HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. ·...

58
HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw De verrukkelijke stad met brede dansplaatsen en schone vrouwen μερεσσα πλις, ερρς en καλλιγναι 1 —: dit zijn niet de adjectieven, die men doorgaans associeert met de stad van strenge opvoeders en krijgshaftige strijders. Dat Sparta 2 vooral in vroege tijden een cultuurcentrum van aanzienlijke betekenis is geweest, daarvan hebben velen geen vermoeden. In de 7 e eeuw v. Chr. heerste er — zo krijgt men uit verschillende gegevens de indruk — een strijdvaardige, maar kunstzinnige en blijde levenssfeer. In die eeuw ook kenden de Spartaanse vrouwen een grotere vrijheid dan zij ooit elders in Griekenland hebben gehad. Wij gebruiken het woord ‘Spartaans’ in de zin van ‘onmenselijk’ of’barbaars’; dit is ongetwijfeld te danken aan de wetten, die Lycurgus in de 8 e eeuw voor Sparta heeft opgetekend. Door hun wat school- meesterachtige en zeer detaillistisch uitgedachte voorzieningen zijn zij ‘streng’ genoemd, maar zij zijn gebaseerd op zeer humane idealen, te vergelijken met die van Plato’s staat, en zij hebben goed gewerkt, want Thucydides schrijft 300 jaar later: „Sparta had reeds zeer vroeg goede wetten gekregen en was altijd vrij gebleven van tirannen; zij hebben ruim vierhonderd jaar, gerekend tot aan het einde van de Peloponnesische oorlog, dezelfde staatsregeling en daardoor hebben zij de macht ook in de staatsregeling van andere steden in te grijpen”. (I, 14) 3 . Mogen de hiervolgende bijdragen een duidelijk beeld geven van wat Sparta is geweest, vóórdat het in de strijd tegen Athene (5 e eeuw) die nuchtere militaire staat werd, waarvan men altijd hoort. REDACTIE 1 Zo genoemd door Homerus, Tyrtaeus e.a. 2 Of Lakedaimoon, zoals het in de officiële stukken werd genoemd; de naam duidt op het ge- hele grondgebied en is de staatkundige naam geworden. 3 Vertaling Dr. M. A. Schwarz; uitg. Thucydides, Tjeenk Willink, Haarlem, 1964. 97

Transcript of HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. ·...

Page 1: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

H E R M E N E V SNEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968

Sparta in de zevende eeuw

De verrukkelijke stad met brede dansplaatsen en schone vrouwen— µερÞεσσα πÞλις, ερàøïρïς en καλλιγàναιê 1 —: dit zijn niet deadjectieven, die men doorgaans associeert met de stad van strengeopvoeders en krijgshaftige strijders. Dat Sparta 2 vooral in vroegetijden een cultuurcentrum van aanzienlijke betekenis is geweest,daarvan hebben velen geen vermoeden. In de 7e eeuw v. Chr. heersteer — zo krijgt men uit verschillende gegevens de indruk — eenstrijdvaardige, maar kunstzinnige en blijde levenssfeer. In die eeuwook kenden de Spartaanse vrouwen een grotere vrijheid dan zij ooitelders in Griekenland hebben gehad.

Wij gebruiken het woord ‘Spartaans’ in de zin van ‘onmenselijk’of’barbaars’; dit is ongetwijfeld te danken aan de wetten, die Lycurgusin de 8e eeuw voor Sparta heeft opgetekend. Door hun wat school-meesterachtige en zeer detaillistisch uitgedachte voorzieningen zijnzij ‘streng’ genoemd, maar zij zijn gebaseerd op zeer humane idealen,te vergelijken met die van Plato’s staat, en zij hebben goed gewerkt,want Thucydides schrijft 300 jaar later:

„Sparta had reeds zeer vroeg goede wetten gekregen en was altijd vrij geblevenvan tirannen; zij hebben ruim vierhonderd jaar, gerekend tot aan het einde van dePeloponnesische oorlog, dezelfde staatsregeling en daardoor hebben zij de machtook in de staatsregeling van andere steden in te grijpen”. (I, 14) 3.

Mogen de hiervolgende bijdragen een duidelijk beeld geven van watSparta is geweest, vóórdat het in de strijd tegen Athene (5e eeuw) dienuchtere militaire staat werd, waarvan men altijd hoort.

REDACTIE

1 Zo genoemd door Homerus, Tyrtaeus e.a.2 Of Lakedaimoon, zoals het in de officiële stukken werd genoemd; de naam duidt op het ge-

hele grondgebied en is de staatkundige naam geworden.3 Vertaling Dr. M. A. Schwarz; uitg. Thucydides, Tjeenk Willink, Haarlem, 1964.

97

Page 2: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

De historische situatie van Spartain de zevende eeuw

Het gordijn, dat Laconië als historisch schouwtoneel van onsafgesloten houdt, gaat eerst in de zesde eeuw v. Chr. op.Wat vóór dien geschied is, kunnen wij alleen maar vaagonderscheiden door de sluier, die wat verder in de tijd terug-ligt en toch al dikwijls uiterst beschadigd en verminkt tot onskomt, nog eens extra omhult en verborgen houdt. Wat ishiervan de oorzaak?

De Grieken zelf hebben zich een drogbeeld van Sparta getekend, datde werkelijkheid, in sommige opzichten definitief, aan ons oog ont-trekt. En daarmede moeten wij dan beginnen: vast te stellen dat deGrieken, in de eeuwen na Sparta’s machtspositie in Hellas, dezemilitaire staat hebben vertekend, dikwijls zeer gunstig, zodat in eenrecent boek over Xenophon — en welk een bewonderaar van Spartawas deze soldaat! — kortweg geponeerd wordt, dat iedere Griekpro-Spartaans was: „The Greek’s faith in Sparta was almost equivalentto faith in himself. Every Greek was philo-Laconian” 1. Het zou metde stukken in de hand te bewijzen zijn, dat deze voorstelling vanzaken onjuist is. Tal van Grieken hebben Sparta zeer kritisch bekekenen soms veroordeeld, niet alleen zijn politiek, ook zijn staatsinrichtingen maatschappelijke opbouw. Maar een feit is, dat alle schrijvers,door hun emotioneel partijkiezen, het beeld van Sparta hebben ver-troebeld. En tenslotte zegt niemand minder dan Thucydides, dat deSpartanen zelf het de buitenstaander moeilijk hebben gemaakt doorhun staatkundig handelen te verbergen. Ook deze door hen zelfgewilde onduidelijkheid staat aan de vorming van een helder histo-risch beeld m de weg. Waar vaagheid in de plaats van klaarheidtreedt, ligt één vruchtbaar terrein voor wetenschappelijke strijd-punten. Dat was in de Oudheid reeds zo, en Plutarchus kon dan ookmet recht zeggen, dat over de wetgever van Sparta, Lycurgus, nietsgezegd is dat niet door anderen bestreden is. Wat voor Lycurgusgeldt, gaat op voor de gehele geschiedenis van Sparta. Aldus ge-waarschuwd gaan wij op pad ter bespreking van wat met enigezekerheid bekend is over een der allerduisterste perioden, de zevendeeeuw vóór onze jaartelling.

1 W. P. Henry, Greek Historical Writing (an historiographical essay based on Xenophon’sHellenica), Chicago 1967. p. 210.

98

Page 3: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Laat men ter illustratie van de laatstgenoemde moeilijkheid tweewerken ter hand nemen, die het moderne onderzoek afrondden, hetene vlak voor de tweede wereldoorlog, het andere in 1967 verschenen.G. Glotz heeft in het eerste deel van de Histoire grecque (1938) Spartabehandeld. Zijn exposé is nog altijd een van de meest waardevolle.Het eerste deel heet ‘Sparta tot de VIe eeuw’ en behandelt algemeen-heden, vertelt iets van de sociale structuur van de maatschappij envan de verbreiding van de Spartaanse macht over de Peloponnesus.Maar het verhaal begint pas goed na 600. Dan voelt de auteur enigevaste grond onder de voeten. En A. H. M. Jones in zijn recente,bijzonder onafhankelijke uiteenzetting, Sparta (1967), begint zijnhistorisch verhaal eveneens in ongeveer 600, als Sparta de leidingheeft van een Peloponnesische Bond. Wat Jones in de eerste veertigbladzijden van zijn boek geeft, handelt over Lycurgus, bevolkings-groepen, ambten en politieke lichamen, wetten, de Spartaanse opvoe-ding en landverdeling — onderwerpen, die men zeer moeilijk kandateren in één bepaalde periode van Sparta’s geschiedenis; met eenhoofdstuk, getiteld: ‘Het ontstaan van de Peloponnesische Bond’,komt deze schrijver ook pas in de zesde eeuw op historische bodem.

Maar vóór die tijd hadden de Spartanen, Doriërs uit het noordengekomen in het eind van het tweede millennium v. Chr., zich ge-vestigd in het dal van de Eurotas, de oorspronkelijke bevolking ver-dreven of onderworpen, en zich somtijds ook vreedzaam met aan-zienlijke geslachten van inheemse Achaeërs vermengd. Hun invalen verovering heet: de komst van de Heracliden, naar een traditiedie wilde dat hun leiders van Heracles afstamden. Zoveel is zeker,dat in het midden van de zevende eeuw de dichter Tyrtaeus, ver-moedelijk de eerste dichter van eigen bodem 1, deze overleveringkende, die latere geslachten hebben aanvaard als historisch juist:„Zeus, Kronos’ zoon zelf, de gemaal van de schoongekranstc Heraheeft deze stad aan de Heracliden gegeven” 2. Deze goddelijke sanctierechtvaardigde de veroveringen, die de sterke indringers in de komen-de eeuwen tot de leiders maakten van ‘het brede eiland van Pelops’.Maar al had dan een goddelijke schenker het land gegeven, de strijdom het te verwerven en te behouden heeft in de gevende eeuw felgewoed, en Tyrtaeus zelf is hiervan een getuige in de oorlog, die deTweede Messenische oorlog wordt genoemd en tegenwoordig om-streeks 650 v. Chr. wordt gedateerd.

1 Zie in dit nummer hierover ook de deels uiteenlopende meningen op blz. 111 e. v. en 121.2 Tyrt. fr. 1.

99

Page 4: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Beide aanduidingen eisen een nadere verklaring: waarom de tweede oorlog? en:hoe komt men aan de datering omstreeks 650 ? De datering berust op de Lijst vanOverwinnaars in Olympia, die weliswaar eerst in hte laatst van de vijfde eeuw isopgesteld, maar naar veler oordeel oude tradities op betrouwbare wijze overlevert.Het begin van dcasc lijst is het begin van de hernieuwde Olympische Spelen, datomgerekend in onze jaartelling wordt gesteld in 776 v. Chr. Van het om de vierjaren plaatsvindende evenement worden ovcrwinnaarsnamen met plaats van her-komst genoemd voor de meest in ’t oog vallende sportieve prestatie. De laatsteoverwinnaar uit Messenië wordt op deze lijst in 736 genoemd, de eerste uit Spartain 716. Tyrtaeus nu vertelt, dat de verovering van Messenië het werk was van„lansstrijders, de vaders van onze vaders”, en dat de strijd negentien jaren duurde.Het is verleidelijk bij deze 19 jaren te denken aan de periode tussen 736 en 716 enTyrtaeus’ „vaders van onze vaders” in chronographische te vertalen als „tweegeneraties geleden”. En van gezin de genealogische chronologie in Sparta reken-de met generaties van 40 jaren, zou dat betekenen, dat de oorlog had plaatsge-vonden tachtig jaren vóór Tyrtaeus. Aldus komt men voor de tweede oorlog,waarin de dichter zelf meestreed, tot een periode gelegen tussen 656 en 636, Alsmen verder bedenkt, dat-dr bevrijding van Messenië plaats vond in 369 na deslag bij Leuctra, en dat de bevrijder Epaminondas, volgens ps.-Plutarchus 1, zougesproken hebben van een periode van slavernij van 230 jaren, dan kan dat eenbevestiging zijn van de juistheid van de datering van de Tweede Oorlog, dieMessenië’s verzet brak, omstreeks 650. Want 230 jaren is gelijk aan ca. 7 generaties(van 33 1/3 jaar, of drie per eeuw). Dat was evenwel de lengte, die bijvoorbeeldHcrodotus voor het begrip ‘generatie’ wilde aannemen. En het is mogelijk, dat.W. latere schrijver 7 generaties verklaarde met 230 jaar. Maar als de oorspronkelijkeberekening er een geweest zou zijn volgens het Spartaanse gebruik van generatiesvan 40 jaar, zou de periode van slavernij, die Epaminodas aangaf, in werkelijkheid280 jaren geduurd hebben. En dan komen we van 369 uitgaande in 649 terecht voorde tijd van de tweede Messenische oorlog, de tijd van Tyrtaeus, de tijd van delaatste, vergeefse poging der Messeniërs, de indringers te verjagen. — Met opzetis deze datering, die overigens aangevochten wordt, zoals alles wat over het archaïscheSparta wordt te berde gebracht, hier enigszins uitgebreid besproken, om te doenzien op welke wijze moderne historici met de schaarse gegevens moeten woekeren 2.

In het twintigste jaar, zo vervolgt Tyrtaeus, vluchtten de Messeniërsuit hun laatste versterkingen in de bergen weg. Van de Spartaansestrijders vertelt Tyrtaeus, dat zij optrokken volgens het oude verbandvan drie stammen of phylen, die (althans twee van hen) met nameworden genoemd. Ook deze korrel historische overlevering heeftvele speculaties opgeleverd omtrent de legersamenstelling. Warenhet de oude strijdbare heerscharen van de Eerste Oorlog, of van deTweede, die hier zijn getekend? Als het waar is, wat plausibel lijkt,dat de dichter hét verreden van de grootvaders zet tegenover het

1 Moralia 194 B.2 A. M. H. Jones b.v., in het laatste boek over Sparta, laat de gegevens van de Lijst van de

Winnaars in Olympia buiten beschouwing en handhaaft de 230 jaren (a.w., 4 eo 33).

100

Page 5: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

heden van de kleinzoons, behoren de legerscharen, die geordendzijn volgens de oude ‘stammen’ der Doriërs in zijn tijd al tot hetverleden 1. De details van deze legerhervorming, waarbij de oude‘stammen’ werden afgeschaft, ontgaat ons. Het is evenwel redelijkaan te nemen, dat in de strijd tegen de Messeniërs de oude leger-organisatie niet meer voldeed en ook mannen van de reeds langeronderworpen gebieden in de strijdmacht werden opgenomen. Hoedit ook zij, in beide oorlogen ligt het accent op de hoplieten, de zwareinfanterie, die in Sparta’s geschiedenis een grote rol heeft gespeeld.

De gevolgen van de veroveringen zijn voor Sparta slechts ingeringe mate gunstig geweest. Als steeds losten oorlogen de proble-men, waarmee men worstelde, niet op. De onderworpenen eistenvoortdurende bewaking. Tyrtaeus’ verzen zijn van een grimmigrealiteitsbesef op dit punt. Alle burgers van Sparta hebben de plichtvan waakzaamheid en, zo nodig, van strijd, tot het uiterste. Hierinziet hij de diepste voldoening van een mannelijk bestaan: strijder tezijn, de ontberingen te verdragen, schande en lafheid te vermijden 2.Dit is een sombere en harde moraal, geenszins die van een ’frischerfröhlicher Krieg’. Wie als aanvaller een land in bezit neemt, moetsteeds op zijn hoede zijn, één nederlaag al kan hem noodlottig worden.De aansporingen van Tyrtaeus zijn nooit met klatergoud en bloemen-kransen gesierd, het zijn waarschuwingen, als het ware met bloedgeschreven. Zo stel ik mij de zevende eeuw voor: een harde tijd vanuiterste militaire inspanning, een verdwijnen van cultuur, van artistiekvermogen, van openheid naar buiten, een groeiende isolering waarbijalles dienstbaar wordt gemaakt aan heersen en onderdrukken. AlsArnold Toynbee van Sparta spreekt als een ‘arrested civilization’ 3,beschaving die tot stilstand gekomen is, doelt hij op een proces, datm.i. zich (in beginsel) in de zevende eeuw voltrokken heeft. Dit isgeen subjectieve gissing, maar een conclusie uit de fragmenten vanTyrtaeus, de dichter van ijzeren tucht en grimmig geweld. Hetalternatief voor de ‘schone’ dood op het slagveld, is de dood-in-schande van de overwonnene, bedelend om levensonderhoud voorzichzelf en zijn familie.

Men heeft wel eens de economische ontwikkeling van het archaïscheGriekenland, zoals wij die uit Solon’s gedichten kennen, met dezebeschrijving van sociale noden van de verslagenen verbonden. Naar

1 Zo als eerste N. G. L. Hammond in JHS 70 (1950), 50 ff.2 Zie ook in dit nummer, blz. 122 e.v.3 A study ofHistory (1934—1939) (10 delen), passim.

101

Page 6: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

mijn mening ten onrechte. De situatie van het militaire ‘Herrenvolk’,dat zich ten koste van alles wil en moet handhaven, is voor de Spar-tanen in Hellas uniek. Hetzelfde is met de opvoeding het geval, dieSpartaanse agoge, waarnaar zo vele pedagogen, tot in de modernstetijd toe, met bewondering hebben gekeken; ook de geheime staats-politie, de krypteia, behoort tot deze gelukkig unieke verschijnselen,die het militarisme van Sparta hebben opgeroepen. Al deze verschijn-selen, die critici en bewonderaars zijn opgevallen, worden niet inandere Griekse staten aangetroffen. Zij zijn niet te verklaren uit heteconomische en politieke leven, maar de militaire organisatie wasprimair en heeft economische consequenties gehad, die in de 6e

eeuw vooral gaan blijken, maar daarom niet meer tot ons onderwerpbehoren.

