap, een moraal.

E. Mos-Burgers (februari 2012)

Inhoudsopgave

Deel 1

Pagina 4 ..........................................................................Aisopos De vos en de druiven De wolf en het lamPagina 5 ......................................................................... De koe, de geit, het schaap en de leeuwPagina 6 ......................................................................... Jean de La FontainePagina 7.......................................................................... Le corbeau et le reinardPagina 8 ......................................................................... Grieks: de raaf en de vosPagina 9......................................................................... Tekstvergelijking: de raaf en de vosPagina 10 .......................................................................Grieks: de leeuw en de vosPagina 11........................................................................Opdracht: participia als hoofdzinPagina 12 .......................................................................Opdracht: grammatica en inhoudPagina 13 .......................................................................Tekstverwerking Boem PaukeslagPagina 14 .......................................................................Grieks: de leeuw en het everzwijnPagina 15........................................................................Grieks: de haas en de schildpadPagina 16........................................................................Tekstverwerking 1: GatentekstPagina 17....................................................................... Tekstverwerking 2: plaatjesPagina 20 ...................................................................... Tekstvergelijking: de egel en de haas Slotopdracht

Deel 2

Pagina 23 ....................................................................... Parabels: Het verloren schaap Het verloren muntjePagina 24 .........................................................................Grieks: de jongste zoonPagina 26 ......................................................................... Grieks: De oudste zoonPagina 27 ......................................................................... Aantekeningen bij tekstPagina 28 ......................................................................... Opdrachten tekstverwerkingPagina 29.......................................................................... Opdrachten tekstverwerking Fortuingrafiek Verloren zoonPagina 32 ..........................................................................Fortuingrafiek werkblad

Deel 1: Fabels Aisopos

Aisopos was een Griekse verhalenverteller. Hij leefde rond 580 v. Chr. als slaaf en leefde in het oude Rome, in het huis van een rijke familie. Volgens een legende was Aisopos meester zo blij met Aisopos fabels, dat hij hem vrij liet. Er zijn geen bewijzen dat Aisopos ooit iets op heeft geschreven. Na zijn dood hebben allerlei mensen zijn verhalen opgeschreven en zelfs eeuwen later zijn zijn fabels herschreven, gellustreerd en vertaald. Zijn fabels zijn bekend om de moraal in elk verhaal. Een fabel is een kort verhaal over dieren (maar soms planten en ook wel eens mensen) waarin een uitdrukkelijke moraal zit opgesloten. Het woord voor fabel is in het Grieks ainos (prijzenswaardig voorbeeld) en in het Latijn fabula (afgeleid van fari = spreken; vergelijk mythe, sage en sprookje).

De vos en de druivenEen hongerige vos sprong eens uit alle macht naar een tros druiven; die hing hoger dan hij dacht,Toen hij er dus niet bij kon, liep hij weg en zei :Ze zijn onrijp ; die wil ik niet, te zuur voor mij.De fabel is van toepassing op elke mandie alles naar beneden haalt wat hij niet kan.

De wolf en het lamOp een keer zag een wolf een lammetje uit een rivier drinken en hij wilde een goed excuus bedenken om het te verslinden. Hij ging een eindje stroomopwaarts staan en verweet het lam dat door hem het water troebel en onzichtbaar gemaakt werd. Maar het lam verweerde zich: Ik gebruik alleen de toppen van mijn lippen en bovendien sta ik een stuk lager dan u zodat uw drinkwater schoon blijft. De wolf gooide het toen over de andere boeg: Vorige jaar heb jij mijn vader beledigd. Maar vorig jaar was ik nog niet eens geboren! riep het lammetje. Toen kon de wolf alleen maar zeggen: Wat voor mooie praatjes je ook verzint, ik vreet je toch op. De moraal van dit verhaal is dat voor geweld praatjes aan de kant moeten gaan. (vert. Hein L. van Dolen)

De koe, de geit, het schaap en de leeuw

Wie samenwerkt met machtigen wordt niet beloond.

Hoe waar dat is wordt in de fabel aangetoond.

Een koe, een geit en een arm schaap, altijd de klos,

hadden een leeuw op jacht geholpen in het bos.

Toen ze een indrukwekkend hert hadden gedood,

deelde de leeuw het in vier porties en gebood :

Als koning krijg ik uiteraard het eerste stuk.

Het tweede ook: de jacht was zonder mij mislukt.

Het derde is een blijk van eerbied voor mijn kracht.

Wie aan de vierde portie komt wordt afgeslacht.