Op politiek gebied heeft het leven in angst en militaire dril demannelijke bevolking onmondig gemaakt. Ook daarvan bezittenwij een niet te weerspreken getuigenis in de Rhetra van Sparta, de“Wet, een soort grondwet, die ons uit Aristoteles, dank zij Plutarchus,is overgeleverd. Niet die wet zelf, maar een toevoeging uit de tijdvan de Eerste Messenische Oorlog is hier van belang (Plut. Lyc. 5.6).Volgens Aristoteles had de Spartaanse staat door Lycurgus in deachtste eeuw deze wet ontvangen: een staat met twee koningen, eenraad van oudsten en een volksvergadering. De Gerousia bracht wets-voorstellen voor het volk, dat mocht beslissen, waarschijnlijk, zonderrecht van amendement. Zo was de oorspronkelijke bevoegdheid vande vergadering der krijgers. Maar in de oorlog tegen Messenië eistemen stipte gehoorzaamheid, ook in het politieke. Toen werd eenvoorstel tot wet verheven, ook als het volk het afkeurde; want inhet laatste geval werd de volksvergadering ontbonden en ging deGerousia haar gang. Dit geschiedde in een aanvullingsclausule, dieaan de Rhetra werd toegevoegd. Het klinkt ongelooflijk, dat eengemeenschap die politieke rechten bezat, zij het van beperkte aard,deze rechten zo zonder meer heeft prijsgegeven. Aristoteles bevestigtin zijn Politica evenwel wat Plutarchus (hem als bron vermeldend)over de Rhetra zegt 1. Men kan ook moeilijk anders verwachtenvan een volksvergadering, die niet mondig gemaakt is, maar aan wiestelselmatig werd ingeprent dat militaire gehoorzaamheid de hoogstedeugd was. — Er zijn, gelukkig maar, uit de geschiedenis van Sparta

1 Politica 1272a, 11 en 1273a, 9. Vgl. A. Andrewes, The Government of Classical Sparta in:(Ancient Society and Institutions, Studies presented to Victor Ehrenberg on his 75th birthdayOxford 1966), 2—3. (Al meent Andrewes het beter te weten dan Aristoteles.)

102

Page 7: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

later nog wel voorbeelden te vinden, dat het volk zijn rechten nam.Maar dat geschiedde sporadisch, met grote moeite, en alleen ondereminente leiding. Het ware de gang van zaken op zijn kop zetten,als men uit deze voorbeelden van ontlading van opgekropt volks-verzet zou concluderen dat de aanvullingsclausule dáárom nooit kanhebben bestaan.

De geschiedenis van Sparta, toont een wonderlijke constitutioneleontwikkeling, die ik enige jaren geleden als volgt heb weergegeven 1.Een deel van de erfenis van de Indo-Europese praehistorie is de souve-reiniteit van het volk, d.w.z. van de strijders, wier ‘kracht’ de beslis-sing brengt. Als wij niet naar de Doriërs, maar naar de andere stam-men, die vóór hen in Griekenland binnentrokken, zien, vinden wijdat deze Achaeërs en Joniërs (of hoe zij heten mogen) reeds lang hetstadium van de souvereiniteit des volks achter zich hebben. Edelenen koningen hebben de voornaamste constitutionele plaats ingenomenen de oude toestanden hebben niet of nauwelijks enig spoor achter-gelaten. Wij moeten deze aannemen op grond van wat wij eldersbij militair georganiseerde, half-nomadische volken vinden. Als dezeanalogie juist is, komt de periode van de souvereiniteit van koningen raad na die van de souvereiniteit van het volk. In die latere periodezijn wij op bekend terrein: na het werk van wetgevers en soms naperioden van tyrannie, treffen wij vooral een evolutie aan zoals diewelke ons uit Athene bekend is. Dientengevolge schetsen wij sche-matisch de constitutionele geschiedenis van Griekenland als koning-schap — aristocratie — timocratie — democratie. Van Sparta nemenwij dan aan dat het is gebleven in een fase tussen koningschap enaristocratie. Sparta echter toont ons nog een vóórstadium: de over-gang van het gezag van de krijgslieden naar dat van de twee koningenen de oudsten. Van modem democratisch gezichtspunt is dat eenteruggang. Maar aangezien vooruitgang ons in merg en bloed zit,ook in onze historische voorstellingen, hebben wij bij Sparta’s con-stitutionele geschiedenis alleen gedacht aan verstening, aan een vast-blijven in een elders overwonnen fase. De aanvullingsclausule vande Rhetra toont ons echter een beangstigende ontwikkeling. Debelangrijkste staat van het Griekse vasteland (en dat was Spartaongetwijfeld in de zevende eeuw) heeft zijn burgers door dril enangst doen afzien van het uitoefenen van hun recht (hoe klein ditook was). De zevende eeuw luidde de doodsklok over Sparta als

1 Laconian Studies (1954), 195—196.

103

Page 8: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

burgerstaat. Geen wonder dat Aristoteles dit ernstig nam. Ik kengeen groter tegenstelling tussen Aristoteles en Plato, wat betreft hunhistorische waardering, dan hun beschouwingen over Sparta. Plato(Wetten 691d—692a) heeft het prachtig gevonden, en in deze meningstond en staat hij niet alleen.

Tyrtaeus heeft er vrede mee gehad, ja hij heeft de Spartaansestaat gezien als een organisch geheel met de koningen aan de top,dan de Gerousia en vervolgens het volk, welks werkelijke positiehij in mooie woorden aangeeft, woorden die echter geen inhoud meerhebben, al heten zij van Apollo afkomstig te zijn 1. „Laten de konin-gen, geëerd door de goden, de koningen die zorgen voor het liefelijkeSparta, laat hen en de Oudsten eerst plannen ontwerpen. Laat dan demannen des volks op de voorstellen antwoorden, dat zij recht zijn” 2.In een latere overlevering van Tyrtaeus’ verzen is een nog duidelijkerappèl op het volk gedaan. Of de toevoegingen tot het oorspronkelijkegedicht behoren, kan onbesproken blijven. De bedoeling is in iedergeval geweest, het volk te winnen voor het opgeven van zijn rechttot tegenspraak. Het baat dan al heel weinig, dat Tyrtaeus tenslotteals een praerogatief van de menigte des volks noemt de overwinningen sterkte in de strijd. Voor de politieke macht maakt dit weinig uit,en anderzijds herinnerden deze privileges des volks aan de hardewerkelijkheid van oorlog en ondergang, die dreigen zou als het legerin gebreke bleef. Zo kan men uit Tyrtaeus geenszins lezen, dat inzijn tijd de Gerousia een voorstel formuleerde om de volksvergaderingvan praeadvies te dienen en daarna nederig wachtte op de beslissingvan deze vergadering. Wie zo redeneert, zet Sparta de kroon op vanClisthenes in Athene. Laatstgenoemde staatsman heeft inderdaad aan’t einde van de zesde eeuw deze adviserende taak aan de Raad, tenbehoeve van de besluitvorming in de volksvergadering, opgedragen.Het is een ongehoord anachronisme, voor het ondemocratischeSparta in de zevende eeuw deze procedure te veronderstellen 3. Ditsoort van geschiedschrijving strekt zich ook over andere volken enbeschavingen uit. S. N. Kramer, de beroemde oriëntalist, schreef in1959 een zelfde anachronistische beschouwing over Sumer in onge-veer 2800 v. Chr., gedreven door de bij een zo geleerd man nietverwachte, kinderlijke wens, van allerlei zaken die de mensheidallengs veroverde of zich eigen maakte, de primeur aan de Sumeriërs

1 Fr. 36.2 Voor vertaling zie H. T. Wade-Gery. Essays in Gteek History (1958), 62.3 Zoals gedaan is door A. Andrewes in: Proboulcusi», Sparta’s Contribution to the Technique

of Government. Inaug. rede, Oxrford 1954.

104

Page 9: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

toe te kennen 1. Aan de bewering, dat de Sumeriërs de eerste democra-ten geweest zijn, kan men nog schouderophalend voorbij gaan: hetis maar hoe men het begrip democratie definieert. Maar dat menSparta’s ja-knikkende volksvergadering, bestaande uit mannen dieuitsluitend in categorieën van militaire tucht en gehoorzaamheidwaren opgevoed en hun rechten, mede door angst om het bestaantegenover een vijandelijke inheemse bevolking, aan een militaireoligarchie prijsgaven, tot proto-type maakt van de vergadering vanhet Atheense volk, dat weerbarstige electoraat, dat blijkens zijn con-stitutie en geschiedenis individualistisch dacht tot het uiterste enleiding slechts met weerzin en als het niet anders kon, verdragenwilde — dat is in strijd met alle feiten, vooral met de enige over-levering die voor de zevende eeuw betekenis heeft, het gedicht vanTyrtaeus, waarin de geciteerde verzen voorkwamen en dat (latermisschien) de titel Eumonia kreeg. Er is een lange weg nodig om vandeze toestand van ‘Goede Wetten’ te komen tot die van Isonomia,‘gelijkheid voor de wet’. Deze weg is Athene gegaan, maar Spartaheeft hem in de zevende eeuw en later willens en wetens geblokkeerd.

Leiden, de Laat de Kanterstraat 13b W. DEN BOER

1 History begins at Sumer. Twenty-seven ‘Firsts’ in Man’s Recorded History. Anchor BookA 175, New York 1959. De bedoelde ‘first’ is die van Raad en Volksvergadering, behandeldonder de titel: the first bicameral congress (p. 29 ff.).

2 Vert. Prof. Dr. J. Vürtheim.

105

„Alkman, wiens zoetheid van zang geheel niet geschud werd door de spar-taansche taal, de minst welluidende van alle dialecten”.

PAUSIANAS 2

Page 10: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Een lied van Alkman

in poëtas non poëtas

Zwaluw, doorklief de lucht.Nu is de grote trek.Vergeet het late broed,dat met gesperde bekin ’t nest verhongeren moet.Een eeuwenoud gerichtverwierp het voor de vlucht.

Wiekslag, doorkliefde lucht.Wat zwak is kanhet niet bestaan.Phalanx, sluit aan!

IDA G. M. GERHARDT

Uit: De Slechtvalk 1966 1.

Over het ontstaan van dit gedicht schrijft de dichteres:

,,Het vers ‘een lied van Alkman ontstond, toen ik zag hoe de zwalu-wen, toen het tijdstip van de trek naar het Zuiden naderde, hetlaatste broed achterlieten: op waarlijk Spartaanse wijze. De jongen,niet resistent, zouden de grote trek slechts hebben opgehouden,

Ik stel mij voor dat dit vers door een knapenkoor zou kunnenworden gezongen en gedanst in Spartaanse trant”.

1 Een bespreking van het werk van Ida Gerhardt, voorzover het verband houdt met de oud-heid, en enkele nieuwe gedichten van haar hand zullen in een volgende aflevering van Her-meneus verschijnen.

106

Page 11: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Een fragment van Alkman

Sparta is het werkterrein geweest van de dichter Alcman, wiens pro-duktieve jaren vallen omstreeks het midden van de 7e eeuw v. C.De Alexandrijnse geleerden wezen hem een plaats toe als eerste inhun Canon van lyrische dichters. Zijn genre was de koorlyriek envooral genoot hij bekendheid als dichter van παρθÛνεια: liederengezongen door koren van meisjes. Van twee daarvan kennen wij doorpapyrus vondsten grotere fragmenten. Ook het hier volgende, zeerbekende fragment (frgm. 94 D 26 P) wordt wel met een partheneionin verband gebracht 1.

ï µ\ τι, παρθενικαd µελιγÀρυες αρÞæωνïι,γυα æÛρην δàναται¯ âÀλε δc âÀλε κηρàλïς εην,Âς τ\ πd κàµατïς νθïς ±µ\ λκυÛνεσσι πïτÜταινηδεbς qτïρ øων, λιπÞρæυρïς αρeς ρνις.

Niet meer, meisjes, zoet gevooisd, met gewijde stem, kunnen mijn leden mij dragen.Ach ware ik een mannetjesijsvogel, die over de bloem van de zee fladdert met deijsvogels, onbevreesd van hart, de zeepurperen gewijde vogel.

De verzen zijn dactylische hexameters en het is dan ook niet verwon-derlijk dat er een aansluiting te constateren valt aan het woordgebruikvan Homerus of althans de epische poëzie. Ik noem slechts uit hetlaatste vers qτïρ øων. vgl. Hom. II. IX 497 νηλεbς qτïρ øειν,de tweede vershelft gevormd door een substantief voorafgegaan doortwee epitheta. De metonymie in vs. 3 πd κàµατïς νθïς echterbehoort tot het lyrische taaleigen: „schuim.” van de zee.

Op grond van de versmaat veronderstelt Bowra met verwijzingnaar de aan één van Alcmans’ voorgangers, Terpander, toegeschrevendoor de cither begeleide preludes in epische versmaat, dat wij hier temaken zouden kunnen hebben met ecu soortgelijke prelude tot eenkoorlied, gezongen en gedanst door meisjes, optredend als ijsvogels.

Het fragment is ons overgeleverd door Antigonus van Carystus,die in de 3e eeuw v. C. een verzameling wonderbaarlijke zaken heeftte boek gesteld. Hij laat zijn citaat voorafgaan door de volgendewoorden 2 : De mannetjesijsvogels worden ceryli genoemd; en wan-

1 C. M. Bowra, Greek Lyric Poetry, 1961 2, pg. 23 sq.2 Antig. Caryst. Hist. mir. XXVII.

107

Page 12: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

neer zij zwak zijn geworden van ouderdom en niet meer kunnenvliegen, dragen de vrouwtjes hen op hun vleugels. Hiermee houdenverband de woorden van Alcman: hij zegt namelijk, zwak van ouder-dom en niet meer in staat mee te draaien met de koren en de dansvan de meisjes: . . . .

Aan de λκυñν, geïdentificeerd met de ijsvogel,werd in de oudheidveel fabelachtigs toegeschreven: haar geluid was een klagende roep;zij bouwde haar nest op zee (vandaar λκυñν door volksetymologievan ±λς en κυÛω, op zee baren); gedurende de broedtijd heerstewindstilte en was de zee kalm, de dagen om het wintersolstitiumheetten λκυïνÝδες µÛραι; men bewonderde de liefde van de paars-gewijze levende vogels (iedere gymnasiast kent het verhaal van Ceyxen Alcyone, Ovid. Met. XI 410 sqq.); het vrouwtje verzorgde hetoud geworden mannetje. Al dit wonderbaarlijks bijeen leest men bijPlutarchus, de soll. aninx. 982 F sqq. In werkelijkheid broedt de ijs-vogel in noordelijke streken, is hij geen eigenlijke zeevogel en hij iseer een solitaire vogel dan één die leeft in groepen. Om de laatstetwee redenen tracht Kraak aannemelijk te maken 1, dat Alcman inhet onderhavige fragment zijn wensen giet in de vorm van een onbe-staanbaarheid. Hij is dan echter gedwongen aan te nemen dat Home-rus (II. IX 561 sqq.) met zijn toespeling op de klagende roep van deaXxucov een ander soort vogel bedoelt. Ook de fabel van Aesopus,sprekend over de ijsvogel die haar jongen in veiligheid denkt tebrengen op zee 2, gaat in oorsprong toch wel terug tot de 6e eeuw.Daarenboven bevatten de fragmenten van Alcman meer fabel-elementen.

Anderzijds is ook de interpretatie die Antigonus geeft niet juist.Daartegen verzet zich het werkwoord πïτÜται „vliegt, fladdert”,niet „wordt gedragen”. Ook al zouden wij een echo horen vanAlcman’s regel in Apollonius Rhodius, Argon. 4. 362 sq. τηλÞθιδ\ ïη/λυγρFσιν κατa πÞντïν µ\ λκυÞνεσσι æïρεµαι,, hier spreektMedca, die rich beklaagt om lason van de haren te zijn gescheiden:de situatie is duidelijk, de toespeling eveneens. Een reminiscentie aande onderhavige regel vormt Aristophanes, Aves 250 sq., waar dehop alle vogels oproept, o.a. zν τ\ πd πÞντιïν ïδµα θαλÀσσης/æλα µετ\ λκυÞνεσσι πïτται, en waar het scholium a.l. spreektvan een parodie op Alcman. Het gebruik van het werkwoordπïτÀïµαι staat dus vast. In de Aves komen dan de vogels aanzwermen

1 W. K. Kraak, Mnem. VII (1938), pg. 142-147.2 Corp. fab. Aesop. I. 1, Hausrath 25.

108

Page 13: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

en één van de hoofdpersonen Peisthetairos roept uit (vs. 297 sqq.):Daar heb je dié vogel, daar dié, κεινηý δÛ γ\ λκυñν: Euelpides:τÝς γÀρ σθ\ ïÅπισθεν ατς; Pei.: Âστις στÝ; κηρàλïς. Eue. : κηρàλïςγÀρ στιν ρνις; Pei.: ï γÀρ στι ΣπïργÝλïς; (Hier met het oog opde barbier Sporgilos het woordspel κηρàλïς—κειρàλïς „scheer vogel”),

Hoewel het beeld vervalt van het oude mannetje, gedragen doorde vrouwtjes, dat onder de gegeven omstandigheden trouwens ookietwat overdone zou lijken, geven de verzen ons toch een idee vanAlcman’s speelse geest, die zich o.a. ook hier uit, waar het, als Bowra’sveronderstelling juist is, een cultische aangelegenheid betreft.

Rotterdam, Bloemaertssingel 75 J. K. BOS

Lezers, die in Alkmans’ persoon en gedichten zijn geïnteresseerd, worden verwezennaar het opstel over deze dichter in: C. M. Bowra, Greek Lyric Poetry, 1961, blz.23 e.v.; een boek dat ook voor de belangstellende leek Sappho, Simonides, Alkman,Pindarus e. a. op boeiende wijze behandelt.

1 Zie noot 2 op blz. 105.

109

Spartaanse dienstmeisjes.„Veel toewijding en vaardigheid vertoonden ook de kindermeisjes: zijbrachten de zuigelingen groot zonder windsels en gaven zodoende vrijheidaan hun ledematen en gestalte zich te ontwikkelen; zij leerden tevredenen niet kieskeurig te zijn op het punt van voedsel, niet bang te zijn in hetdonker of als zij alleen gelaten werden en vervelende humeurigheid enhuilpartijen achterwege te laten.”

PLUTARCHUS, Het Leven van Lycoergos, ep. 16 1,

Atossa tot Darius (’s avonds in bed):Luister eens: zie ervan af om eerst tegen de Skythen op te trekken; wantdie zullen, wanneer je maar wilt, van jou zijn. Nee, trek voor mijn pleziertegen Griekenland op; want ik wil graag Spartaanse dienstmeisjes krijgenomdat ik over haar heb horen spreken, en ook uit Argos en Attika en Ko-rinthe”.

HERODOTUS III–134.

Page 14: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

De relatie tussen Sparta en Delphiin de zevende eeuw

speciaal met het oog op de dichters Tyrtaios, Terymdros en Thaletas

De geschiedenis van Sparta word van meet af aan beïnvloed doorhet orakel van Delphi. Reeds de verbeten pogingen van de Doriërsde Peloponnesos binnen te dringen (vóór 1100 v. Chr.) werdengoeddeels gedirigeerd door de uitspraken van het orakel 1. Toen deDoriërs eindelijk, tegen het einde van de 108 eeuw ook in het dalvan de Eurotas waren doorgedrongen en zich in de dorpen haddengevestigd, die later de ‘stad’ Sparta vormden, oefende het orakelvan Delphi een beslissende invloed uit op het ontstaan van dathistorisch hoogst eigenaardige instituut van de twee koningshuizen 2,die vanaf het begin tot 221 v. Chr. in twee ononderbroken reeksenover Sparta regeerden. Belangrijker nog was het samenspel tussenhet orakel en de wetgever Lykoergos 3, die omstreeks 800 v. Chr.,mede dankzij de sanctie van Delphi zijn verstrekkende hervormingenkon invoeren 4. Daarop volgde, gedurende de 86 eeuw, de vestigingvan de macht der Spartanen in Lakonië en Messenië (in de zuidelijkehelft van de Peloponnesos). De antieke overlevering weet ons tevertellen over een aantal uitspraken van het orakel van Delphi, dieook de stormachtige ontwikkeling van Sparta gedurende de 8e eeuwbeïnvloedden 5.

De betrouwbaarheid van dit soort overleveringen wordt door de moderne kridekterecht in twijfel getrokken 6. Gezien het feit echter, dat er gedurende de 7e eeuwen later inderdaad een zeer nauwe betrekking tussen Sparta en Delphi heeft bestaan,ben ik geneigd aan te nemen, dat deze reeds eerder bestond, ook al moeten wij deoraculaire overlevering voor die vroegste tijd niet al te letterlijk opvatten.

1 Vgl. Apollodorus H 8, 2 en v.; Pausanias V 3. 5 en v.; K. O. Müller, Die Dorer 158 en v.;N. G. L. Hammond in: The End of Mycenaean Civilization and the Dark Age, Cambridge1964. p. 22 en v.

2 Volgens H. W. Parke and D. E. W. Wormell, The Delphic Orade I 84, een aitiologischelegende. Voor de invloed van Delphi op het koningschap te Sparta, ook in latere tijden, zieibidem p. 85/5.

3 De spelling van de Griekse namen in een persoonlijke voorkeur van de schrijver.4 Vgl. N. G. L. Hammond, The Lycurgean Reform at Sparta, JHS LXX (1950) p. 42 en v.;

Parke and Wormell, The Ddphic Oradc I p. 85 en v. De meeste moderne geleerden daterenLykoergos overigens later.

5 Met name tijdens de verovering van Amyklai (verg. Pindaros, Isthmische Oden Vu 15met de scholiast ad. loc.) en gedurende de 1e Messeense oorlog (verg. Pausanias IV 12, 1 en v.).

6 Vgl. Parke and Wormell, The Delphic Oracle I p. 82 en v. Voor de nieuwe literatuur in ’talgemeen verg. de bespreking van M. P. Nilsson, Das delphische Orakel in der neuestenLiteratur. Historia VII (1958) p. 237—250.

110

Page 15: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Telkens wanneer de Spartanen op de een of andere manier in moeilijk-heden raakten en geen uitkomst zagen, stuurden zij gezanten naarDelphi, om het orakel te raadplegen 1. Wanneer wij niet uit onzebronnen wisten dat dat dikwijls voorkwam, dan zouden wij het nogop kunnen maken uit het feit, dat zij niet voor elke gelegenheid ge-zanten benoemden, maar een vast college van vier hoge beambtenbezaten, de z.g. Pythioi, die de orakelspreuken telkens uit Delphimoesten halen. Onder toezicht van de koningen en de Pythioi werdende spreuken in een speciaal staatsarchief bewaard. De beide koningen,als hoogste religieuze ambtsdragers van de staat, bleven in nauwcontact met de 4 Pythioi, waarvan zij ieder 2 benoemden en met wiezij samen, op staatskosten, tafelden 2.

In het licht van deze omstandigheden zou ik enige eigenaardigeoverleveringen willen beschouwen, die ons een indruk geven van deverhouding Sparta-Delphi in de 7e eeuw v. Chr.

Gedurende de opstand der Messeniërs tegen de Spartanen, die wijTweede Messeense oorlog noemen (omtrent het midden van de ^eeeuw) 3 hadden de laatsten bij hun eerste botsing met de opstande-lingen geen beslissend voordeel weten te behalen. Onverrichterzakewaren zij naar huis teruggekeerd. Wat doen? Naar Delphi! Daarkregen zij het advies „de Athener als raadsman te nemen” 4. Kortdaarop brachten de Spartanen de inhoud van de orakelspreuk en hundesbetreffende verzoek aan de Athcners over. De Atheners warennatuurlijk op de hoogte van de Spartaanse zucht tot expansie en hetis heel goed mogelijk dat zij, zoals de overlevering wil, met hetdilemma zaten, hoe aan het orakel te gehoorzamen zonder de Spar-tanen een dienst te bewijzen bij hun herovering van Messenië 5. Zijnamen hun toevlucht tot een voor de hand liggende list: zij zondeniemand uit hun midden, van wie zij konden verwachten dat hij deSpartanen van weinig nut zou zijn: een manke schoolmeester, diebovendien nog als een halvegare bekend stond 6. Deze man, Tyrtaios,

1 Vgl. Cicero, De Divin. I 95.2 Herodotus VI 57. Vgl. Xenophon, Resp. Lac. 15, 5. De unieke positie van deze Pythioi

wordt duidelijk, wanneer men hen vergelijkt met de in het overige Griekenland ‘theoroi’genoemde feestgezanten (zie L. Ziehen, RE V A 2, (1934, 2239—2244).

3 De datering is onzeker, maar moet m.i. afhankelijk gemaakt worden van de door Tyrtaios(fr. 4 Diehl) genoemde twee generaties tussen 1e en 2e Messeense oorlog. Zie W. den Boerin dit nummer, blz. 100.

4 Pausanias IV 15, 6. Kallisthenes bij Strabo VIII 362 zegt, dat de Spartanen de raad kregen5 Pausanias, ibidem.

de Atheners om een „aanvoerder” te vragen.6 Justinus III 5, 5. Schol. Plato, Nomoi 629 A. Diogenes Laertius II 43 en Pausanias, ibidem.

111

Page 16: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

ging dus uit Athene of uit de Attische provinciestad Aphidna 1 naarSparta, waar hij precies dat deed wat de Atheners hadden willenvermijden: door zijn dichterwoord en advies gaf hij de Spartanennieuwe moed en de Mogelijkheid de oorlog te winnen. Het is nietgeheel duidelijk of Tyrtaios ook als generaal van de Spartanen isopgetreden, zoals sommige antieke schrijvers willen 2, of alleen alsdichterlijk adviseur. Uit het verhaal, dat Pausanias over de tweedeMesseense oorlog vertelt, kunnen we beide mogelijkheden opmaken 3.Waarschijnlijk was Tyrtaios inderdaad zowel het één als het ander:de dichter die steeds opnieuw, door de macht van zijn woord, deSpartanen tot de strijd overhaalde en aanvuurde; én de aanvoerder,die het recht had ingrijpende maatregelen te nemen. Zijn voor eenvreemdeling ongehoorde machtspositie en de wijze waarop hij zichvereenzelvigde met de Spartaanse zaak 4 hebben vele moderne ge-leerden ertoe gebracht, de vrijwel unanieme antieke overleveringbetreffende Tyrtaios’ herkomst uit Athene 5 als een fabel te verwer-pen en hem als een geboren Spartaan te beschouwen 6. Daarmeewordt dan tevens de uitspraak van het orakel van Delphi als eenverzinsel verworpen. Het verdient echter ernstige overweging, ofdeze dichter niet juist aan zijn herkomst van elders en aan de bijzon-dere glans, die hem omgaf als de door het orakel genoemde adviseur,zijn hoge aanzien en bijzondere machtspositie te danken had 7. Hetdunkt mij waarschijnlijk, dat de Spartanen de god van Delphi ver-eerden in Tyrtaios. En hij, die zich bovendien als geweldig dichterontpopte, moet daardoor eens te meer bet respect en de toewijdingvan de Spartanen hebben gewonnen 8.

1 Philochoros 328 F 215. Het schijnt, dat ook in Lakonië een plaats Aphidna lag — redenwaarom men verondersteld heeft, dat Tyrtaios in werkelijkheid uit het Lakonische Aphidnaafkomstig was (Hirschfeld. RE I (1894, 2720).

2 Vgl. noot 4 op blz. 111 en Diodorus VIII 36. Aüieiiaios XIV 630e. Hiertegen schijnt Tyrtaios’fr. 1 Diehl te spreken (vgl. W. Jaeger. Paideia I p. 125).

3 Enerzijds neemt hij geen deel aan de veldslag bij het Everzwijngraf, maar spoort de achter-hoede aan (IV 16,2); anderzijds laat hij, na de verpletterende Spartaanse nederlaag in genoemdeveldslag, Heloten in het leger opnemen om de gesneuvelde Spartiaten vervangen (IV 16, 6).

4 Hij gebruikt meestal de 1e persoon meervoud in plaats van de 39, wanneer hij het over deSpartanen heeft (vgl. fr. 2; 1, 50—1; en 4 Diehl).

5 Vgl. A. von Blumenthal. RE 7a (1948, 1943—5.)6 Zie b. v. Lesky, Geschichte der griechischen Literatur, p. 140. Huxley, Early Sparta. p. 127,

noot 349. Bowra, Early Greek Elegists, p. 141. Daarentegen verklaart Von Blumenthal, op.cit. 1945, dat de antieke overlevering geaccepteerd moet worden.

7 Vgl. Herodotos IX 33, 3 (ca 35), waar beschreven staat, toe de Spartanen, eveneens opgrond van een orakelspreuk, de ziener Tisamenos uit Elis naar Sparta haalden en tot aanvoerdermaakten naast de koningen.

8 Zie andere mening van W. J. Verdenius in dit nummer op blz. 121.

112

Page 17: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Onze oudste autoriteit voor de overlevering van Tyrtaios’ herkomst uit Athene isniemand minder dan Plato. Hij zegt als het ware terloops, alsof het ging om ietsdat algemeen bekend is, dat Tyrtaios een Athener van geboorte was en als burgerwerd opgenomen te Sparta 1. Omdat het Plato niet gaat om de biografie vanTyrtaios, maar om diens uitspraken, noemt hij verder geen biografische details,die overigens wel bekend geweest kunnen zijn in zijn tijd 2.

De moderne specialisten, die Tyrtaios’ herkomst uit Athene eventueel nog welwillen laten gelden, verwijzen de overlevering, dat hij mank liep en schoolmeesterwas, naar het rijk der fabelen 3. Toch is er één geleerde, die ook voor de betrouw-baarheid van deze details in de bres springt 4. Inderdaad is het niet zo vreemd, datTyrtaios schoolmeester genoemd wordt, als we bedenken, dat de opvoeding inGriekenland tweeledig was: muzisch en gymnisch, en dat honderden anonymeleraren, die dichters, musici en schoolmeesters tegelijk waren, de geestelijke ont-wikkeling en opvoeding van de jeugd bepaalden en de hoge muzische cultuur vanHellas droegen 5.

Al met al blijven de biografische gegevens over Tyrtaios schaars en we moeten,gelijk dat bij dichters altijd het geval is, wanneer we hem willen leren kennen, onzetoevlucht nemen tot zijn gedichten. Gelukkig zijn er enige fragmenten en drievolledige elegieën bewaard, die tegenwoordig alle als authentiek worden be-schouwd 6.

De figuur van Tyrtaios, dat is dus een godsgezant en dichter, dieinvloed uitoefent op en ingrijpt in het politieke en militaire levenvan een stad als Sparta, waarin hij niet eens thuis hoort, zou vooronze moderne begrippen misschien toch te onwaarschijnlijk en fan-tastisch lijken, wanneer hij een unicum was geweest. Er zijn echtermeer gevallen bekend, speciaal uit Sparta, van de bemoeienis vandichters met het openbare leven 7. De oudste parallel is de van Antissaop Lesbos afkomstige dichter Terpandros. De overlevering wil, datook hij op grond van een orakelspreuk door de Spartanen werduitgenodigd naar Sparta te komen en een einde te maken aan deonder hen woedende partijtwisten 8. Inderdaad zou hij door zijn spel

1 Nomoi I 629a. De 4e eeuwse redenaar Lykoergos (tegen Leokrates, 105 en v.) is voor onseveneens één van de eerste bronnen, die deze overlevering noemt; hij veronderstelt de Atheenseherkomst van Tyrtaios uitdrukkelijk als algemeen bekend.

2 Bowra, Early Greek Elegists, p. 41, veronderstelt, dat Plato hier bewust een mythe schiepom een vroege historische schakel te leggen tussen Athene en Sparta, als rechtvaardiging voorzijn geloof, dat de ideale staat een menging zou zijn van die twee — een ingenieuze maar geheelonbewijsbare hypothese. Het lijkt zeer onwaarschijnlijk dat de gehele latere antieke historiografiebetreffende Tyrtaios op deze terloopse ‘mythe’-vorming gebaseerd zou zijn.

3 B.v. K. O. Muller, Die Dorer I, p. 151 („eine lächerlich entstellte Fabel”).4 W. F. Otto, ‘Tyrtaios und die Unsterblickheit des Ruhmes’; Geistige Ueberlieferung,

Zweites Jahrbuch, 1942, p. 66 en v. (herdrukt in ‘Die Gestalt und das Sein’, 1959, p. 367 en v.).5 Vgl. J. M. Edmonds, Lyra Graeca III p. 611.6 Sinds de studie van W. Jaeger in Sitzungsberichte der Preuss. Akademie der Wissenschaften,

1932, Philol.-hist. Klasse 23, p. 537.7 Vgl. Plutarchus, De Musica 42.8 Het gaat hier om de partijtwisten, die Sparta tussen de 1e en 2e Messeense oorlog verscheur-

den. Vgl. F. Kiechle, Lakonien und Sparta, p. 183 en v.

113

Page 18: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

op de kithara en door zijn daarbij voorgedragen gedichten eringeslaagd zijn de gemoederen te kalmeren en de eenheid in de stadte herstellen 1.

Het optreden van Terpandros kunnen wij vrij nauwkeurig datereïï,omdat een betrouwbare overlevering zegt, dat hij een muzische over-winning behaalde tijdens het feest van de Karneia te Sparta, toen datvoor het eerst in een vernieuwde gedaante werd gevierd in de periodevan de 26e Olympiade, dat is tussen 676 en 673 v. Chr. 2. Terpandroswas dus een tijdgenoot van Tyrtaios, maar zijn activiteit als vrede-stichter te Sparta moet vóór die van Tyrtaios gevallen zijn, indienwij de tweede Messeense oorlog omstreeks het midden van de eeuwdateren.

Behalve een treffende overeenkomst in rijd en taak, is er ook eensterk verschil tussen beide dichters: Tyrtaios’ elegieën werden be-geleid door fluitmuziek en hadden een dienovereenkomstig opzwe-pend en aanvurend karakter; Terpandros’ poëzie, waarvan we helaaszelfs geen betrouwbare fragmenten over hebben 3, werd door kithara-muziek begeleid en had een dienovereenkomstig kalmerend karakter 4.Dit laatste was geheel in overeenstemming met het wezen van degod te Delphi. Apollo kennen wij immers bij uitstek als de bespelervan de kithara, een snareninstrument, dat sinds oude tijden met zijnay dienst verbonden was 5; het was zeer geschikt om ernstige en een-voudige melodieën uit te drukken. Overal probeerde de Apollinischecultus een plechtige en feestelijke sfeer van rust en stilte in de mense-lijke ziel te wekken. Pindaros, de grote koordichter, die in Delphihoog in aanzien stond, heeft het treffendst over de god gesproken,die de kithara uitvond en de Muze schenkt aan wie hij wil, „terwijlhij vreedzame welgeordendheid in het hart brengt” 6.

Zo te zien is het dus allerminst vreemd, dat Apollo (door middel

1 Zie o.a. Aristoteles fr. 545 en 611, 11 Rose. Diodorus VIII 28. Plutarchus, De Musica 42.2 Dit was overgeleverd door Hellanikos in zijn lijst van overwinnaars in de Karneia (Athenaios

XIV 635e).3 Vgl. D. Page, Poetae Melici Graeci, p. 362.4 Men spreekt wel eens over de antithese van de Griekse lier en de Aziatische fluit, hetgeen

echter niet geheel juist is. Ook de fluit was sinds oeroude tijd verbonden met de traditionelecultus van sommige goden in Griekenland. Vgl. Lasserre, Plutarque De la Musique, p. 39—40.

5 De kithara was een meer ontwikkelde vorm van de lyra (ook kitharis genoemd), waarvanzij vooral in omvang en klankvolheid verschilde. Het lichaam van de kithara bestond uit houten was steviger en vierkanter gebouwd, terwijl de armen verlengstukken waren van de klank-bodem (verg. M. Wegner, Das Musikleben der Griechcn, p. 28 en v. Lasserre, Plutarque De laMusique, p. 28).

6 Pythische ode V, 65—67. Pindaros gebruikt hier het onvertaalbare woord ‘eunomia’(welgeordendheid, een toestand van goede wet en orde), dat ook voor de wetgeving vanLykoergos werd gebruikt.