Zo kreeg hij heel de buit laaghartig in zijn macht

Middeleeuwse tekst

Hedendaagse tekst

1 Tscaep, die coe, die geet metten barde

2 Gheselden hem metten liebarde.

3 Doen dese vier jaghen ginghen

4 Gheuiel dat si .i. hert vinghen.

5 Si deelden den hert in vier quartieren.

6 Die liebart sprac ten andren dieren:

7 Deen stic nemic alse here,

8 Dander dat ic liep soe sere,

9 Des derds magic niet faelgieren

10 Want ik ben sterx van ons vieren, 11 Die tfierde stic name, hi soude

12 Daer om hebben mine onhoude.

13 Dus hadde hi den hert allene,

14 Die si vinghen alghemene.

15 Bi deser fauelen soe bespellet

16 Die an heerscap es ghesellet.

1 Het schaap, de koe, de geit met de baard

2 Brachten zich in het gezelschap van de leeuw.

3 Toen deze vier gingen jagen,

4 Gebeurde het dat zij een hert vingen.

5 Zij deelden het hert in vier stukken.

6 Toen sprak de leeuw tot de andere dieren:

7 Dit stuk neem ik als heer,

8 Het ander omdat ik zo rap liep.

9 Het derde mag ik niet in gebreke blijven/ te kort schieten

10 Want ik ben de sterkste van ons vieren.

11 Degene die het vierde stuk zou nemen, die zou

12 Daardoor mijn ongenade hebben.

13 Zo had hij het hert voor hem alleen,

14 Dat zij samen vingen.

15 Bij deze fabel wordt verhaald

16 Wie zich vergezeld doet gaan van een heerschap.

Jean de la Fontaine

Jean de la Fontaine werd in Chteau-Thierry geboren en vertrok in 1658 naar Parijs om les te geven aan de Franse kroonprins. Zijn fabels waren in eerste instantie dan ook bedoeld als lesmateriaal. De gedichten van La Fontaine zijn net kleine toneelstukken, waarin dieren de hoofdrol spelen. Veel van de fabels van Jean de la Fontaine bevatten een pessimistische moraal. Dit kwam voort uit het negatieve beeld dat hij over de wereld had: sluwe en machtige personen zegevierden over de zwakkeren in de maatschappij.

Enkele voorbeelden van zijn fabels:1 De raaf en de vos, waarin een sluwe vos een raaf op een slimme manier een stuk kaas ontfutselt.2 De wolf en het lam gaat over een wolf die een lam verscheurt, omdat het hem bij het drinken stoort. Hier geldt het recht van de sterkste.3 In de haan en de vos wil een sluwe vos zich met een haan verbroederen, maar deze is hem op zijn beurt te slim af. De bedrieger wordt bedrogen.4 De haas en de schildpad leert de wijze les dat haastige spoed zelden goed is.

Deze fabels zijn rond 1668 verschenen. Een leuk detail is misschien dat de eerste aflevering van De Fabeltjeskrant precies 300 jaar later werd uitgezonden.

De FabeltjeskrantDe Fabeltjeskrant is gebaseerd op de beroemde Franse fabels van Jean de la Fontaine. Een filmproducent kreeg in 1968 het idee om een uil deze fabels te laten vertellen op de televisie. Het moest een kinderserie worden, waarbij iedere aflevering 5 minuten duurde. De serie diende als programma vr het slapengaan van de kleintjes. De personages werden uitgebeeld door tot de verbeelding sprekende dierenpoppen. De uil, genaamd Jacob, las iedere dag voor uit de zogenaamde Fabeltjeskrant.

Vertaal de onderstaande tekst met behulp van het woordenboek.

1

5

, , , , , . , , , . .

Opdracht 1

1. Vergelijk de Griekse tekst met de Nederlandse en Franse tekst. Noem een belangrijk verschil.

2. a. Wie vertelt in de fabel van Aisopos (de Griekse tekst) de moraal?b. En wie doet dat in de fabel van La Fontaine?

3. Hoe wordt de raaf bij Aisopos genoemd? En bij La Fontaine?

4. Wat is de moraal van het verhaal van de raaf en de vos?

5. Maak een stripverhaal van deze fabel (of beeld een belangrijke scene van het verhaal uit met daarnaast de uitgeschreven fabel.)

Vertaal de onderstaande tekst met behulp van de aantekeningen

1

5

10

, . , . , , , , , , , .

.

+ ptc.

+ acc.

aor.pass.

oud worden

vos

lichaamskracht

verwerven, vergaren

vindingrijkheid

gaan liggen

doen alsof

zich begeven naar

het bekijken, bezoek

dier

verslinden

+ gen.

+ gen.

+ bijwoord

truc, list

op enige afstand van

informeren bij

eraan toe zijn

imperfectum van

voetspoor

verstandig

teken, aanwijzing

zien aankomen

ontkomen

Participium als hoofdzin

Je kunt participia of participium-constructies, vooral die van de aoristus, vertalen met een hoofdzin i.p.v. met een bijzin. Bijvoorbeeld: ...Letterlijk: Toen de leeuw oud geworden was en terwijl hij niet meer voor zichzelf kon zorgen...Mooier: Een leeuw was zo oud geworden en kon niet meer voor zichzelf zorgen...

Opdracht 2Geef vijf voorbeelden waarbij je het participium ook als hoofdzin zou kunnen vertalen. Doe het volgende:- Benoem het participium (getal, geslacht, naamval, tijd (aor. of praes.))- Geef eerst de letterlijke vertaling - kijk daarna of je er eventueel een vertaling van kan maken met een hoofdzin.

1. ................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................2. ................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................3. ................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................4. ................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................5. ................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................