114

Page 19: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

van de hem vertegenwoordigende priesters te Delphi) dichters aan-wees om rust en orde te herstellen in staten, die daarom vroegen.In het geval van de Spartanen lijkt het waarschijnlijk, dat zij niet omdichters hadden gevraagd, maar alleen om een oplossing voor hunproblemen, en dat het orakel van Delphi, vanuit een welbewustepolitiek, dichters naar voren schoof om de rust te herstellen en tegelijkde belangen van het orakel te behartigen. Dit laatste kon gebeurendoor de reeds bestaande feesten te Sparta te hervormen en aan Apolloof aan zijn zuster Artemis te wijden. Inderdaad horen we van feesten,die voor de Spartanen zeer veel betekenden en waarvan Apollo zichmeester maakte. Het feest van de Karneia bijvoorbeeld was zeer ouden oorspronkelijk gewijd aan de ramsgod Kamos of Karneios 1; menwijdde het opnieuw aan Apollo, die sindsdien Apollo Karneiosheette. De antieke overlevering laat ons in het onzekere hoe enwanneer dat gebeurde. Alleen het feest, dat in de jaren 676/3 met hetnieuwe element van een muzische wedstrijd werd uitgebreid (waaraandichters uit heel Griekenland konden deelnemen) geeft ons een aan-wijzing 2. Bovendien staat het vast, dat Terpandros aan de eerstewedstrijd deelnam en de overwinning behaalde, zoals we zagen.Het zou dus wel in de lijn liggen, dat hij de drijvende kracht wasbij de reorganisatie van het feest, waardoor het van een demonstratievan primitieve natuurmagie tot een gebeurtenis van geestelijk niveauwerd verheven. Het ligt voor de hand te vermoeden, dat de dichterdit deed onder de beschermende macht van Apollo, die dan bij dezegelegenheid als de nieuwe beschermgod van de Karneia ge’üïtrodu-ceerd zou kunnen zijn. In elk geval werden de Karneia sinds deoverwinning van Terpandros bekend als een muzisch feest. Daarvangetuigde Euripides enige eeuwen later nog in zijn tragedie Alkestis,waar het koor de gestorven Alkestis aanroept met de volgendewoorden:

Dienaren der Muzen zullen ü dikwijlsBezingen, op de zevenvoudig klinkendeLier en met liederen zonder lier U prijzend,In Sparta, wanneer de kringloop van ’t jaarHet feest der Karneia terugbrengtEn de hele nacht de maan aan de hemel staat . . . . . 3

1 S. Eitrem, Der vordorische Widdergott. Vgl. ook Pausanias III 13, 3—6, die de god alsvóór-Dorisch karakteriseert. Hier ook de aitiologische legende voor de oorsprong van het feest.

2 Sosibios bij Athenaios XIV 635c (FHG II 625).3 Vs. 445 en v. Men heeft uit deze verzen afgeleid, dat in het bijzonder de verheerlijking van

Alkestis op het programma stond van de muzische agoon tijdens de Karneia (vgl. Farnell,Cults of the Greek States, IV pl. 261 met noot a).

115

Page 20: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

De eerste viering van de Karneia als een muzisch feest kan bovendiennog een ander aspect gehad hebben: hoewel het niet uitdrukkelijk isovergeleverd, kunnen we aannemen, dat het feest aan Terpandros degelegenheid bood die kalmerende en verzoenende invloed op deSpartanen uit te oefenen via zijn muziek, waarvan de overleveringvertelt. Het belang van de Spartanen én het belang van de god inDelphi werden op deze wijze gelijktijdig door de dichter gediend.

Moderne geleerden geloven veelal, dat poëten als Tyrtaios enTerpandros betaald werden door de adellijke en voorname familiesin Sparta en dat zij daarom niet veel méér waren dan de handlangersvan eenjdiek, die zijn machtspositie wilde behouden en verdedigentegen de ontevreden geworden Spartiaten 1. Niemand zal loochenen,dat er na de eerste en tijdens de tweede Messeense oorlog grote socialespanningen hebben bestaan in Sparta. Het lijkt mij echter onwaar-schijnlijk, dat kunstenaars, die uit het ‘buitenland’ kwamen, opaanbeveling van het orakel van Delphi, en reeds beroemd waren(zoals Terpandros), zich voor de politieke wagen van de één ofandere groepering lieten spannen. Zij kwamen in de eerste plaats alshandlangers van het orakel, om het euvel te herstellen waarvoor hetgeraadpleegd was, ea om de betreffende samenleving in haar geheelte dienen.

Het derde en laatste voorbeeld van dichterlijke inmenging in socialezaken te Sparta dat wij hier willen behandelen, is de van Kreta afkom-stige dichter Thaletas 2. Ook over hem zegt de overlevering, dathij op grond van een uitspraak van het orakel van Delphi naar Spartawas uitgenodigd. Zijn komst stond echter niet in verband met politie-ke troebelen, maar met een pestepidemie, welke Sparta teisterde. Hijzag kans de Spartanen door muziek te genezen en te bevrijden vande pest 3.

Deze op het eerste gezicht misschien ongeloofwaardige overlevering wordt begrij-pelijk en aanvaardbaar, als wij het optreden van Thaletas zien in het verband vande algemene politiek van het orakel van Ddphi.

In de eerste plaats was het heel gewoon om in geval van een epidemie hulp tevragen aan het orakel. Voorts was Apollo, nog vóórdat Asklepios hem hier en daarafloste, de grote genezende god. Weliswaar kennen wij hem uit het begin van deIlias als degeen die met zijn pijlen de pest verspreidt in het Griekse kamp, maar wie

1 B.v. Kiechie, Lakonien und Sparta, p. 200/1.2 Ook wel Thales genoemd. Vgl. Pausanias 114, 4.3 Aldus Pratinas bij Plutarchus, De Musica 42. Vgl. ook Pausanias I 14, 4; Philodemus,

De Musica 85. ed. Kemke; Diog. Babyl. fr. 83 StVf Araim 3. 232.

116

Page 21: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

ziekte brengt kan haar ook afweren. In de Ilias lezen we hoe de Grieken, nadat zijaan de Apollo-priester Chryses genoegdoening geschonken hebben, tot Apollobidden met gezang, waarbij zij de mooie paiaan aanheffen 1. Dan wijkt de epidemie.Het toverlied was een wijdverbreid middel tegen ziekte. Van Homerus af tot in latedjden horen we over het genezen van wonden en ziekten door gezang 2. Wijzouden het kunnen beschouwen als een bezwering van de demonen, die de ziekteveroorzaakten 3. De paiaan nu, een koorlied van ernstige, gewijde stemming, datin het bijzonder voor Apollo gezongen werd, was oorspronkelijk zo’n genezings-lied, evenals Apollo oorspronkelijk een genezende god was 4.

We kunnen aannemen, dat de priesters te Delphi, die in dienst stonden van dezegodheid, gaarne gebruik maakten van de hulp van een dichter, om een epidemiete bestrijden. Het verbaast ons dan ook niet meer, wanneer wij horen, dat het juistde paiaan was, die door Thaletas beoefend werd 5 en waarschijnlijk ook te Spartater bezwering van de pestepidemie werd ingestudeerd en voorgedragen.

Het optreden van Thaletas te Sparta kunnen we eveneens verbindenmet een bepaald jaartal en wel met het jaar 668 of 665 v. Chr., waarinvoor het eerst liet feest van de Gymnopaidiai in een nieuwe vormwerd gevierd 6. Thaletas was, zoal niet de stichter, dan toch de ver-nieuwer van dat feest, dat ongeveer vijf weken vóór de Karneia,tegen het einde van de maand juli plaats vond 7 op de markt teSpiirta, die daarom ‘Dansplaats’ heette 8. De Gymnopaidiai diendenin het bijzonder om gymnastiek en danskunst in nauwe samenhangte laten zien, waarbij de laatste als het ware de eerste vervolmaakte:„Een merkwaardig feest, alleen al daarom, omdat het bijna geheelzonder religieus verband de zuivere vreugde over de schoonheid vanhet eigen bestaan, met name voor de jeugd van de stad uitspreekt”,zoals K. O. Müller het karakteriseert 9. De gehele mannelijke bevol-king nam aan het feest deel en wel verdeeld in drie groepen of koren,naar de leeftijd. Plutarchus vertelt ons hoe zij elkaar daarbij als hetware uitdaagden; eerst zongen de ouden:

„Wij waren vroeger sterke jonge kerels”;

hierop antwoordde het koor der jonge mannen:

„Wij zijn het nog; probeer het als je wilt”;

1 Ilias I 473.2 Vgl. Odyssee 19, 457; Sophokles, Aias 581; Plato, Politeia IV 426b.3 Vgl. E. Rhode, Psyche II p. 77, noot 1.4 Vgl. Nilsson, Geschichte der griechischen Religion2 I p. 543.5 Plutarchus, De Musica 9.6 Eusebius, Chronica. Vgl. Plutarchus, De Musica 9 en 10. G. S. Farnell, Greek Lyric Poetry,

Londen 1891, p. 28—9.7 Op de 6e van de Attische maand Hekatombaion (vgl. Xenophon, Hellenika VI 4, 16).

Het is niet uitgesloten, dat het verscheidene dagen duurde.8 Pausanias III 11, 9.9 Die Dorer II, p. 331. Vgl. ook H. Jeanmaire, Couroi et Courètes, Lille 1939, p. 531—540.

117

Page 22: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

en als derde het koor der jongens:

„Wij zullen eens veel sterker zijn!” 1.

Deze verzen vormen natuurlijk maar een povere echo van de machtigekoren, die eens op de markt van Sparta weerklonken moeten hebben 2.

De Gymnopaidiai waren gewijd aan Apollo Pythaeus, wiens stand-beeld, samen met die van Latona en Artemis, was opgesteld aan demarkt te Sparta 3. De bijnaam Pythaeus wijst al op de mogelijkheid,dat de Gymnopaidiai bij hun stichting of hervorming gewijd werdenaan de Apollo van Delphi. Dit zou op dezelfde wijze gebeurd kunnenego als enige jaren daarvóór met de Kameia. Wij zouden dus devolgende gang van zaken ook hier kunnen veronderstellen: het feestvan de Gymnopaidiai was oorspronkelijk een primitieve religieuzemanifestatie, misschien een vruchtbaarheidsfeest 4. Omstreeks 665 v.Chr. kreeg het een nieuw aanzien door het optreden van Thaletas,die zijn autoriteit ontleende aan de Apollo van Delphi en daaromhet feest een nieuwe wijding gaf, aan Apollo Pythaeus. Evenals zijnvoorganger en tijdgenoot Terpandyos dat bij de Kameia had gedaan,zorgde Thaletas ervoor dat die hogere wijding tot uitdrukking kwamin een nieuw element, dat aan het oude feest werd toegevoegd: demuzische agoon of dichterwedstryd. Voortaan zouden dichters uitalle delen van de Griekse wereld naar Sparta komen om elkaar ookbij de Gymnopaidiai de muzische overwinning te betwisten 5. Wijweten niet of Thaletas’ vernieuwende arbeid aan de Gymnopaidiaiin direct verband heeft gestaan met zijn bestrijding van de pest-epidemie te Sparta. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat hij, nadat zijngedichten de epidemie hadden helpen bezweren en overwinnen, alseen soort beloning de volmacht kreeg om de Gymnopaidiai te her-vormen, gelijk Terpandros dat mogelijk met de Kameia had gedaanals beloning voor zijn verdiensten bij de bezwering van de onder-linge twisten van de Spartanen. Hoe dit ook zij, de gedichten vanThaletas werden ook in latere tijd nog gezongen tijdens de Gymno-paidiai, evenals die van Alkman en de paianen van de Spartaansedichter Dionyspdotos 6. Van belang is de overlevering, dat er juist

1 Plutarchus, Lykoergos 21.2 Vgl. over het feest zelf overigens Nilsson, Griechische Feste, p. 140 en v.3 Pausanias III 11, 9.4 Aldus W. den Boer, Laconian Studies, p. 221 en v. op grond van de overlevering bij Plutar-

chus, Lykoergos 14, volgens welke de aanblik van de Gymnopaidiai ontzegd was aan onge-huwde mannen. Vgl. ook de opvatting van Jeanmaire, Couroi et Courètes, p. 533/4.

5 Vgl. Plutarchus, De Musica 9.6 Athenaios XV 678c. Over Dionysodotos, de Spartaan, is verder niets bekend.

118

Page 23: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

paianen tijdens de Gymnopaidiai werden voorgedragen, omdat dezeliederen, zoals we zagen, oorspronkelijk een bezwerende en genezendewerking bezaten en dus voor ons een schakel kunnen vormen tussenThaletas de epidemiebedwinger en Thaletas de feesther vormer.

Thaletas, van wiens werk we helaas niet één enkel fragment overhebben, was, gelijk gezegd, afkomstig uit Kreta. Wanneer wij Plutar-chus mogen geloven, dan stond hij daar bekend als een „wijzestaatsman”, wiens gedichten

„opriepen tot gehoorzaamheid en eendracht door middel van melodieën en rhyth-men, waarvan een rust- en orde-gevende invloed uitging. Wanneer de mensendaarnaar luisterden werden hun zeden ongemerkt minder ruw en raakten zij bezielddoor de ijver voor het schone, in plaats van de kwaadaardigheid tegenover elkaar,die toen gebruikelijk was” 1.

De grens tussen staatsman en dichter schijnt in deze vroege tijdeninderdaad moeilijk te trekken, waar dichtende politici en politiekbedrijvende dichters het volk beïnvloedden 2. Thaletas was op Kretamisschien in de eerste plaats staatsman en te Sparta in de eersteplaats dichter.

Wanneer we ons de drie figuren van Tyrtaios, Terpandros en Thaletasvoor de geest halen, voorzover dat mogelijk is op grond van desplinters van hun biografieën en werk, die de antieke overleveringvoor ons heeft bewaard, dan blijken zekere overeen komsten, die voorons van belang zijn voor een juist begrip van het 7e eeuwse Sparta.De overeenkomsten zijn deze: alle drie waren ‘buitenlanders’ 3, alledrie werden naar Sparta geroepen op grond van een uitspraak vanhet orakel van Delphi en alle drie vervulden zij als dichters eenpolitiek-sociale taak in Sparta. Bovendien waren zij elkanders tijd-genoten. Van Sparta uit gezien was het heel gewoon in Delphi omraad en hulp te vragen in moeilijke omstandigheden. Dat het juist

1 Leven van Lykoergos 4. Volgens Plutarchus was Thaletas een tijdgenoot van Lykoergos,op wiens verzoek hij naar Sparta zou zijn gegaan. Plutarchus volgt hier een traditie, die Thaletasveel vroeger plaatste, ten tijde van Homeros, Hesiodos en Lykoergos (vgl. Diogenes Laertius I38). Deze traditie is waarschijnlijk het gevolg van een foutieve combinatie van Ephoros, eenhistoricus uit de 4e eeuw v. Chr. (bij Strabo, X 4, 19).

2 Het bekendste voorbeeld van een dichtende staatsman is Soloon, die in het begin van de6e eeuw aan Athene nieuwe wetten gaf en zijn medeburgers door zijn gedichten trachtte opte wekken tot een voorname levenshouding. Ook de Spartaanse ephoor Chiloon verdient indit verband genoemd te worden (vgl. Diogenes Laertius I 68).

3 Alleen in het geval van Tyrtaios lopen de meningen van de moderne geleerden uiteen.Ik ben, zoals gezegd, van mening, dat de antieke overlevering betreffende zijn herkomst uitAthene aanvaard moet worden. De herkomst van Terpandros uit Lesbos en die van Thaletasuit Kreta worden algemeen geaccepteerd.

119

Page 24: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

dichters waren, die de gevraagde hulp moesten verlenen, lag in degeest van de djd, maar vooral ook in de lijn van de politiek van hetorakel van Delphi. Het kon de priesters te Delphi alleen maar lief zijn,dat de zich krachtig ontwikkelende staat der Spartanen de god Apollotot schutspatroon koos van zijn belangrijkste feesten 1. De dichtersmaakten dankbaar van de hun geboden gelegenheden gebruik enontwikkelden ieder de soort dichtkunst en muziek, die het bestovereenkwam met wat zij in hun vaderland hadden geleerd en inSparta werd gevraagd 2. Kortom, de opbloei van het muzische levente Sparta was in de eerste plaats te danken aan ‘buitenlandse’ invloeden pas in de tweede plaats aan de ongetwijfeld voor muziek en dicht-kunst bijzonder ontvankelijke Spartanen zelf. De beslissende rol dieDelphi hierbij speelde past geheel in het beeld van de bijzonder nauwerelatie, die in de 7e eeuw, maar ook daarvóór en daarna, tussen hetorakel en de stad aan de Eurotas heeft bestaan.Doorn, Woestduinlaan 64 C. M. STIBBE

1 Ook het oude feest van de Hyakinthia, dat de Spartanen overnamen van de bewoners vanAmyklai, werd misschien in de 7e eeuw onder Apollo’s bescherming geplaatst, die aldaarvoortaan Apollo Hyakinthos zou heten. Zie in ’t algemeen over de Hyakinthia: Rhode,Psyche I, p. 139-141; Parncfl. The Cute of the Greek States IV, p. 264—267; Jeanmaire.Couroi et Courètes, p. 526—531.

2 De betrekkelijke uniformiteit van de overlevering betreffende de dichters, die naar Spartakwamen op grond van een orakelspreuk (vgl. nog Aelianus, V. H. XII 50, waar staat, datbehalve de behandelde dichters ook de obscure Nymphaios van Kydonia, en Alkman opvoorstel van het orakel van Delphi naar Sparta werden geroepen) hoeft ons niet te verleidenaan een latere Delphi sche propagandastunt te denken. Delphi was een bij uitstek muzischgezind orakel en het ligt in de lijn dat de Delphische priesters van hun nauwe relatie met Spartaeen ’muzisch’ gebruik maakten. Misschien zijn Alkman en ook Stesichoros (vgl. PhilodemusI 30, 35—42 en 4.20.8) per vergissing in deze traditie opgenomen. Bovendien kennen wij eenaantal andere dichters die te Sparta verbleven zonder enig verband met het orakel.

3 Vert, Dr. M. A. Schwarz; uit: Thucydides. De Peloponnesische oorlog. H. D. TjeenkWillink & Zn., Haarlem. 1964.

120

Griekse kleding.

„De eenvoudige en met de tegenwoordige mode overeenstemmende kledingstamt van de Spartanen, bij wie de rijkeren ook overigens een leven leiddenzoveel mogelijk gelijk aan dat van het gewone volk. Zij ook waren de eerstendie zich bij hun lichaamsoefeningen voor aller ogen naakt uitkleedden enzich met olie masseerden.” THUCYDIDES 1-6 3

Page 25: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Tyrtaeus FR. 4–5, 6–7 2

Van de persoon en het leven van Tyrtaeus weten wij niet veel meerdan datgene wat men — direct of indirect — uit de fragmenten vanzijn werk kan afleiden. Zelfs zijn afkomst staat niet vast.

Volgens Plato en de redenaar Lycurgus was hij een Athener vangeboorte, die door zijn stadgenoten de Spartanen te hulp gezondenVolgens Plato en de redenaar Lycurgus was Tyrtaeus een Athenervan geboorte, die door zijn stadgenoten de Spartanen te hulp gezondenwas, maar deze traditie berust waarschijnlijk op Atheens chauvinisme.Overeenkomsten met de poëzie van Callinus van Ephesus gevenenige steun aan de overlevering, volgens welke hij uit Milete kwam,maar de Dorismen in zijn taalgebruik wijzen —juist omdat zij weinigtalrijk zijn — eerder op een geboren Spartaan. Tyrtaeus maaktnamelijk in zijn gedichten gebruik van een traditionele vorm, hetuit hexameter en pentameter bestaande en in het lonisch-epischedialect geschreven distichon. Deze poëzie behoort tot het genre derzogenaamde πïθÜκη, raadgeving en aansporing (lett. „grondslag”).De πïθκαι van Tyrtaeus zijn van tweeërlei aard, politiek en militair.De politieke gedichten zullen wij hier buiten beschouwing laten,maar alleen opmerken, dat de gezaghebbende toon, die daaruit,evenals uit de andere gedichten, opklinkt, een bevestiging vormt vande hypothese, dat de auteur een geboren Spartaan was 3.

1 Vert. C. M. Stibbe, uit: De Wetgever van Sparta/De priesterkoning van Rome, Plutarchus;Phoenix klassieke pockets; uitg.W. de Haan, Hilversum-Antwerpen.

2 Deze bijdrage is bedoeld als een aanvulling bij de twee gedichten van Tyrtaeus, die in dedoor Prof. Kamerbeek en ondergetekende bewerkte „Bloemlezing uit de oudste Griekse lyriek”(Redux-serie, 5) zijn opgenomen. Daarom valt het accent op de Griekse tekst en de daarbijgevoegde aantekeningen.

3 Zie voor een andere mening: C. M. Stibbe, in dit nummer, blz. 112, 119.

121

Over de volksvergaderingen der Spartanen:

„. . ., al waren er geen zuilenhallen noch enige andere bouwwerken. Wanthij vond dat deze zaken allerminst dienstig waren voor een goed beraad,maar eerder nadelig werkten, aangezien zij de geesten van degenen diebijeenkomen oppervlakkig en ijdel maken door lege gedachten, wanneer zijtijdens de vergadering hun blik richten op standbeelden en schilderijen of optoneeldecoraties, of op overdadig versierde zolderingen van raadhuizen”.

Plutarchus, Het Leven van Lycoergos, cp. 6 1.

Page 26: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

De militaire poëzie van Tyrtaeus heeft betrekking op de hevigestrijd, die de Spartanen in het derde kwart van de 7e eeuw tegen dein opstand gekomen Messeniërs moesten voeren. De doodsverachting,waartoe hij zijn landgenoten oproept, krijgt een speciaal reliëf, wan-neer men eerst zijn beschrijving leest van de onderwerping derMesseniërs, die onder leiding van koning Theopompus tegen heteinde vam de 8e eeuw had plaatsgevonden (fr. 4—5):

µετÛρÿω âασιλϊ θεïσι æÝλÿω ΘεïπÞµπÿω,

Âν διa ΜεσσÜνην ε´λïµεν ερàøïρïν,

ΜεσσÜνην γαθeν µbν ρïν, γαθeν δb æυτεàειν¯

µæ\ ατcν δ\ µÀøïντ\ ννεακαÝδεκ\ τη

5 νωλεµÛως αεÝ, ταλασÝæρïνα θυµeν øïντες,

αøµηταd πατÛρων µετÛρων πατÛρες¯

εκïστÿ δ\ ïQ µbν κατa πÝïνα ργα λιπÞντες

æεγïν \ΙθωµαÝων κ µεγÀλων ρÛων.

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Ïσπερ Âνïι µεγÀλïισ\ øθεσι τειρÞµενïι

10 δεσπïσàνïισι æÛρïντες ναγκαÝης πe λυγρς

³µισυ παντeς Âσïν καρπeν ρïυρα æÛρει.

Het bezit van dit rijke en met zoveel moeite veroverde land was voorde Spartanen blijkbaar een levensbelang geworden. Daarom spoordeTyrtaeus, die waarschijnlijk ook als aanvoerder optrad, hen aan toteen strijd op leven en dood (fr. 6—7):

ΤεθνÀµεναι γaρ καλeν νd πρïµÀøïισι πεσÞντα

νδρ\ γαθeν περd Fw πατρÝδι µαρνÀµενïν,

τcν δ\ ατï πρïλιπÞντα πÞλιν καd πÝïνας γρïfς

πτωøεàειν πÀντων στ\ νιηρÞτατïν,

5 πλαúÞµενïν σfν µητρd æÝλFη καd πατρd γÛρïντι

παισÝ τε σfν µικρïς κïυριδÝFη τ\ λÞøÿω.

\Εøθρeς µbν γaρ τïσι µετÛσσεται, ïÅς κεν ´κηται

øρησµïσàνFη τ\ εκων καd στυγερF πεωÝFη,

ασøàνει τε γÛνïς, κατa δ\ γλαeν εrδïς λÛæøει,

10 πσα δ\ τιµÝη καd κακÞτης ²πεται.

Ε δ\Åτως νδρÞς

122

Page 27: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

1. âασιλϊ: De dat. hangt af van het niet overgeleverde gedeelte van de zin.2. kν: hangt af van διÀ, „door toedoen van”, ερàøïρïν: ter wille van het metrum verkorte

vorm van ερàøωρïς, „uitgestrekt”.3. γαθÞν: mann. uitgang, omdat Messene een øρïς is (constr. ad sententiam). æυτεàειν:

„beplanten”.5. νωλεµÛως: „onophoudelijk”. ταλασÝæρïνα: „onverschrokken”.7. ï´: de Messeniërs. ργα: „akkers” (eig. het bewerkte land).8. τειρÞµενïι: Ithome was hun voornaamste vesting.9. aiai: „gekweld”.

10. δεσπïσàνïισι = δεσπÞταις.

1. ΤεθνÀµεναι: perf. i.p.v. praes. terwille van de nadruk (vgl. „wil je wel eens weg we-zen”). γÀρ motiveert r. 13. νd . . . πεσÞντα: T. gebruikt soms Homerische wen-dingen met veranderde betekenis: Od. 24, 526 ν δ\ πεσïν πρïµÀøïις \Ãδισσεfς καdæαÝδιµïς υÞς („stortten zich op”). πρïµÀøïισι: niet alleen locaal, maar ook ter be-scherming van de anderen (vgl. Ilias 3, 16 µbν πρïµÀøιúεν \ΑλÛêανδρïς).

2. γαθÞν: „dapper”. Daarbij valt het accent meer op de activiteit dan op de gezindheid:de ρετÜ ligt in de λκÜ (fr. 9,9 e. v.). Zo ook Ilias 13. 278—84 δειλÞς—λκιµïς=κακÞς—γαθÞς.

3. ατï: „van hem zelf”, nadrukkelijker dan het reflexivum. πρïλιπÞντα: extra pijn-lijk, omdat de Messenieers eertijds hetzelfde hadden moeten doen (vgl. fr. 4, 7).

4. νιηρÞτατïν: „bezwaarlijk” (νÝα = last), hier voor de bedelaar zelf, Od. 17, 220πτωøeν νιηρÞν voor anderen.

5. πλαúÞµενïν: vgl. Od. 15, 342 πλαγκτïσàνης δ\ ïκ στι κακñτερïν λλïâρïτïσιν. æÝλFη: possessief met emotionele bijklank (vgl. „man-lief”). Zie D. F. W.van Lennep, Hermen. 37 (1966), 174 e. v. γÛρïντι: subst. als attribuut.

7. øθρÞς: „gehaat”.8. øρησµïσàνη: „gebrek”. εκων: „onder de druk van” (eig. „wijkend voor”).9. ασøàνει: „maakt te schande”, τε: i.p.v. δÛ drukt uit, dat het thans genoemde het com-

plement vormt bij het vorige, κατa . . . λÛγøει „weerlegt (de verwachting, die) zijnfraaie gestalte (wekt)”. Vgl. Pind. Ol. 8, 19 qν δ\ σïρν καλÞς, ργÿω τ\ ï κατa εrδïςλÛγøων. Het zien van een schone gestalte wekte bij de Grieken de verwachting van alge-hele superioriteit, vgl. Ilias 3, 44 (de Trojanen zijn teleurgesteld in Paris) ai aiπρÞµïν µµεναι, ïÅνεκα καλeν εrδïς πι, Od. 17, 454 (Odysseus tot Antinous) JπÞπïι, ïκ ρα σïÝ γ\ πd εδεϊ καd æρÛνες qσαν.

10. πσα: „volledig”. ²πεται: „is zijn deel” (eig. „begeleidt hem”; vgl. Ilias 4, 415 τïàτÿωκδïς µ\ ²ψεται).

123

Page 28: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Ε δ\ ïÅτως νδρÞς τïι λωµÛνïυ ïδεµÝ\ ρη

γÝγνεται ïτ\ αδgς ïτ\ πις ïτ\ λεïς,

θυµÿ γς περd τσδε µαøñµεθα καd περd παÝδων

θνFÜσκωµεν ψυøÛων µηκÛτι æειδÞµενïι.

15 oΩ νÛïι, λλa µÀøεσθε παρ\ λλÜλïισι µÛνïντες,

µc δb æυγς ασøρς ρøετε µηδb æïâïυ,

λλa µÛγαν πïιεσθε καd λκιµïν ν æρεσd θυµeν

µc δb æιλïψυøετ\ νδρÀσι µαρνÀµενïι¯

τïfς δb παλαιïτÛρïυς, zν ïκÛτι γïàνατ\ λαæρÀ,

20 µc καταλεÝπïντες æεàγετε, τïfς γεραιïfς.

Ασøρeν µbν γaρ τïτï µετa πρïµÀøïισι πεσÞντα

κεσθαι πρÞσθε νÛων νδρα παλαιÞτερïν

δFη λευκeν øïντα κÀρη πïλιÞν τε γÛνειïν

θυµeν πïπνεÝïντ\ λκιµïν ν κïνÝFη,

25 αµατÞεντ\ αδïα æÝλαις ν øερσdν øïντα —

ασøρa τÀ γ\ æθαλµïς καd νεµεσητeν δεν —

καd øρÞα γυµνωθÛντα¯ νÛïισι δb πÀντ\ πÛïικεν,

æρ\ ρατς ³âης γλαeν νθïς øFη¯

νδρÀσι µbν θητeς δεν, ρατeς δb γυναιêdν

30 úωeς ñν, καλeς δ\ ν πρïµÀøïισι πεσñν.

\ΑλλÀ τις εs διαâaς µενÛτω πïσdν µæïτÛρïισιν

στηριøθεdς πd γς, øελïς δïσι δακñν.

124

Page 29: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

11. δÛ: neemt het vorige op: „zoals we gezien hebben” (δÛ is verzwakt δÜ). ρη: „zorg”(eig. „toezicht”; vgl. λιγωρÝα, „verwaarlozing”).

12. γÝγνεται: ,,blijkt te bestaan”. αδñς: „ontzag”. In het Homerische epos wordenvreemdelingen geacht onder de speciale bescherming van Zeus te staan. Vgl. Od. 6,207πρeς γaρ ∆ιÞς εσιν ±παντες/êενïι τε πτωøïÝ τε, 14, 388 (Eumaeus tot Odysseus:„Houd op met je verhalen:) ï γaρ τïνεκ\ γñ σ\ αδÛσσïµαι ïδb æιλÜσω, λλa∆Ýα δεÝσας ατÞν τ\ λεαÝρων. Men vermoedde soms in de vreemdeling een als mensvermomde god (Od. 48-1—7). πις: „achting” (vgl. πÝúïµαι, „acht slaan op”). Pindarus(Ol. 2, 6) prijst Theron om zijn πις êÛνων. Zo wrsch. ook Od. 14, 82 (de vrijers etenalles op) ïκ πιδα æρïνÛïντες νd æρεσdν ïδ\ λεητàν (88 echter πιδïς δÛïς, „vreesvoor de straf, eig. het toezicht, der goden”). De hss. geven πÝσω τÛλïς, ook wel ver-beterd tot πÝσω γÛνεïς (vgl. fr. 9, 30 γÛνïς êïπÝσω), maar minachting voor hetnageslacht lijkt in dit verband wat overdreven.

13. θυµÿ: „verwoed” (dat. modi). De θυµÞς is de in beweging verkerende geest (vgl.θàω, „stormen, razen”).

14. ψυøÛων: „leven”, maar nog niet abstract, want ieder vecht voor zijn eigen ψυøÜ,oorspr. „levenskracht”. µηκÛτι: rhetorisch(= versterkt µÜ), dus impliceert niet, dat zijhet vroeger wel deden. æειδÞµενïι: „sparend”.

15. t: drukt bij voc. meestal juist geen pathos uit (vgl. t νδρες \Αθηναïι, t Σñκρατες).λλa: markeert de overgang van een bespiegeling naar een oproep tot actie.

16. æÞâïυ: „overhaaste vlucht, paniek”.17. µÛγαν . . . θυµÞν: T. analyseert het Homerische µεγÀθυµïς.19. λαæρÀ: „gemakkelijk bewegend, soepel”.20. γεραιïàς: „eerwaardig”.21. µÛν: tegenover 27 δÛ. τïτï: geëxpliceerd door µετÀ etc.23. λευκÞν: „zilverwit” (eig. „stralend”). πïλιÞν: „dofwit”. γÛνειïν: „baard”.25. αδïα: Hoewel dit lichaamsdeel dikwijls verwond zal zijn, omdat het niet door de wapen-

rusting beschermd werd, wil T. hier niet een typische of frequente, maar een bijzonderafschuwelijke verwonding beschrijven. Vgl. Ilias 22, 74—6, waar Priamus zijn toekomstigedood beschrijft: λλ\ τρ δc πïλιÞν τε κÀρη πïλιÞν τε γÛνειïν/αδ τ\ ασøàνωσικàνες κταµÛνïιï γÛρïντïς,/τïτï δc ïκτιστïν πÛλεται δειλïσι âρïτïσιν (men maghieruit natuurlijk niet concluderen. diU de honden het speciaal op de genoemde lichaams-delen voorzien hadden), ν øερσÝν: wrsch. niet om de αδïα te bedekken, maar om-dat men onwillekeurig de hand legt op een pijnlijke plaats.

26. νεµεσητÞν: „aanstotelijk” (νεµεσÀω, „afkeuren”). De persoonlijke constructie (ασøρÀ)gaat over in een onpersoonlijke. T. wilde niet νεµεσητÀ schrijven, blijkbaar omdat Homerusdit woord alleen in het enkelvoud gebruikt en omdat de digamma vóór δεν, die reedsdoor Homerus op een aantal plaatsen verwaarloosd wordt, niet meer als een mogelijkeoverbrugging van de hiaat gevoeld werd.

27. øρÞα: acc. v. betr.; øρñς is niet alleen de huid, maar in het algemeen het lichaam voor-zover de buitenkant ervan relevant is. γυµνωθÛντα: Het gaat niet om de naaktheid alszodanig, maar om het feit, dat hij van zijn wapenrusting beroofd is (vgl. γυµνÞς, „onge-wapend”). πÀντα: adverbiaal („volkomen”). πÛïικεν: onderw. κεσθαι etc.

28. øFη: onderw. niet νθïς (want ellips van ατïàς is onwrsch.), maar νÛïς (overgangvan meerv. naar collectief enkelv.). T. had deze onregelmatigheid kunnen vermijden doorhet Homerische model (Ilias 22, 71) te volgen en in pl. v. νÛïισι te schrijven νÛÿω δÛ τε.Hij begint echter in het meerv., omdat hij de νÛïι toespreekt, en gaat in het enkelv. dooronder invloed van Ilias 13, 484 øει ³âης νθïς en omdat hij ook de gevallen grijsaardin het enkelv. beschreven had.

29. θηητÞς: „met bewondering aanschouwd” (θηÛïµαι = Att. θεÀïµαι). ρατÞς: „ge-liefd” (in r. 28 „liefelijk”, maar dit is oorspr. = „geliefd”).

30. καλÞς: vgl. Ilias 22, 370 (de Grieken) θηÜσαντï æυcν καd εrδïς γητÞν (van degedode Hector), Herod. IX 25, 1 δb νεκρeς (van de bij Plataeae gesneuvelde Masistius)qν θÛης ιêïς µεγÀθεïς ε´νεκα καd κÀλλεïς.

31. λλÀ: vgl. r. 15. De oproep tot actie r. 15 e.v. was in r. 21 omgeslagen in een nieuwebespiegeling. τις: „men” (d.w.z. ieder). διαâÀς: „wijdbeens”.

32. στηριøθεÝς: „zich schrap zettend”. øελïς: „lip”.

125

Page 30: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

De bewogen ernst en de poëtische kracht van dit stuk spreken voorzichzelf. Enkele opmerkingen van algemene aard mogen hier echternog een: plaats vinden.

Men hooft het gedicht, hoewel het door Lycurgus als één geheelgeciteerd wordt, dikwijls in twee afzonderlijke gedichten (r. l—14,15—32) willen splitsen. Voor een dergelijke scheiding bestaat echtergeen enkele dwingende reden. Ook degenen, die getracht hebbende eenheid van het stuk aan te tonen, hebben weinig overtuigendeargumenten aangevoerd. Zo heeft men uit r. 13 µαøñµεθα willenafleiden, dat r. 1—14 tot de ouderen zijn gericht, onder wie de dichterook zichzelf rekende. Dit gebruik van de eerste persoon meervoudheeft echter een zuiver paedagogische bedoeling en impliceert niet,dat spreker en toegesprokenen dezelfde leeftijd of dezelfde functiehebben. Wij hebben gezien, hoe de samenhang van het gedichtberust op het in elkaar overgaan van bespiegeling en aansporing. Deadhortativus in de eerste persoon past bijzonder goed op een punt,waar de bespiegeling in een aansporing omslaat, en het is niet meerdan natuurlijk, dat na het deze overgang bekrachtigende λλÀ eenimperativus van de tweede persoon volgt.