Opdracht 3bij de fabel de leeuw en de vos

1. Wat is de moraal van dit verhaal? A. Geloof niet alles wat je hoort B. Spring niet voordat je kijkt C. Leer van de fouten van anderen.

2. Werkwoordsvormen uit de leeuw en de vos. Benoem de volgende vormen.Hier volgen nog enkele aanwijzingen: - Bij een participium vermeld je tijd, actief/medium en geslacht - Bij een infinitivus vermeld je tijd, actief/medium - Bij imperativus vermeld je: tijd, getal (ev/mv), actief/medium

- Bij de vertaling van een coniunctivus mag je vertalen met: dat ik.... - Bij de vertaling van een optativus mag je vertalen met: moge ik...

Betekenis

Getal ev/mv +persoon1 2 3

actiefmedium +Bij part.:geslacht

Tijd: Praes. imperf.aor.perf.fut.

wijs:ind.con.opt.

1. (r. 1)

2. (r. 1)

3. (r. 6)

4. (r. 6)

5. (r. 6)

6. (r. 7)

7. (r.8)

8. (r. 8)

9.

Opdracht 4 Boem Paukeslag

We delen de klas op in vier groepen. We gaan de fabel over de leeuw en de vos nog eens bekijken door het gedicht te analyseren. De Vlaamse dichter Paul van Ostaijen (1896-1928) benadrukt de inhoud van zijn gedicht op de onderstaande bijzondere manier.

- De bedoeling is dat jullie allemaal een deel van de Griekse tekst toegedeeld krijgen. - Jullie gaan eerst individueel een tekstontwerp maken op de manier van Paul van Ostaijen. Waar zou de auteur de nadruk willen leggen in dit gedicht? - Uiteindelijk overleggen jullie met je groepsgenoten over een gezamenlijk ontwerp. - Woorden die je belangrijk vindt (sleutelwoorden), kun je groter maken, dik, schuin gedrukt, met kleur etc. Gebruik je creativiteit. - Tot slot presenteren jullie het werk aan elkaar en je legt uit waarom je hebt gekozen voor deze aanpak en vorm van je tekstgedeelte. (Waarom heb je een bepaald gedeelte rood gemaakt/groot geschreven/schuin gedrukt etc.)

Voorbeeld:

Vertaal onderstaande tekst met behulp van de aantekeningen.

1

5

, , . , . , , , . , .

, .

+ acc.

aor.

everzwijn

zomer

jaargetijde

hitte

dorstig maken

bron

ruzie maken

vertaal: mocht drinken

het doden

opwekken, aanzetten

plotseling

pauzeren om

,

,

aor.

,

op adem komen

gier

(af)wachten

opeten

ruzie bijleggen

=

voedsel, prooi

raaf

vul aan: onenigheid

een einde maken aan

=

gevaarlijk

Opdracht 51. Wat is de moraal van dit verhaal?2. Maak een tekening waarin het hoogtepunt van het verhaal wordt afgebeeld. Zet daarnaast de moraal van dit verhaal neer

+ gen.

imperat.

aor.

aor.

schildpadlachen om

haasverslaan in een wedstrijdstrijdenweet het!bepalen

leiden, beslissen

superl. van aangeven

nalatig zijn

beginnen

aor.pass

+ gen.

gaan slapen

vertaal: die sneller was

de vastgelegde plaats: de finish

natuurlijke kwaliteiten

goed

luiheid

traagheid

ijveruithoudingsvermogensuperieur zijn aan schitterende natuur

. .

. ,

, ; , , .

.

. .

.

, ,

.

1

5

Opdracht 6

1. Wat is de moraal van dit verhaal?2. + welke constructie?3. Vul de ontbrekende woorden in op basis van je vertaling van het Grieks.

Op een dag maakte een ....................... zich vrolijk over de.................... van een

..............................

Kom jij ooit wel ergens? vroeg hij spottend.

Ja, antwoordde ............................en ik kom er vlugger dan je denkt.

Ik zal ...............................met je lopen om het te bewijzen.

................. vond het een absurd idee om ............................ te lopen tegen

........................., maar voor de grap ging hij ermee akkoord.

De Vos werd aangesteld als ................ .... en gaf aan waar de starten

de aankomstlijn waren. Daarna gaf hij het startschot.

............. was al gauw uit het zicht verdwenen, maar om ....................

nog belachelijker te maken ging hij in het gras liggen om ..................................

tot ze hem had ingehaald.

Ondertussen ging ...................... traag maar standvastig verder. Na een

tijd kwam ze bij de plaats waar de Haas lag te ............................

Maar de Haas sliep rustig verder; en toen hij tenslotte .............................

was ..............................al bij de aankomstlijn.

..................... begon nu zeer snel te lopen, maar was ......................om .......................

nog op tijd ..................................

Opdracht 7

Zet (voor zover mogelijk) de Griekse zinnen onder de volgende plaatjes en zet de zinnen uit de vorige opdracht vervolgens onder de plaatjes.

1.

...........................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................2.

..................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................

3.

.......................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................4.

............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................

5.

..................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Tekst ter vergelijking bij de fabel van de haas en de schildpadDe haas en de egel

De haas en de egel is een sprookje uit Kinder- und Hausmrchen met volgnummer KHM187, opgetekend door de gebroeders Grimm. De oorspronkelijke naam is Der Hase und der Igel.

Dit is een geschiedenis die je vertelt als een leugen, jongens en meisjes, maar het is toch waar; want mijn grootvader, van wie ik ze heb, die zei altijd wanneer hij ze me liet horen, erbij: "Waar moet het toch zijn, mn jongen, want anders zou ik je het toch niet vertellen." Maar het is z gebeurd:

Het was op een zondagmorgen in de nazomer, juist toen de boekweit bloeide. De zon was heerlijk opgegaan, de morgenwind ging over de stoppelvelden, de leeuweriken stegen in de lucht, de bijen gonsden om de boekweit, en de mensen gingen in hun zondagse kleren naar de kerk, en alle schepselen waren tevreden en de egel ook.

De egel stond voor zn deur, zn armen over elkaar, hij keek naar de morgenwind en neuriede zo een liedje voor zich heen, zo goed en zo kwaad als nu eenmaal op een zondagmorgen een egel zingen kan. Terwijl hij nu zo heel zachtjes voor zich heen aan t neurin was, viel het hem opeens in, dat hij ondertussen wel, terwijl zn vrouw de kinderen waste en aankleedde, n beetje in t land kon gaan kuieren, om eens te gaan kijken hoe zijn koolraap er bij stonden. Zijn koolraap stond namelijk heel dicht bij zijn hol, en hij was altijd gewend daar met de hele familie van te eten en daarom sprak hij altijd van zijn mangelwortelen. Zo gezegd, zo gedaan. Het stekelvarken trok de huisdeur achter zich dicht en ging de weg naar de akker in. Hij was nog niet ver van huis, en wou juist langs de meidoornstruiken, die opzij van de akker stonden, zn draai nemen naar de mangelwortelen, toen hij de haas tegenkwam die met soortgelijke bedrijfszorgen was uitgegaan, namelijk om eens te kijken hoe zijn kool er bij stond. Toen de egel de haas in t vizier kreeg, boog hij zich bij wijze van een vriendelijk goedemorgen. Maar de haas, die op zijn manier een deftige meneer was, en bovendien gruwelijk trots, antwoordde niets op de groet van de egel, maar hij zei tegen hem, en hij keek verschrikkelijk spottend: "Wat doe jij hier op zon morgen in t veld rond te lopen?" "Ik was gaan wandelen," zei de egel. "Gaan wandelen?" lachte de haas, "ik vind dat jij je benen ook wel eens voor betere dingen kon gebruiken." Dit antwoord beviel het stekelvarken helemaal niet, want: alles kon hij verdragen, maar van zn benen moesten ze niks zeggen, want die waren van nature scheef. "Dacht je soms," zei de egel tegen de haas, "dat jij met je benen meer kon uitrichten, dan ik?" "Dat denk ik zeker," zei de haas. "Dat zouden we dan eerst moeten proberen," zei de egel. "Ik wed, dat als wij om t hardst lopen, ik jou voorbijloop." "Och jij, met je scheve poten, het is al te belachelijk; maar ik vind het best hoor, als jij daar zon uitzonderlijke zin in hebt. Waar zullen we om lopen?" "Een gouden dukaat en n fles brandewijn," zegt de egel. "Aangenomen," spreekt de haas, "ik sla toe, dan kan t meteen beginnen." "Nou zon haast heeft dat niet," zegt de egel, "ik ben nog helemaal nuchter, ik moet thuis eerst nog wat ontbijten, over n half uurtje ben ik er weer."

En daarmee liep de egel weg, want de haas vond het best. Onderweg dacht de egel bij zichzelf: "De haas vertrouwt op zn lange benen, maar ik zal m wel krijgen. Hij doet wel erg voornaam, maar eigenlijk is hij dom, en hij zal t gelag betalen!" En als de egel thuis komt, zegt hij tegen zn vrouw. "Vrouw," zegt hij, "kleed je dadelijk aan, je moet met mij naar t land." "Wat is er dan?" zegt de vrouw. "Ik heb een weddenschap met de haas, om n gouden dukaat en n fles brandewijn, ik zal met m lopen om t hardst, en jij moet erbij zijn." "Maar man!" en de egel zn vrouw begon al te huilen, "ben je dan niet goed wijs? Heb je je verstand helemaal verloren? Hoe kan je nou met de haas om t hardst lopen?" "Wijf," zei de egel, "hou je snater. Praat jij niet mee in mannenkwesties. Mars, kleed je aan, en ga mee." Wat zou de egel zn vrouw nu nog doen? Ze moest wel mee, of ze nu wilde of niet. Toen ze nu met mekaar op weg waren, sprak de egel tegen zn vrouw: "Nu moet je oppassen en goed luisteren. Zie je die lange akker? Daar gaan we de wedloop houden. De haas loopt namelijk in de ene voor, en ik in de andere. We beginnen van boven. Nu heb jij niets anders te doen, dan dat je beneden aan in de voor gaat zitten, en als de haas van de andere kant aankomt, dan roep je: "Ik ben er al."