Een tweede probleem is de vraag, bij welke gelegenheid dezegedichten zijn voorgedragen. De praktische aanwijzingen, die zij(in het bijzonder fr. 8) bevatten, zijn te weinig gedetailleerd dan datmen aan onmiddellijk vóór de slag gehouden redevoeringen, zoalsdie der Homerische aanvoerders, zou kunnen denken. Evenmin ligthet voor de hand aan te nemen, dat de verzen dienden om door hetleger op mars gezongen te worden. De aangewezen plaats om ze tengehore te brengen was ongetwijfeld het legerkamp, in het bijzonderhet samenzijn na de maaltijd. Oorspronkelijk droeg de dichter zijnwerk daar zelf voor; later maakten de Spartanen (blijkens een mede-deling van Athenaeus 630e) er een gewoonte van om tijdens veld-tochten na de maaltijd een wedstrijd te houden in het voordragen vanTyrtaeus’ poëzie.

Deze plaats van voordracht was ook geschikt om het litteraireclement te savoureren, dat in dit werk — in tegenstelling tot wat menwel eens heeft beweerd — geenszins ontbreekt. Men lette b.v. infr. 6—7 op de allitteratie van de π in r. 3—6 en op de chiastischeplaatsing van ασøàνει en λÛγøει in r. 9, van νδρÀσι en γυναιêÝνin r. 29. Afgezien van deze stilistische finesses heeft b.v. de beschrijvingvan de rondzwervende bedelaar een beeldende waarde, die verderreikt dan de praktische doelstelling. Dit geldt ook — en misschien

126

Page 31: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

zelfs in nog sterkere mate — van de helaas zeer lacuneus overgeleverdebeschrijving van het strijdgewoel in fr. 1, 57—63, waar de dichtereen indrukwekkend tableau ontwerpt van het gedreun der op elkaarstotende schilden, het openrijten der wapenrustingen en het gekletterder door stenen getroffen helmen.

Wij hebben langzamerhand leren inzien, dat de Spartanen in de 7e

eeuw veel gevoeliger waren voor kunst en schoonheid dan men vroe-ger phcht aan te nemen. In dit verband is het van belang op te merken,dat de argumentatie van fr. 6—7 niet alleen aan morele, maar ook aanaesthetische gevoelens appelleert. Wie καλÞν in r. 1 met „eervol” enασøρÞν in r. 21 met „schandelijk” vertaalt, verwaarloost ten onrechtehet aesthetische aspect van deze termen. Dat de mooie en de lelijkeaanblik hier zelfs de doorslag geven, blijkt niet alleen uit de visueledetails van r. 23—25 (die niet meelijwekkend, maar afschuwwekkendzijn bedoeld), maar ook uit de toevoeging van æθαλµïς . . . . δενin r. 26 en uit καλÞς in r. 30. Tyrtaeus geeft daarmee uitdrukkingaan dezelfde schoonheidscultus, die de sfeer van Alcrnan’s Partheneionbepaalt. De sfeer van fr. 6—7 is meer gecompliceerd, doordat er eeneigenaardige spanning heerst tussen de verfijning van het aestheticismeen de hardheid van het militarisme.

Zeist, Homeruslaan 53 W. J. VERDENIUS

127

Peleus:

„Nee, niemand met verstandzou één van die Spartaanse meisjes willen zijndie, met de jongens mee, haar huis leeg laten staanen met de dijen bloot, de peplos losgeplooidrenbaan en worstelschool betreden mogen, ach

ik moet er niet aan denken . . . .”.

EURIPIDES, Andromache 595 e.v.

Page 32: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Artemis Orthia en Helena

Bij het beoefenen van de godsdienstgeschiedenis komt mensteeds weer een motief tegen, dat niet ophoudt de onderzoekerte boeien: de ambivalentie van een goden- of heroënfiguur,of, als men het spiegelbeeld wil: de eenheid der tegendelenin één figuur of twee verwante figuren. Neem de gestalte vanApollo: de zender van de pest, tevens de goddelijke genezeren vader van Asklepios: τρñσας καd Àσεται. Of Artemis,een der beide hoofdfiguren van dit artikel: de preutse Olympi-sche juffer, Hippolytus’ godin, enerzijds, de Ephesische moeder-godin en de beschermster der kraamvrouwen anderzijds onderéén naam verenigd.

Zo vindt men in de titel van dit artikel twee namen die op het eerstegezicht de grootst mogelijke tegenstelling vormen. Als men zicheen menselijke incarnatie van Artemis moet indenken onder devrouwenfiguren van het Homerische epos, dan komt men wel verterecht van de wulpse Helena; dan lijkt de preutse Nausikaa eenheel wat betere kandidate. Dat zag ook Odysseus met haarscherpemensenkennis:

‘Zijt gij een godendochter, als wonen in ’t wijde des hemels,Ik spreek u aan als Artemis, kind van den machtigen Zeus, wierPuurste gelijkenis ’k zie in uw schoonheid en groott’ en gestalte’.

(Homerus, Odyssee VI, 150—152, vert. W. E. J. KUIPER)

Zo staan de zaken op het eerste gezicht: een diepe kloof. Maar bijnader inzien wordt de kwestie gecompliceerder. Artemis is, weduidden het reeds aan, een meeromvattende figuur. Helena is hetevenzeer. En ze ontmoeten elkaar in het archaïsche Sparta. Ze ont-moeten elkaar ook letterlijk, in het eigenaardige verhaal dat Theseus— lang vóór Paris — Helena rooft uit de rei van meisjes die de ritueledans uitvoeren in het heiligdom van Artemis Orthia (Plutarchus,Theseus 31). Dat is de reidans, ons uit de historische tijd bekend,waarvoor Alkman zijn Partheneion dichtte en componeerde. Hetmeisje, bestemd om de klassieke mannenverleidster te worden, inmaagdelijke onschuld dansend ter ere van de maagd-godin; de tegen-stelling is binnen de grenzen van één figuur teruggebracht.

Daarmee is het hoofdaccent voorlopig op Helena gevallen. Latenwij hier nog even bij blijven. Haar naam is nog niet uit de LineairB-documenten te voorschijn gekomen; nog altijd is Homerus de

128

Page 33: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

oudste geschreven bron over haar. Ook de archeologische bronnen(afgezien van de conclusies en hypothesen der godsdiensthistorici,waarover straks meer) reiken in diezelfde periode: de mogelijkeafbeelding van de schaking door Paris op een laat-geometrische,waarschijnlijk Attische, pot uit Thebe (afb. A) en de archaïserendevoorstelling van haar tussen de Dioscuren (Tod-Wace, Catalogue ofthe Sparta Museum, fig. 38—39). Bij Homerus nu is Helena devrouw pur sang. Men kan nauwelijks een scherper tekening vindenvan de typisch Homerische grens en kloof tussen de wereld der godenen die der mensen dan de scène tussen Aphrodite en Helena in IliasIII, 395—420. En toch schemert ook bij Homerus iets door van eenandere Helena-figuur. Luister naar de Trojaanse Ouden op het bol-werk, eerder in het derde boek van de Ilias (156—158, vert. W. E. J.Kuiper):

‘Ach, ’t is vergeef’lijk, dat stevig gescheenweerde Grieken en TrojersTijden lang om zó een vrouw willen strijden en lijden,Die der godinnen onsterflijk gelaat zo ontstellend u oproept’.

En dan later, terug in Sparta — waar zij merkwaardig genoeg ineens\ΑρτÛµιδι øρυσηλακÀτÿω εκυα is — mengt zij voor Telemachus detoverdrank, die

‘leed deed vergeten en toom, ja, vergetelheid schiep aller rampen’(Odyssee IV, 221).

Hoewel Homerus zich haast er aan toe te voegen dat ze dit tover-middel had gekregen van een zeer menselijke Egyptische gastvrouw,wordt de geciteerde regel dan toch gebruikt door Dio Chrysostomusom er de overweldigende indruk van Phidias’ Zeus mee te beschrij-ven. Zulk een goddelijke macht spreekt er uit. En doet de gehelepassage ons niet denken aan de tovermacht van Circe, de δεινcθεeς αδÜεσσα? Trouwens, in de hele scène van Helena’s ontmoetingmet Telemachus komt steeds het epitheton ∆ιÞς κγεγαυα terug,een epitheton dat zij slechts met Athcna deelt. En Menelaos magnaar de Elysese velden ‘omdat hij Helena als vrouw heeft en voor degoden een schoonzoon van Zeus is’ (IV, 569). Het blijft allemaalprecies binnen de grenzen van de Homerische opvatting; maarintussen, er waren meer dochters van Zeus, doch hun echtgenotenwordt niet expliciet zulk een lot toebedeeld.

Al met al: er zijn bij Homerus reminiscenties van een meer dan

129

Page 34: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

menselijke Helena, maar het blijven reminiscenties. Voor Homerusis Helena, weliswaar de daemonische vrouw, maar dan toch bovenalde vrouw. Stesichorus, ruim een eeuw later, zag het anders. Toenhij in zijn Helena het traditionele beeld van de ontrouwe schone hadgetekend, werd hij met blindheid geslagen, en bemerkte zo, dat ermet Helena, die in Sparta als godin vereerd werd, niet te spottenvieL Pas nadat hij in rijn Palinodie de alternatieve versie van Helena’sonvrijwillige schaking door Paris en van haar verblijf in Egyptetijdens de Trojaanse oorlog verteld had kreeg hij zijn gezichtsvermo-gen terug.

Helena werd dus in Sparta als godin vereerd. En daarmede is hetgrote strijdpunt der godsdiensthistorici aangeduid: wat is oorspron-kelijker, de godin (die dan vermenselijkt zou zijn tot hcroïs) of dedaemonische vrouw (die dan via heroïs tot godin ‘gepromoveerd’zou zijn op grond van plaatselijke invloed) ? In de 19e en het beginvan de 208 eeuw koos men vrijwel unaniem voor de eerste mogelijk-heid; echter niet eens zozeer op grond van ondubbelzinnige aanwij-zingen voor een cultus als godin in Sparta (en andere plaatsen):veeleer was het mode om in vrijwel alle heroënfiguren ‘faded gods’te zien. Later kwam de reactie op deze algemene visie met krachtop gang. Hierbij moet allereerst de geweldige autoriteit vermeldworden van L. R. Farnell, die ten aanzien van Helena een eigenpalinodie componeerde. In zijn Cults of the Greek States had hij nogde theorie van de gedegradeerde godin aangehangen. Maar toen hijin 1921 in zijn Greek Hero Cults de ene ‘faded god’-theorie na deandere met klemmende argumenten deed sneuvelen, keerde hij ookin het geval van Helena op zijn schreden terug, en betoogde nu:zoals bij alle andere heroën van het epos de oorsprong uit een histori-sche, na zijn dood algemeen vereerde voorouder de meest natuurlijkeverklaring is, zo is ook Helena een echte minnares uit een lang ver-vlogen tijdperk geweest.

Hoewel in de laatste decennia de zienswijze betreffende de heroën-cultus in het algemeen de lijn van Famell heeft doorgetrokken, isin het geval van Helena de theorie van een goddelijke oorsprongherleefd. Dit is vooral gebeurd onder invloed van de steeds toegeno-men kennis der Minoïsch-Myceense religie. Om dit te verduidelijkenbeschouwen wij eerst de cultus van Helena in Sparta nader. Zij hader twee tempels, één in de stad zelf en één op de linkeroever van deEurotas, in Therapnae. De laatstgenoemde is de meest interessante;

130

Page 35: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

de tempel werd ook Menelaeion genoemd, en er werd verteld datzij en Menelaos er beide begraven lagen. Schijnbaar is dit een machtigargument tegen de goddelijke oorsprong van Helena; maar ander-zijds levert Isocrates uitdrukkelijk over dat beiden hier als goden,niet als heroën vereerd werden. En er is meer. Er was een godsdienstigfeest, de Heleneia, waarvan wij helaas niet weten bij welke van debeide tempels het hoorde. Maar er bestaat een goede kans dat het eenvegetatie-cultus was. Heleneion was een plant, en helenè een mandje(er bestond ergens in Griekenland een feest der helenephoria, waarbijmandjes met geheime voorwerpen werden rondgedragen). Wat voorsoort vegetatie-cultus het was, dat blijkt als we andere vereringenvan Helena, buiten Sparta, er bij betrekken. Op Rhodos ging hetverhaal dat de vrouwen Helena aan een boom hadden opgehangenuit wraak voor hun bij Troje gevallen echtgenoten. Dit verhaaldiende als aition (verklarende mythe) voor de cultus van HelenaDendritis, de ‘boomgodin’. Het ophangen van beeldjes in een boom,die dan heen en weer geslingerd werden (aiora, ‘schommelrite’) iseen aloud vruchtbaarheidsritueel. Merkwaardig genoeg had ookMenelaos, de meest gewoon-menselijke van het echtpaar, een boom-cultus in het Arcadische dorpje Caphyae; en het is zeer opvallenddat zich vlak daarbij een heiligdom van de ‘opgehangen’ Artemisbevond. Tenslotte is er, en dat brengt ons terug in Sparta, de 18e

Idylle van Theocritus, het bruiloftslied voor Helena: haar vriendinnengaan de plataan bekransen en zalven, en in de bast schrijven: „vereermij, ik ben de boom van Helena”.

Het verband tussen de Helena-figuur en de boomcultus is dusduidelijk. A priori maakt dit al waarschijnlijk dat we de oorsprongvan deze figuur te zoeken hebben in de Minoïsche beschaving. Devergelijking met de Minoïsche Ariadne, die evenals Helena ontvoerdwordt en eveneens sterft door ophanging aan een boom, maakt dezewaarschijnlijkheid aan zekerheid grenzend.

Voorzover de Minoïsche godsdienst anthropomorf was, werd hijgedomineerd door een aantal vrouwelijke gestalten, vegetatie- en inhet algemeen natuurgodinnen: in de Lineair B-documenten wordenze met potnia, ‘de machtige’, aangeduid. Men kan onderscheiden:een boom-godin, een berggodm die dieren beschermt en een huis-godin met slangen. Waarschijnlijk zijn al deze figuren verschijnings-vormen van één enkele potnia, moedergodin, heerseres over natuuren leven. De sterke individualisatie, waardoor ze op den duur eenheel eigen karakter, een eigen naam en eigen levensavonturen kregen

131

Page 36: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

is dan toe te schrijven aan de creatieve verbeelding van de MyceenseGrieken, die deze Minoïsche gestalten in hun godsdienstpatroongeïntegreerd hebben. Zo ontstond, om. slechts de figuren na te gaan,die voor dit artikel van belang zijn, uit de meesteres der dieren Arte-mis, en uit de boomgodin ontstonden godinnen als Ariadne enHelena. Zelfs in de tijd waarin de creatieve verbeelding nog verderging, hun ontvoeringsmythe tot een schakingssage omvormde en degodinnen vermenselijkte werd hun goddelijkheid nooit overal ver-geten.

Zo is het dan verklaarbaar dat een boomcultus van de godinHelena in het Myceense Therapnae wortel schoot, en dat de Doriërsdeze later hebben overgenomen: met zoveel enthousiasme, dat zeeen tweede heiligdom voor haar in de stad zelf vestigden. In haarvoetspoor zal dan Menelaos gevolgd zijn. Hoewel deze een goed-Griekse naam heeft en typisch een normale heros-figuur is, d.w.z.een geheroïseerde sterveling, werd hij in Therapnae naast Helena alsgod vereerd. Merkwaardig blijft de traditie, dat hun graven er getoondwerden. Hiervoor zijn twee verklaringen denkbaar. Ten eerste kandit ook teruggaan op een Minoïsch geloof, nl. dat in de ‘stervendegod’: men toonde immers op Kreta ook het graf van Zeus. Geenwonder, zeiden de Grieken later, want dé Kretenzers zijn nu eenmaalaartsleugenaars. Ten tweede kan hierin ook de herinnering schuilenaan het feit dat Menelaos tenslotte een secundaire godheid was, enoorspronkelijk een geheroïseerde Myceense potentaat. Bij dit alleskomt nog Menelaos’ boomcultus in het Arcadische Caphyae. Hetlijkt een aannemelijke veronderstelling, dat hij een der Myceenseheroën geweest is, en geassocieerd met de als godin van de Minoërsovergenomen Helena; dat zijn cultus in deze vorm is overgenomendoor Achaeërs, die ca. 1100—1000 v. Chr. voor de Doriërs naarArcadië uitweken.

Er bestaat nog een treffend getuigenis voor de Helena-cultus ineen drietal reliëfs (hierboven, blz. 129 vermeld), waarop een typischarchaïsch godinnebeeld door de Dioscuren geflankeerd wordt. Hoe-wel de reliëfs uit de 1e eeuw v. Chr. stammen beelden ze kennelijkeen archaïsch xoanon uit. Men neemt doorgaans aan dat het eenHelena-beeld is. Opvallend is, naast de rituele banden die ze in dehanden houdt, het hoofddeksel, de polos, dat alleen door godinnengedragen wordt. De mand-vorm ervan doet sterk aan de boven(blz. 131) besproken helenè denken.

132

Page 37: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Afb. A. Schaking van Helena door Paris (Londen, Brits Museum).

Page 38: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Afb. B. Terracotta-masker uit het heiligdom van Artemis Orthia naar Enc. di Arte Ant. IV,Sparta, Museum (foto Seraf)

Page 39: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Afb. l. Z.g. lakaina, 6e eeuw. Tarquinia, Museo (foto Deutsches Archäologischcs Institut,Rom.).

Afb. 2. Schaal met lage, conischc voet. Gevonden op Rhodos, thans in West-Berlijn (StaatlicheMuseen; foto C. M. Stibbe).

Page 40: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Afb, 3. Binnenzijde van kylix: Arkesilas II van Kyrene (569—568 v. Chr.) woont het afwegenvan Sylphium of wol bij. Circa 565. Afkomstig uit Vulci, thans te Parijs (Bibliothèque Natio-nale; foto Giraudon). Hoogte van de schaal 20 cm; diameter zonder handvaten 29 cm (dit is

abnormaal groot).

Page 41: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Afb. 4. Binnenzijde van kylix: zittende Polyphemos, wiens oog door vier mannen wordtuitgestoken; vulornamenten van slang en vis. 3e kwart 6e eeuw. Afkomstig uit Nola, thans

te Parijs (Bibliothèque Nationale; foto van het museum).

Afb. 5. Binnenzijde van kleine kylix (diameter 12 cm); twee dansende jongemannen (z.g.komasten); een mengvat, een schenkkan op de deksel daarvan; segment met twee duiven,heraldisch geplaatst rond bloemcompositie. Tussen 570 en 540. (Bibliothèque Nationale;

foto van het museum.)