Intussen waren ze bij het land gekomen. De egel wees aan zn vrouw haar plaats en liep de akker op. Toen hij bovenaan was, stond de haas er al. "Kan het er op los gaan?" zegt de haas. "Jawel," zegt de egel. "Vooruit dan maar!" En daarmee ging ieder in zn voor zitten, De haas telde: "Eene, tweeje, drie!" en voort ging het, als een stormwind langs de akker naar beneden. De egel deed net drie passen, dan dook hij ineen in de voor en bleef stil zitten. Toen nu de haas in volle ren onder aan de akker was gekomen, riep de egel zn vrouw hem toe: "Ik ben er al!" De haas stond stil en was een klein beetje verbaasd; want hij dacht natuurlijk dat het de egel zelf was, die dat riep, want je weet, de egel zn vrouw ziet er precies zo uit als haar man.

Maar de haas dacht: "Dat gaat niet eerlijk toe." En hij riep: "Nog eens lopen. Omgekeerd!" En voort joeg hij weer als een stormwind, zodat de oren hem om zn kop vlogen. Maar de egel zn vrouw bleef rustig waar ze was. Toen nu de haas boven aankwam, riep de egel hem tegemoet. "Ik ben er al." Maar de haas, helemaal buiten zichzelf van boosheid, riep: "Nog eens gelopen! Omgekeerd!" "t Kan mij niet schelen," zei de egel, "om mijn part zo vaak als je maar wilt." Zo liep de haas nog drie en zeventig maal, en de egel hield het al door maar tegen hem vol. Elke keer dat de haas onderaan of bovenaan kwam, zeiden de egel of zijn vrouw: "Ik ben er al!"

Maar de vierenzeventigste maal kwam de haas niet meer aan het eind. Midden op het land stortte hij neer, het bloed vloog hem uit zn keel, en hij bleef op de plaats dood. De egel echter nam zn gewonnen gouden dukaat, en zn fles brandewijn, riep zn vrouw van de voor weg, en samen gingen ze tevreden naar huis en als hij niet gestorven is, dan leeft hij nog. Zo is het gebeurd dat op de Boksmeerse hei de egel de haas heeft doodgelopen en sinds die tijd is het geen enkele haas meer ingevallen, om met een Boksmeerse egel om t hardst te lopen.

Maar de wijze les van deze historie is, dat niemand, al vindt hij zichzelf nog zo voornaam, zich moet laten verleiden, te spotten over iemand die niet zo deftig is, al is t ook maar een egel. En ten tweede, dat het verstandig is om een vrouw te nemen van je eigen stand, die er precies zo uitziet als jezelf. Wie dus een egel is, moet zorgen dat zn vrouw ook een egel is, enzovoort!

Opdracht 8

1. Vertel wat de overeenkomsten verschillen zijn tussen dit verhaal en het verhaal van de schildpas en de haas. 2. Schrijf van elk van de fabels die we tot nu toe hebben gelezen en vertaald de moraal nog eens op. Welke spreekt jou het meeste aan? 3. Beeld een van de fabels uit door er een toneelstukje van te maken. Je mag ook thuis een foto-slideshow maken, waarin je per scene de belangrijkste dingen uitbeeldt. Maak bijvoorbeeld maskers voor bepaalde dieren uit de fabels. Deze laat je dan in de les zien.

Deel 2: Parabels

Jezus vertelde veel over God en deed dat soms in zogenaamde gelijkenissen of parabels. Hierin zit vaak een boodschap, net als bij fabels. Lees hieronder eerst de volgende parabels uit Lucas 15: 1-10 om kennis te maken met parabels.

Het verloren schaap1Alle tollenaars en zondaars kwamen hem opzoeken om naar hem te luisteren.

2Maar zowel de farizeen als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: Die man ontvangt zondaars en eet met hen.

3Jezus vertelde hun toen deze gelijkenis:

4Als iemand van u honderd schapen heeft waarvan er n verloren is geraakt, laat hij dan niet de negenennegentig andere in de woestijn achter om naar het verdwaalde dier op zoek te gaan tot hij het gevonden heeft?

5En als hij het gevonden heeft, legt hij het vol vreugde op zijn schouders

6en gaat hij naar huis. Daar roept hij zijn vrienden en buren bijeen en zegt tegen hen: Deel in mijn vreugde, want ik heb het schaap gevonden dat verdwaald was.

7Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over n zondaar die tot inkeer komt dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen inkeer nodig hebben.

Het verloren muntje

8En als een vrouw tien drachmen (munten) heeft en er n verliest, steekt ze toch de lamp aan, veegt het hele huis schoon en zoekt ze alles af tot ze het muntstuk gevonden heeft?

9En als ze het gevonden heeft, roept ze haar vriendinnen en buren bijeen en zegt: Deel in mijn vreugde, want ik heb de drachme gevonden die ik kwijt was.

10Zo, zeg ik u, heerst er ook vreugde onder de engelen van God over n zondaar die tot inkeer komt.