Page 42: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Afb. 6. Binnenzijde van kylix: Herakles worstelend met de stier van Kreta; vulornamentenvan sirene op lotos-tak, vogels en een roset; segment met zuil en heraldisch geplaatste vogels.Circa 550. Afkomstig uit Italië, thans in New York (Metropolitan Museum of Art; foto van

het museum).

Afb. 7. Binnenzijde van kylix (diameter 18 cm): Zeus Lykaios met adelaar; twee rosettenals vulornamenten. Circa 580/575. Afkomstig uit Italië, thans in Parijs. (Louvre; foto van

het museum.

Page 43: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Afb. 8. Binnenzijde van kylix (hoogte 13,5 cm; diameter met handvaten 26,7 cm): negenvissen; zwarte concentrische cirkels van verschillende breedte. Circa 550. Waarschijnlijk uit

Italië, thans te Amsterdam (Allard Pierson Museum: foto van het museum).

Afb. 9. Binnenzijde van kylix (hoogte 9,8 cm; diameter met handvaten 17,5 cm): vier lopendeen één vliegende vogel; slordig uitgevoerde vulornamenten van bloemen. Tweede helft 6e

eeuw. Waarschijnlijk uit Italië, thans in Leiden (Rijksmuseum van Oudheden; foto van hetmuseum).

Page 44: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Afb. 11. Buitenzijde van no. 10: eenvoudige banden-decoratie; in de handvatzone een enkelerij myrtebladeren; handvat-palmetten ontbreken.

Afb. 10. Binnenzijde van kylix: chimaira; vulornamenten van bloemmotieven en vogel.Circa 530. Afkomstig uit Boiotië, thans in Heidelberg (Archäologisches Institut der Univer-

sität; foto van het Instituut).

Page 45: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Na deze uitvoerige bespreking van Helena kan onze beschouwingover de tweede belangrijke godinnefiguur uit het archaïsche Sparta,die van Artemis Orthia, korter zijn. Immers, voorzover het eenArtemis-cultus was, is de oorsprong in het voorgaande reeds tersprake gekomen. Artemis en Helena stammen beide uit de Minoïschecultuur, zijn beide manifestaties van de Egeïsche potnia; Artemis isin het bijzonder de manifestatie van de heerseres over de wilde natuur,de meesteres der dieren. Als zij als zodanig, nog zonder tot de strengekuise maagd van de klassieke beeldende kunst en poëzie geworden tezijn, via de Myceense vóór-Dorische bevolking naar het DorischeSparta was gekomen, dan was er verder niet veel te besprekengeweest. Maar de complicatie schuilt in het epitheton Orthia. Nie-mand twijfelt ten eerste aan de afleiding van ρθÞς. De antieke ver-k aring, dat het beeld van de godin gevonden was, rechtopgehoudendoor twijgen in het kreupelhout, past geheel in het beeld van eenvegetatiegodin. De consequentie is dat de niet-Indo-Europese godineen Indo-Europces epitheton draagt. In de tweede plaats valt op datde naam Orthia meermalen alleen voorkomt, als zelfstandige eigen-naam. Ten derde hebben de zeer uitgebreide opgravingen van haarheiligdom uitgewezen dat deze cultus in Sparta met de 7e eeuwbegint. Geen spoor dus van continuïteit met de Myceense periode.Maar overigens zijn wél alle kenmerken van ecu vruchtbaarheids-ritueel aanwezig. Het meest bekende onderdeel daarvan is de strijdom de kazen: op haar altaar lagen verscheidene kazen; één groepjongelieden moest er zoveel mogelijk van stelen, een andere doorzweepslagen de roof verhinderen. Veel later is hieruit of hiernaasteen veel wreder ritueel ontstaan, waarbij de jongelieden gegeseldwerden om hun uithoudingsvermogen op de proef te stellen. Deconclusie ligt dus voor de hand dat Orthia door de Doriërs is meege-bracht als vruchtbaarheidsgodin, en ter pLiiitse is geïdentificeerd metde reeds overal in Griekenland, en in het bijzonder in de Peloponne-sus, als natuurgodin geaccepteerde Artemis.

Een vcgetatieritueel impliceert ook contact met de onderaardsemachten. Dit wordt geïllustreerd door een serie terra cotta-maskersdie in het heiligdom gevonden zijn, zonder twijfel votief-afbeeldingenvan maskers, gedragen bij de rituele dans in de tempel (afb. B; vgl.boven blz. 128). Het gebruik van dansmaskcrs is, behalve in het the-ater, vrijwel beperkt tot vrij primitieve chthonische cultus-vormen inde Peloponnesus, waarbij de dansers door middel van hun maskers deonderaardse machten, die ze bezworen, personifieerden (identificatie

133

Page 46: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

met een wezen is macht over een wezen). Een vorm van zulk eenchthonisch masker is ook het Gorgo-hoofd, en het is zeer opvallenddat enkele van de maskers uit het heiligdom van Orthia een soortovergangstype vormen tussen een archaïsch Gorgo-hoofd en eentheater-masker. Tenslotte wijst ook nog de ligging van het heiligdomin een moerassig stuk land (Limnaion; ook elders in de Peloponnesuswerd Artemis als Limnatis vereerd) op een vegetatie-cultus.

Helena en Artemis Orthia blijken dus in wezen dezelfde oorsprongte hebben. De erfenis van de Minoïsche natuurgodin vond blijkbaarin Sparta via de Myceense vóór-Dorische bevolking een algemeenaanvaarde belichaming. Daarnaast kon Artemis, eveneens stammenduit de Minoïsche cultuur, en elders onder haar eigen naam in dePeloponnesus druk vereerd, hier alleen wortelen door een associatiemet een Indo-Europese, door de Doriërs meegebrachte, verwantefiguur. De contactpunten zijn velerlei: de dans om de plataanboomen de dans met de maskers horen tot hetzelfde vruchtbaarheids-ritueel, de votiefgaven voor beide godinnen, figuurtjes van terra cottaen lood, vertonen een treffende gelijkenis. En zo verbaast het onsniet meer te horen hoe de kleine Helena in de Theseussage danstin de tempel van Artemis Orthia. Daarmee zijn wij op ons uitgangs-punt teruggekeerd. De eenheid der (schijnbare) tegendelen is weereens gebleken.

Amstelveen, Sinjeur Semeynsstraat 12 J. H. CROON

LITERATUUR:

L. R. Farnell, Greek Hero Cults (1921). blz. 323—325.H. J. Rose, Journal of Hellenic Studies, Suppl. V (1929). blz. 399 vlgg.M. P. Nilsson, The Mycenaean Origin of Greek Mythology (1932), blz. 73—76.

Id., The Minoan-Mycenaean Religion (21950), blz. 528—532.Id., Gesch. d. gr. Religion I2 (1955), blz. 486—492 en index s.v. Helena; vgl. F. Chapouthier,

Les Dioscures au service d’une déesse (1935).W. K. C. Guthrie, The Religion and Mythology of the Greeks (Cambr. Ancient History, Revised

Ed., Vol. II, Ch. XL, 1961).M. P. Nilsson-J. H. Croon, art. Religion, Minoan-Mycenaean, in: The Oxford Classical

Dictionary, 2nd. ed. (ter perse).

134

Page 47: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Sparta vandaag

Sparta — wat zoek je daar? De stad van Leonidas en zijn Spartiaten?

„Als eens de stad der Lakedaemoniërs verwoest zou worden en er niets anderszou overblijven dan haar heilige plaatsen en de fundamenten van haar gebouwen,dan zou in een verre toekomst het nageslacht moeilijk kunnen geloven dat haarmacht evenredig was aan haar faam”.

Aldus Thukydides 1, tijdgenoot van het klassieke Sparta, toen hetnog geen eigenlijke stad was maar een agglomeraat van dorpen, dateerst 111 Hellenistische tijd achter muren beschutting zocht, Deson-danks is er veel vernield. Het ergst is huisgehouden bij een invasievan Achaeërs onder Philopoimen, anno 188 v. Chr. Een epigram 1

klaagt om de desolate verlatenheid die restte:

„Vroeger onoverwinlijk en door geen vijand betreden, ziet gij nu, Lakedaemon,Oionische (= Achaeïsche) rook aan de Eurotas. Geen boomschaduw is gebleven,de vogels nestelen op de grond en klagen, en de wolven horen geen schapen”.

De puinen van het oude Sparta zijn mager, een rommelig gedoe vanvele eeuwen, waar niets meer overeind staat. Op en tegen de Akro-polis, een wat hoger gelegen plateau, een kwartier gaans ten noordenvan de huidige stad, liggen de resten van post-klassieke bouwsels,een theater waarvan het marmerdek naar Mistra is gegaan, een paarByzantijnse kerken; archaïsch is slechts een brok fundament vanAthena Chalkioikos. Het is allemaal gelijkvloers en pover, en triestzou het zijn, als het oog niet telkens afdwaalde door wit en roseasfodillen en zilverglanzende olijven naar de zonbeschenen sneeuwrugvan de Taygetos. Wel is in het museum veel moois te zien, verrassendresultaat van Engelse opgravingen in 1924—’29, die een archaïschSparta aan het licht brachten, minder eenzijdig, menselijker dan hettraditionele. Het merendeel van de vondsten komt uit het domeinvan Artemis Orthia in het drassige dikwijls overspoelde laaglandbij de Eurotas.

Thukydides heeft gelijk, veel aan bouwsels was er niet. En water was is nu met de grond gelijk. Na de bevrijding, in 1834, is hetnieuwe Sparta gebouwd. Een net stadje, met haaks snijdende brede

1 I, 10.2 Anth. Pal. VII, 723 (anoniem).

135

Page 48: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

straten, lage blanke huizen met veranda’s, tuinen geurend van oranje-bloesem en rozen, wingerdomrankte pergola’s. Er wonen een dikketienduizend mensen, voor wie de zon te vroeg achter de westelijkebergwand verdwijnt.

Nee, zoek hier niet het Sparta van je geschiedenisboek. In de lente-zon is Sparta, knus genesteld in de vork van Eurotas en Magoula,een lieflijk en vriendelijk oord. Word je ’s morgens vroeg wakkerdan wolkt door het open raam geur van oranjebloesem. Dat is deherinnering aan Sparta die je bij zal blijven: bloesemgeur en tuinenwo im dunklen Laub die Goldorangen glühn. Een vriendelijke jongegendann springt op een muurtje en plukt wat bloesemtakken die hijmet hoofs gebaar de xenos biedt. Is dat nu een nakomeling van stugge,vreemden werende Spartiaten? En dit paradijselijk oord drilkampvan een stram soldatenvolk?

Maar wanneer je dan opkijkt strekt zich dicht achter de huizenvan liet landelijk gemoedelijke stadspleintje, strak en edel van lijn,voorwereldlijk ongerept, de formidabele Taygetos. De Parnassosmet zijn twee toppen van Delphi uit gezien is indrukwekkend, maarhem nadert men, komend uit Boeotië, over kilometers klimmendheuvelland. De Taygetos is eenzaam, zonder voorland. Abrupt,zonder glooiende aanloop, stoot hij steil omhoog uit het lage land,distanciccrt zich bars van de verleidelijke wereld aan zijn voet. Hijis Spartaans, in de zin waarin wij de naam hebben leren verstaan.Machtig imponeert zijn oermannelijke kracht boven de vrouwelijkeweekheid van de malse vallei. Wanneer Barrès voor ’t eerst de Tayge-tos aanschouwt, voelt hij een schok als eens Achileus, toen die levendmet de meisjes van Skyros speer en schild in ’t oog kreeg.

Wandel dim langs rijzige eucalypten naar Mistra, het gebergtetegemoet: diep uitgeschuurde ravijnen in schemerdonker terugge-trokken naast contreforten uitspringend in ’t zonlicht — de πρñïνÛς,τε καd øαρÀδραι. waar Alkman naar opkeek 1 — en daarboven lood-recht de bergmuur, en nog hoger de hoekig gelijnde zaagkam. ondereen glinsterend sneeuwdek. En toch ook hier weer die uitersten vanhardheid en lieflijkheid: terzij van de weg kabbelen kristalhelderewaterloopjes in de brede keienbedding van de Magoula, waar grauwezwartgevlekte kikkers springen en geruite schildpadden schuifelen,en in gepluimde bossen van zes, zeven meter hoog het ranke rietwiegelt — zo herinnert zich het landschap de oude zwerver die veellanden en steden heeft gezien: ΣπÀρτην Ερñτα δïνακïτρÞúïυ γλαeν

1 Alkman fr. 58 D.

136

Page 49: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

στυ 1. En grote rode en lila anemonen bloeien in het rivierbed enreseda-groene aronskelken.

Aan de voet van Mistra’s klimmende ruïnenstad vind je dan eenterras in schaduw, waar het ritselen van water is als ruisen van bomenin de wind. Daar is ’t goed rusten en kijken. Boven je staat het hardegrauwe gebergte, beneden ligt de groene zonoverglansde vlakte.Samen zijn ze het land van Leonidas. Maar toch ook het land waaraanminnige meisjeskoren Alkmans complimenteuze liederen zongen.

Eindhoven, St. Jorislaan 54 H. HÖPPENER

Lakonische keramiek

Een korte inleiding

Dankzij Engelse opgravingen in het begin van deze eeuw mhet Spartaanse stadsgebied kunnen wij de ontwikkeling vanwat wij noemen ‘de Lakonische keramiek’ volgen vanaf deaankomst van de Doriërs tot in hellenistische tijd. De belang-rijkste opgraving was die van het heiligdom van ArtemisOrthia, gelegen in het oostelijk deel van de stad, in het moeras-sige gebied aan de Eurotas 2.

Het hoogtepunt van de ontwikkeling van de Lakonische keramiekvalt in de 6e eeuw v. C. Daarvóór en daarna bereikt zij, in vergelijkingmet de overige Griekse produktiecentra, niet meer dan een provin-ciaal niveau. Sommige moderne beoordelaars vinden, dat de Lakoni-sche keramiek zelfs in de 6e eeuw, waarin zij succesrijk concurreerdemet Korinthe en Athene, provinciale trekken blijft vertonen. Menhoeft het daarmee niet eens te zijn, om zich toch niet te ontveinzen,dat Sparta’s hoogste prestaties beslist niet lagen op het gebied vande kunst en de kunstnijverheid.

Het is trouwens een open vraag, of de Spartanen zelf, dat is dus de in Lakoniëheersende klasse der Spartiaten, zich ooit met de produktie en beschildering vankeramiek hebben beziggehouden. Op het eerste gezicht zouden wij aannemen,dat de handeldrijvende klasse der Perioiken, dat waren de vrije maar rechtelozebewoners van de Lakonische provincie, de producenten waren van de Lakonischekeramiek 3. Bij nadere beschouwing echter blijkt de karakteristieke beschilderings-

1 Theognis 785.2 Samenvattend gepubliceerd door R. M. Dawkins e.a. in ‘The Sanctuary of Artemis Orthia

at Sparta’, London 1929. Hier afgekort: A.O.3 Aldus R. M. Cook, Class. Quart. XII (1962), p. 156.

137

Page 50: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

trant, die m.i. de geest van de heersende klasse der Spartiaten weerspiegelt, dieveronderstelling niet te bevestigen. Hoe dit zij, wij kunnen de Lakonische keramiekbeschouwen als een boeiende bron van informatie over het leven en het karaktervan de Spartanen.

Reeds tegen het einde van de 8e eeuw, wanneer de Spartanen doorde verovering van de vruchtbare delen van Lakonië en Messenië degrondslag voor hun militaire macht en economische onafhankelijk-heid hebben gelegd, begint de beschildering van hun keramiek eenkenmerk te vertonen, dat door alle latere stadia van formele ont-wikkeling heen, blijft bestaan: een felle contrastwerking tussen dedonkere en lichte delen van de vaasbeschildcring 1. Onder de ver-schillende vaasvormen in de 8e eeuw treffen we al meteen de z.g.lakaina aan, die nog lange tijd daarna populair bleef in Sparta endaarom dikwijls als kenmerkend voor het produktiecentrum wordtaangezien (foto 1) 2. Een nadere beschouwing van de overige vaas-typen leidt tot de conclusie, dat men destijds in Sparta een voorliefdehad voor hoge cylindrische vormen.

In de 7e eeuw volgt het belangrijke tijdperk, dat wij ‘oriëntalise-rend’ noemen, vanwege de duidelijke invloeden van de kunst uitKlein-Azië en het nabije oosten, die te danken waren aan het overzeseverkeer, dat zich in die tijd steeds krachtiger ontplooide. Dat Spartavoor dergelijke invloeden openstond kan blijken uit het feit, datTerpandros uit Lesbos en Alkman uit Sardeis (hoofdstad van Lydiëin Klein-Azië!) naar Sparta kwamen en daar de verworvenhedenvan hun ‘oosterse’ dichtkunst en muziek leerden aanpassen aan deSpartaanse behoefte. De import van ivoor (via Phoenicië), die aleerder was begonnen, werd gedurende de hele 7e eeuw voortgezet,getuige de vele kammen, gespen, dierfiguurtjes en andere voorwerpen,gesneden uit dit materiaal, die bij de opgravingen in het heiligdomvan Artemis Orthia tevoorschijn kwamen 3. In de keramiek wasKorinthe in de 7e eeuw toonaangevend. Terwijl Sparta nauwelijkséén vaasje exporteerde, beheerste de rijke koopmansstad in het noor-den van de Peloponnesos alle markten met haar vooruitstrevende enoriginele keramische produkten. Het spreekt dan ook vanzelf dat de

1 Baanbrekend voor de studie van de Lakonische ceramiek is het artikel van E. A. Lane,Laconian Vase-Painting, BSA 34 (1933/34), p. 99 en v. Hier afgekort: Lane. Belangrijkenieuwere artikelen zijn die van B. B. Shefton, BSA 49 (1954), p. 299 en v.; hier afgekort:Shefton; en van Paola Pelagatti, ASAtene 33/34 (1955/6), p. 7 en v.; hier afgekort: Pelagatti.

2 Deze „lakaina” (een moderne naam!) kon wel eens de m de Oudheid bekende Spartaanse„kothoon” zijn (verg. E. Kirsten, Kothon in Sparta und Karthago, in: Charites, Studien zurAltertumswissenschaft, 1957, p. 110 e.v.).