De verloren zoon (lucas 15:11-32)Geldafpersers en andere overtreders van de wet, kwamen naar Jezus luisteren. De Farizeers (strenggelovige joden) en Schriftgeleerden vonden dit schandalig: Die man ontvangt mensen die de wet overtreden en eet zelfs met hen. Jezus maakte hun duidelijk dat de bekering van een enkele zondaar al veel vreugde geeft. Vervolgens vertelde hij hen het volgende verhaal.

a. De jongste zoon

.

,

. .

'

,

.

, .

,

, .

, !

,

.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

!9

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

.

,

.

,

, .

,

,

,

,

,

. .

t/m

aor.

+ gen.

het deel van het bezit waarop ik recht heb

verdelen

bezit, vermogenop reis gaan

ver

verspillen

beziterop los

uitgeven

hongersnood

gebrek hebben

zich in dienst stellen van

ond.: zijn meester

hoeden, weidenvarken

zich verzadigenschillen, peulen= tot inkeer komendagloner, arbeidereen overvloed hebben aanbrood, eten

aor.

aor.

tegen God

tegenover

ik werd genoemdaor. pass. van

maken tot

vul aan: verwijderd zijn

medelijden hebben

hals

kussen naar buiten brengen

kleedbeste, mooisteiemand iets aantrekkenringschoenen, sandalenvetgemest kalfik ataor. van zich vermaken, feestvierenweer tot leven komenverloren, omgekomenB. oudste zoonekomennvierenop ik recht heb' Jullie mogen hier steeds in de les aan werken.

b. De oudste zoon

, ,

.

,

, .

.

.

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

41

42

43

,

,

, , .

,

' ,

,

, .

+ dat

naderen

muziek

dans wat dat te betekenen had: (dubbele punt)

gezond zijnboos worden/zijn

terugkrijgenaansporenptc. aor.

kijk

+ dat.

aor.zijn recht heb' Jullie mogen hier steeds in de les aan werken.

dienengebod

overtreden

bok

part. aor. van opeten

prostituee

bij: altijd

is van jou

aor. van. vul aan:

29

Opdrachten 91. Hoe verklaar je dat de broer die bij zijn vader was gebleven, zegt waar het op staat?2. Wat is de boodschap van deze parabel?3. Wat betekent de Nederlandse uitdrukking de verloren zoon? Welke uitdrukking kent het Nederlands die ongeveer hetzelfde uitdrukt (en ook uit het Nieuwe Testament afkomstig is)?4. De uitdrukking het vetgemeste kalf slachten slaat ook op deze parabel terug. Wat betekent deze uitdrukking?

Lees nog eens de parabels over het verloren schaap en het verloren muntje. (Lucas 15: 1-10)5. Welke overeenkomsten zie je?6. Wat is het verschil tussen de terugkomst van de verloren zoon en de terugkomst van het verloren schaap?7. Hiernaast zie je een schilderij van Rembrandt uit 1668 over de verloren zoon. a. Welk moment heeft hij afgebeeld? Wat zou de reden hiervoor zijn?b. Zou jij als kunstenaar hetzelfde moment kiezen?

Fortuingrafiek

In dit verhaal hebben we te maken met geluk (blij, tevredenheid) en ongeluk (boos, ontevredenheid) van personages. Sommige personages komen op bepaalde momenten van geluk in ongeluk terecht of andersom. Dit is niet het hele verhaal hetzelfde. We gaan een fortuingrafiek maken aan de hand van deze emoties en gelukstoestanden.

De bedoeling is als volgt:- Er is een x-as met vijf delen zoals in het voorbeeld hier boven. De tekst is ingedeeld in delen: dit zijn de momenten waarop de personages in een bepaalde emotie verkeren. (tijd-as)- Op de y-as wordt aangegeven in procenten in hoeverre een personage gelukkig of ongelukkig is. (geluks-as)

1. Vul van ieder personage per tekstdeel een punt op de y-as in, waaruit blijkt hoe het met ieder van de personages gaat.2. Ieder punt moet onderbouwd worden met een of meerdere citaten uit de tekst.3. Vervolgens worden de punten verbonden in een lijn. Dit is de gelukslijn van n personage.4. Ga verder tot de gelukslijnen van alle belangrijke personages in de grafiek staan. 5. Uiteindelijk krijgen we dan een goed beeld van de schommelingen in de gelukstoestand van de personages in dit verhaal6. Vergelijk jouw interpretaties met anderen. Zijn er verschillen?7. Welke conclusie kun je uiteindelijk trekken over elk van de personages? Kijk hierbij naar het verloop van de lijnen.

N.B. De lijn van de jongste zoon zal wellicht het meest duidelijk zijn. De oudste zoon speelt een kleinere rol, maar is wel belangrijk aan het eind van het verhaal. Je kan dan kijken vanuit wat voor gelukstoestand hij kwam (was hij eerder in het verhaal tevreden of ontevreden, waarbij dat best een rechte lijn kan zijn in de eerdere tekstdelen, omdat je niet meer weet. Pas vanaf het moment dat hij een rol gaat spelen, weet je wat er verandert)

Tijdsverdeling x-as

Deel 1:De jongste zoon wil graag geld hebben van zijn vader. Hij denkt dat hij niet gelukkig is.Vader laat het gebeuren en laat hem gaan.

Deel 2:De jongste zoon leeft erop los en geeft zijn geld uit.Elke dag kijkt zijn vader of hij al terug komt.

Deel 3:De jongste zoon zit in de problemen. Hij heeft geen geld meer en eet zelfs bij de varkens.Vader kijkt nog steeds elke dag, hopend dat hij eindelijk thuis zal komen.

Deel 4:De jongste zoon besluit terug te keren naar zijn vader. Hij voelt zich zeer nederig, maar zijn vader verwelkomt hem openlijk en verwijt hem niks. De dag van zijn leven!

Deel 5:Er wordt een feest georganiseerd omdat de verloren zoon weer terug is. De oudste zoon is echter zeer jaloers. Hij wil niet mee doen aan het feest.

Bijlage: Teksten ter vergelijking

De haas en de schildpad

Hazige spoed is zelden goed, mompelde de schilpad toen een haas hem voorbij stoof. De haas remde krachtig. Had je het tegen mij? vroeg hij gepikeerd. Ik bedoel maar, zei de schildpad, dat het er uiteindelijk om gaat om van A naar B te komen. Of dat nu in tien seconden gebeurt, of in tien minuten, doet er niet zoveel toe.Jij hebt makkelijk praten, snoof de haas. Jouw baas zet elke dag je blaadje sla voor je klaar. Ik moet zelf voor mijn kostje zorgen, en altijd beducht zijn op gevaar. Voor mij is de mens een natuurlijke vijand.Jammer niet zo! zei de schildpad. waar het om gaat, is dat jullie Noordelingen niet anders doen dan jakkeren en jagen, om vervolgens de uitgespaarde tijd uit te puffen in de warme streek waar wij schildpadden vandaan komen. Ik zou daar nooit voor kiezen.Kiezen? Jij hebt niets te kiezen! riep de haas. Die slakkengang van jou is je lot, niet je keus! JE zou wel sneller willen, maar dat kun je niet! Wedstrijdje? daagde de schilpad hem uit. Morgenochtend vroeg, op het knollenveld. Daar lopen twee diepe greppels door. Geen jager die je ziet. Jij de linker, ik de rechter. De verliezer regelt een krop sla voor de winnaar. Akkoord, zei de haas. Leg hem maar vast klaar.

Thuis vertelde de schildpad zijn vrouwtje alles over de afgesproken krachtmeting.Daar kunnen we nog een aardig slaatje uit slaan, grinnikte hij vergenoegd. Jij verstopt je vanavond vast aan het eindpunt van de greppel. Ik kom morgenochtend. Als die snelle jongen bijna aan de overkant is, steek jij je kop omhoog, en roep je dat jij er al bent.

De haas had al een uur ongeduldig heen en weer gerend toen de schilpad tegen zonsopgang op zijn akkertje kwam aanzetten.Ik zie dat je met de warming-up bezig bent, grijnsde de uitdager. Nou, dat heb ik niet nodig hoor. Ik ben er klaar voor. Heb je de sla bij je?De haas keek de schildpad wantrouwend aan. Was dat beest nu echt zo dom, of voerde hij iets in zijn schild? We gaan van start, maande hij zijn tegenstander. Roep maar als je in de greppel bent, dan is dat het startschot.Zodra de schilpad het sein had gegeven, ging de haas er als zichzelf vandoor. Binnen de kortste keren was hij aan de overkant. Zo, nu eens kijken of die opschepper er al aankomt, zei hij tegen zichzelf. Hij hupte dwars over het knollenveld naar de andere greppel. Daar aangekomen trof hij een dode schilpad aan, want het was een koude nacht geweest.

Toeven koude kikkerlandersdolgraag op een tropisch strand, voor een schildpad ligt dat andersin een guur guur knollenland.

Uit: Satirische fabels, Wim Meyles

Ezeltje strek je

Een aap die in Itali op vakantie was, bezocht een dierentuin. In een kooi met dikke tralies zag hij een vale ezel staan, die er vermoeid uitzag. Asino Aureo las hij op het bordje. Wat betekent dat? vroeg hij in zijn beste Italiaans. De ezel begreep dat hij met een buitenlander te maken had. Asino is Italiaans voor ezel en Aureo betekent goud.Ezel snap ik, zei de aap, maar ... waar slaat dat goud op? Als je Ezeltje strek je toept en aan mijn staart trekt, schijt ik gouden munten, legde Asino uit. De bek van de aap viel open van verbazing. Echt goud? riep hij uit. Echt goud, bevestigde de ezel. Mag ik ook eens? vroeg de aap, die opeens visioenen van Luilekkerland kreeg. Asino schudde zijn kop. Heeft geen zin, zei hij. Kan alleen s nachts. En dan zul je in de rij moeten staan, want je bent niet de enige die op geld is belust. Hoe laat kan ik het beste komen? vroeg de aap gretig. Hoe laat word je meestal wakker? Om een uur of zeven. Dan moet je hier uiterlijk om half zeven zijn, zei de ezel, voor je uit je droom ontwaakt.

De fabel van Asino gaat nog altijd dooral lijkt zijn naam veranderd door de C ervoor.Goudzoekers laten zich misleiden door de schijn, en merken later pas dat zij de ezel zijn.

Uit: Filosofische fabels, Wim Meyles

De vos en de raaf

Een vos die trek had in een stevig tussendoortje, sloop in het bos rond om te zien of er niet ergens een raaf in een boom zat met een lekker stuk kaas in zijn bek. En jawel hoor, al snel had hij er een gevonden. Lekker weertje vandaag, riep hij omhoog. De raaf ook niet van gisteren, hield zijn kaken op elkaar. De vos begreep dat hij slimmer aan moest pakken. Een bijna volmaakte lenteochtend, vervolgde hij. Het enige wat aan er nog aan ontbreekt, is lieflijk ravengezang. De raaf ontstak in een aanval van woede. Altijd weer dezelfde truc! kraste hij. met vleierij aan de kost proberen te komen. En ons het image aansmeren van de domme vogel die er altijd weer intuint! Met een plof landde het stuk kaas op de grond. De vos holde er op een drafje heen en nam het in zijn bek. Bedankt! lachte hij. En wat dat gezang betreft, laat dat maar zitten! Had je gedacht, krijste de raaf. Je streken kan ik je niet afleren, maar ik weet wel hoe ik je plezier kan vergallen, Hij vloog naar beneden en fladderde zo hindelrijk mogelijk om de kop van de vos heen, terwijl hij de meest afgrijselijke klanken uistootte. De vos werd volslagen dol van het gekrijs. Met zijn staart tussen zijn poten droop hij af. Zijn eetlust was geheel verdwenen.

Soms wordt een goed diner verknalddoor de muziek die erbij schalt.

Uit: Filosofische fabels, Wim Meyles

Het zwijn en de ezel

Een zwijn dat de hele dag nog niet gegeten had, passeerde een ezeld ie heerlijk stond te schransen. Dus verzon hij een list om te voorkomen dat al het voer het verkeerde keelgat zou binnengaan. Hij zette zijn voorpoten opd e voerbak en verkende de inhoud. Vooral de wortelen deden hem watertanden. Geen lekies? vroeg hij verbaasd. De ezel keek op en stopte met kauwen. Lekies? Wat zijn dat? Het zwijn toverde een ongelovige blik op zijn snuit. Je wilt me toch niet vertellen dat je dat nog noot gegeten hebt? vroeg hij. De nieuwste smulvrucht! Als je die geproefd hebt, wil je geen wortels meer. Hoe kom ik daaraan? wilde de ezel weten. Het zwijn bracht zijn bek vlakbij het oor van de ezel. Ik weet wel een adresje, fluisterde hij. meestal moet je twee wortels betalen voor een lekie, maar daar krijg ik ze voor de halve prijs. Wil ik wel proberen, hapte de ezel toe. Weet je wat? stelde het zwijn voor. Ik zoek vijf grote wortels uit jouw bak, en dan breng ik er vijf mooie lekies voor terug. Goed idee, zei de ezel. Ik ben benieuwd. Een uurtje later kwam het zwijn terug met zijn handel. Een voor een zette hij de lekies op de grond. Maar...dat zijn eikels, zei de ezel. Het is maar hoe je het bekijkt, antwoordde het zwijn. als ik ze andersom zet, zou je het inderdaad eikels kunnen noemen. Maar op hun kop smaken ze beslist lekkerder. De ezel begreep dat hij beet genomen was. Maar hij hield zich groot en deed alsof hij eikels met smaak verorberde. Hij nam zich voor een volgende keer beter op zijn tellen te passen.

De volgende ochtend kwam het zwijn opnieuw langs. Na het succes van de voige dag wilde hij wel een tweede poging wagen om de ezel wat te ontfutselen. Hij had een appel in zijn bek die hij naast de voederbak op de grond legde. Luid smakkend begon hij te eten. Wat heb je daar? vroeg de ezel. Het zwijn deed alsof hij niets hoorde en werkte de laatste restjes van zijn maal naar binnen. Wat heb je daar? vroeg de ezel nogmaals. Zo te zien smaakt het je goed. Wacht even! maande het zwijn. Niet meteen praten! Ik sta nog even na te genieten van mijn leppa. Je wat? vroeg de ezel nieuwsgierig. Mijn leppa, herhaalde het zwijn. Vind je die ook zo lekker? Geen idee, zei de ezel. Nooit gehad. Proberen? stelde het zwijn voor. Graag, zei de ezel. Wat kosten ze? Vijf wortels, zei het zwijn. Ik geef toe, goedkoop zijn ze niet. Maar dan heb je wel die ultieme smaakbeleving.

Een ezel stoot zich in het algemeengeen tweemaal aan dezelfde steen,maar met wat reclametaaldoet hij het wel honderdmaal.

Gebruikte literatuur

Elly Jans en Charles Hupperts, Pallas 3, Griekse Literatuur, 2000.Hein L. van Dolen, Aisopos fabels, 1997.Kokkie van Oeveren, Tekstverwerking door leerlingen, in: Lampas 44, 2011.Wim Meyles, Filosofische fabels, 2009.Wim Meyles, Satirische fabels, 2009.

35