3 A.O., p. 203 en v.

138

Page 51: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Spartaanse pottenbakkers en vazenschilders de invloed ondergingenvan hun kunstbroeders in Korinthe. Desondanks wisten zij een eigenkarakter te handhaven, ook gedurende de oriëntaliserende periode 1.Bijzondere vermelding verdienen in dit verband de kleinere Lakoni-sche vazen van uitstekende kwaliteit, die in hun eenvoud en streng-heid van vorm en beschildering de Spartaanse geest weerspiegelenen de traditie van contrastwerking voortzetten 2. Pas omtrent hetmidden van de eeuw vinden wij daarnaast geschilderde friezen metdieren, geïnspireerd op Korinthisch aardewerk 3.

Tussen circa 630 en 590 kunnen we spreken van een nieuw ont-wikkelingsstadium in de keramiek te Sparta 4. Het belangrijkstekenmerk in de decoratie is dan de geboorte van een ware zwart-figurige stijl, waarbij de details van de dieren, die in stoeten rond devaaswand lopen, door gravering worden aangegeven. Bij de nieuweversieringsmotieven die dan hun intrede doen, valt op, dat zij hoofd-zakelijk geometrisch van karakter zijn en dat de plantenmotievennog geen duidelijke rol spelen, terwijl andere Griekse kunstcentradaarvan al uitbundig gebruik maken. Wij herkennen in dit verschijn-sel het typisch Spartaanse, conservatieve vormgevoel. In deze periodekomt de Spartaanse vazenexport voor het eerst op gang en dat ver-wondert ons ook niet, wanneer we zulke superbc produktcn bekijkenals de bekende schalen, beschilderd met vissen, die te Taranto inZuid-Italië gevonden zijn 5.

Met dergelijke drinkschalen, zij het doorgaans eenvoudiger ver-sierd, hebben de Spartaanse fabrikanten en exporteurs hun eerstesucces op de markten rond de Middellandse zee geboekt, getuige hetbetrekkelijk grote aantal dat ervan bewaard is (Afb. 2) 6.

De wijde en diepe kom, voorzien van twee horizontale handvaten en een lageconische voet, is niet onelegant. De techniek is opmerkelijk verfijnd en bij eensobere verdeling van de versieringsmotieven vinden wij weer dat Spartaanse ken-merk van de contrastwerking tussen donker en licht. Van Korinthische invloedis hier geen sprake.

1 Lane (p. 115) spreekt hier van de stijl „Lakonisch I”, die hij circa 700—630 dateert.2 Door Lane, p. 115/6 „Fine Ware” gedoopt.3 Voor een nadere beschouwing van deze periode moet ik verwijzen naar de studie van Lane

(p. 118 en v.), die ook nog de klasse der grote vaastypen, waarop meer experimentele beschilde-ring en ook plantenmotieven, menselijke en dierlijke figuren voorkomen, behandelt.

4 Dit stadium werd door Lane, p. 121, „Lakonisch II” genoemd.5 In 1929 in de tomba 285, Contrada Inchiusa. Het waren in totaal drie schalen van hetzelfde

type (en van dezelfde hand!). Vgl. Pelagatti, p. 11 en figg. 5, 2b en 4; 3a en b; 3c. Tot dit typemoet ook het fragment gerekend worden, dat onlangs te Sardeis aan het licht kwam (mustratedLondon News, Sept. 17, 1966, p. 21, fig. 7).

6 In Catania op Sicilië b.v. werden niet zo lang geleden fragmenten van maar liefst 17 exem-plaren tegelijk gevonden (Boll. d’Arte 1960, p. 247 en v.).

139

Page 52: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Het succes van hun drinkschalen heeft de Spartanen er misschien toegebracht zich op de produktic daarvan te specialiseren. In de 6e eeuw 1

tenminste zijn het, naast mengvaten voor water en wijn (krateres)en olieflesjes (aryballoi) vooral drinkschalen (kylikes), die ons beeldvan de Lakonische keramiek bepalen. Reeds omstreeks 565 v. Chr.was het hoogtepunt van de ontwikkeling bereikt met de bekendeArkesilas-schaal (uit Vulci, thans in de Bibliothèque Nationale teParijs; Afb. 3). Daarna wisten de Lakonische pottenbakkers envazenschilders zich nog tot circa 520 te handhaven op de export-markten rond de Middellandse zee. Omstreeks die tijd moesten zijhet afleggen tegen de concurrentie van hun Atheense kunstbroeders.

Wij beschikken tegenwoordig over circa 200 met figuren beschil-derde Lakonische vazen en over talrijke fragmenten met beschilderinguit de bloeiperiode van de Lakonische keramiek, verspreid over velemusea. Moderne specialisten hebben deze ingedeeld en, op grond vanbepaalde stijlkenmerken, gedeeltelijk toegewezen aan bepaalde schil-ders, wier namen wij niet kennen en die daarom gewoonlijk naarde beste stukken van hun hand worden genoemd. Zo onderscheidtmen b.v. een Arkesilas-schilder, een Jacht-schilder en een Naukratis-schilder, met hun ateliers 2. Het is hier niet de plaats om deze, somsarbitraire, indelingen te bespreken. Wat ons hier voornamelijk interes-seert zijn de cultuur-historische informaties, die de Lakonische vazenen vooral de beschilderde drinkschalen ons verschaften.

In de eerste plaats valt op, dat in de 6e eeuw (tussen 590 en 520)de wijze van beschildering, het traditionele kenmerk van contrast-werking tussen licht en donker, gehandhaafd blijft. Het is steedsdezelfde geest die de akonische keramische produkten doortrektvanaf het begin tot het einde, een geest die door krachtige accentente zetten naar helderheid en eenvoud streeft. Deze waarneming brengtmij ertoe te geloven, dat het niet alleen de handeldrijvende Perioïkenwaren, maar ook de Spartiaten zelf, die zich met de produktie vankeramiek bezighielden.

Een algemeen kenmerk van de voorstellingen aan de binnenzijdevan de drinkschalen is voorts een grote levendigheid, gepaard gaandemet een drastisch realisme, dat voor komische effecten niet uit deweg gaat en die misschien zelfs zoekt.

1 Lane, p. 139, 150. heeft de volgende indeling: Lakonisch III. 590—550 en Lakonisch IV.550—525. De scheidingslijn tussen Lakonisch III en IV is echter zuiver theoretisch en kan mendaarom beter laten vallen (vgl. Pelagatti, p. 18).

2 Vgl. de in noot 1, blz. 138 genoemde artikelen.

140

Page 53: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Als voorbeelden voor dit laatste mogen wij, behalve de Arkesilas-schaal (zie hetaapje op de mast rechts boven en het levendige gesticuleren van de figuren), deschaal te Kassel aanhalen, waarop Hermes verslag uitbrengt aan Zeus; voortseen schaal in de Bibliothèque Nationale te Parijs met Odysseus en zijn makkersdie de cycloop Polyphemos zijn ene oog uitsteken (Afb. 4, drie handelingen tegelijk:Polyphemos heeft de benen van een door hem opgepeuzelde Griek nog in zijnhanden; hij wordt dronken gevoerd en tevens van zijn oog beroofd!); en nogeen schaal in hetzelfde museum (Afb. 5) met twee dikbuikige jonge dansers (ko-masten) 1.

Deze en dergelijke voorstellingen herinneren ons aan een aspect vanhet Spartaanse leven, waaraan meestal weinig aandacht wordt besteed:de geest van spot en humor die heerste bij hun gemeenschappelijkemaaltijden, zoals Plutarchus vertelt 2. Wanneer we bedenken, hoebelangrijk die maaltijden waren in het dagelijkse leven van de Spar-tanen, dan verbaast het ons ook niet, dat juist drinkschalen, dienatuurlijk veelvuldig werden gebruikt, het grote succes vormdenvan hun pottenbakkers. Daarbij past ook, dat zij naar verhoudingnogal vaak drinkgelagen en symposiontaferelen afbeelden. Sommigesymposion-scènes worden verlevendigd door fluitspelers en ookoverigens ontbreekt het niet aan afbeeldingen van (op de kithara)musicerende figuren, zoals wij in Sparta niet anders verwachten 3.

Een opvallend kenmerk van de met figuren beschilderde Lakoni-sche keramiek is ook, dat wij daarop in verhouding weinig afbeel-dingen tegenkomen van oorlogstonelen. Een bijzonder mooi en aan-grijpend (helaas enigszins beschadigd) voorbeeld is de schaal inWest-Bcrhjn, waarop krijgslieden hun gesneuvelde of gewondekameraden wegdragen.

Jagen behoorde tot de lievelingsbezigheden van de Spartanen 4 enjachttaferelen vinden wij dan ook dikwijls afgebeeld op hun drink-schalen. In het bijzonder de jacht op everzwijnen en hazen (eenenkele keer op een vos) zien wij afgebeeld.

1 Ook de dinos in het Louvre (E 662) verdient met zijn vele komieke voorstellingen in ditverband genoemd te worden. Vgl. voorts de hoogst drastische fragmenten te Sparta (Lane,fig. 39d) en te Berlijn (WS 4, gepubliceerd door Erika Diehl, AA 1964, p. 575 met afb. 53).In verhouding talrijk zijn de afbeeldingen van komasten op Lakonische vazen (mij zijn 14vazen ofvaasfragmenten met komasten bekend). Deze waren overigens niet tot Sparta beperkt.

2 Lykoergos 12 en 25.3 Vgl. de kylikes in Würzburg (inv. no. 166), te Florence (inv. no’s. 3879 en 3882), te Rome

(Coll. Guglielmi in ’t Vaticaan), te Taranto (Pelagatti, fig. 37) en te Samos (K 1428, foto DAIAthene 2221 en 2222). Door deze opsomming wordt de stelling van M. Wegner weerlegt,die zegt in ‘das Musikleben der Griechen’, p. 151, dat op Lakonische vazen nauwelijks muziek-instrumenten en musici zijn afgebeeld.

4 Volgens Xenophon, Resp. Lac. IV 7, had Lykoergos het jagen ingesteld als nobelste bezig-heid voor volwassen mannen om fit te blijven.

141

Page 54: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Het moet door degenen, die aanlagen aan het maal of aan het sym-posion een merkwaardige sensatie zijn geweest door de wijn heenéén van de daden van oude helden of van goden te zien schemeren.Dergelijke daden leefden in hun voorstelling niet als ‘mythologie’,maar als een werkelijkheid uit hun eigen verre verleden. Herakleswas voor de Spartanen ongetwijfeld de meest ‘levende’ held. Hetverwondert ons dan ook niet, dat wij hem dikwijls op Lakonischedrinkschalen zien afgebeeld.

Als voorbeeld halen wij aan een schaal te New York, waarop we Herakles zienworstelen met de stier van Kreta (Afb. 6) 1. Deze schaal (met de geijkte vulorna-menten van vogels en een sirene op een bloemtak) toont ons Herakles nog zonderzijn latere attributen van knots en leeuwenhuid, zoals dat in de archaïsche kunstgebruikelijk was 2. Op andere schalen komen we hem tegen in gevecht met dehydra van Lerna of met de Kentauren of op het moment dat hij de Olymposwordt binnengeleid of met het Erymandsche everzwijn, met de leeuw van Nemeaen met de Kerkopen.

Geen enkele held kan het opnemen tegen Herakles in populariteit.Achilleus komt enige malen voor in een stereotype scène met Troilos.Incidenteel vinden we Odysseus, Perseus, Bellerephon en de Zeventegen Thebe afgebeeld. Zoals Herakles van de heroën, zo is Zeus vande goden het meeste weergegeven, wanneer de uitleg van de betref-fende voorstellingen tenminste juist is. Als voorbeeld geven wij hieralleen de mooie schaal in het Louvre (Afb. 7), waarop Zeus en zijnadelaar op typisch Spartaanse wijze, sterk en eenvoudig zijn geschil-derd. De schaal met Zeus en Hermes te Kassei kwam reeds ter sprake.Tenslotte menen wij Zeus en Hera in levendig gesprek te zien opeen drinkschaal in München.

Hephaistos en Dionysos verschijnen op een kylix in Rhodos.Artemis Orthia omgeven door gevleugelde demonen geloven sommi-gen op een schaal in Londen te herkennen. Volgens anderen is hierde nymph Kyrene afgebeeld. Dergelijke uitzonderlijke onderwerpenmogen we in Sparta wel verwachten. De vazenschilders zijn daar,koppig en zelfbewust als de Spartanen waren, dikwijls geheel eigenwegen gegaan. Sparta was op bijzondere wijze verbonden met deGriekse koloniestad Kyrene op de noordkust van Afrika. Nieuwevondsten te Tocra in de buurt van Kyrene, tonen aan dat de export

1 Metropolitan Museum, inv. no. 59.15. Vgl. de mooie scherf in ’t Louvre (E 666), diewellicht hetzelfed onderwerp heeft.

2 Vgl. P. Zancani Montuoro, II tipo di Eracle . . ., in: Rend. Acc. Lincei, 1947, p. 207—221.

142

Page 55: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

van Lakoniscbe vazen naar die streek levendig was 1. Het is zelfsde vraag of Lakonische pottenbakkers niet ter plaatse hebben gewerktin dienst van Kyreense opdrachtgevers, zoals Arkesilas II, koningvan Kyrene, die op de Arkesilas-schaal is vereeuwigd 2.

In die richting zou ook een merkwaardig kylix-fragment kunnen wijzen, waar-op we de nymph Kyrene zien worstelen met een leeuw. De mythe lezen we bijPindaros 3 : „. . . . haar roofde eens uit de winddoorbruiste ravijnen van het Pelion-gebergte (Apollo) de zoon van Leto, de langgelokte, en bracht het meisje, datleefde als jageres, in een gouden wagen hierheen (naar Lybië), waar hij haar totmeesteresse maakte van een land rijk aan kudden en vruchten, zodat zij haar woningmocht vinden in de liefelijke en bloeiende vestiging van een derde vasteland” 4.We lezen verder in dezelfde ode, dat Apollo tot deze ontvoering van Kyrene,de dochter van een Lapithenkoning in Thessalië, was gekomen, omdat hij in bewon-derende liefde voor haar was ontvlamd, toen hij haar ongewapend had zien worstelenmet een leeuw 5. Deze laatste scène was afgebeeld in de gevel van het 6e-eeuwseschathuis van de stad Kyrene in het heiligdom te Olympia, waar Lakonische vazen-schilders haar kunnen hebben gezien 6. Het is echter onwaarschijnlijk, dat een zoonaanzienlijk hoekrelief de Spartaanse artiesten inspireerde 7. Nog in het laatstekwart van de 6’1 eeuw is de genoemde drinkschaal met het motief versierd: hethelaas zwaar beschadigde stuk (één van de laatste Lakonische exportvazen über-haupt) bevindt zich in het museum te Taranto 8.

De uitzonderlijkheid van de onderwerpen die de Lakonische vazen-schilders in de 6e eeuw kozen (in vergelijking met hun kunstbroedersuit andere Griekse kunstcentra) blijkt nog uit een hele reeks anderevoorstellingen, waarvan de betekenis of geheel onduidelijk of om-streden is9.

Wij willen hier alleen nog een ogenblik stilstaan bij hun opvallendevoorliefde voor dieren. Op de tot nog toe genoemde vazen kwamen

1 J. Boardman and J. Hayes, Excavations at Tocra 1963—1965: The Archaic Deposit I,London 1967. Te Kyrene zelf zijn opvallend weinig Lakonische stukken gevonden.

2 Zij moeten dan de klei uit Lakonie hebben meegenomen, hetgeen de zaak wel twijfelachtigmaakt. De oude theorie over de herkomst van de Lakonische keramiek uit Kyrene zou danalthans gedeeltelijk, in ere hersteld worden.

3 Pythische Ode X 5—70.4 Vers 5—8.5 Vers 26—28.6 Vgl. over het gevelrelief Studniczka, Kyrene, p. 28 en v. met de afb. 20—21; het is frag-

mentarisch bewaard.7 Volgens de theorie van Lane, p. 183.8 Vgl. Pelagatti, p. 42—44.9 B.v. de merkwaardige kylix in de Villa Giulia te Rome met twee friezen van oriëntaals

uitgedoste figuren en dansers, wel ‘gevangenname van Silenus’ genoemd (Boll. d’Arte 1937/8,p. 155, fig. 6). Intrigerend is ook de voorstelling van de gevleugelde daemon en andere figurenop een schaal te Taranto, eveneens over friezen verdeeld (Pelagatti, tig. 35, 36, 37). Dan dehelaas in de laatste wereldoorlog te Kassei verloren gegane stukken uit Samos met badendenymphen (Boehlau, Nekropolen, pi. 11) en met de bouw van een tempel (ibidem p.l 10, 4).

143

Page 56: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

zij dikwijls voor in een secondaire rol 1. De ‘hoofdschotel’ vormenzij echter als decoratieve vlakvulling in vele andere gevallen. Deprachtige schalen met vissen te Taranto kwamen al ter sprake. Het-zelfde onderwerp in een later stadium van de ontwikkeling zien weop een Lakonische kylix in het Allard Pierson Museum te Amsterdam(Afb. 8) 2. Hier zijn de vissen niet meer gegroepeerd rond een centraalmedaillon, maar min of meer vrij in de ruimte geplaatst. Ook hettype van de vis is veranderd: het zijn niet meer de slanke tonijnen endolfijnen van het begin van de eeuw, maar dikke brasems, die weop deze en andere schalen uit deze tijd (midden 6e eeuw) herkennen 3.Een interessant voorbeeld van vlakvulling alleen met dieren is ookde enige akonische drinkschaal in het ijksmuseum van Oudhedente Leiden (Afb. 9) 4.

Deze kleine eenvoudige kylix, die toch zeer elegant van vorm is, toont ons, mis-schien van dezelfde schildcrshand, die ook het vissenarrangement op de Amster-damse schaal aanbracht, vier lopende eendvogels rond één vliegende, die het centrumvult; voor het overige enige rudimentaire plantenmotieven als vulomamenten.Twee eenden „overlappen” elkaar, hetgeen voor de schilder misschien een nood-oplossing, voor ons in elk geval een doorbreking van starre symmetrie betekent.Op andere schalen vinden we de binnenzijde versierd met een steenbok, haan of eenleeuw.

Natuurlijk staan gewone dieren en fabeldieren niet ver van elkaaraf en de Spartanen zouden geen Grieken geweest zijn, als zij nietook graag fabeldieren op hun drinkschalen hadden gezien. Behalvehet slangenhoofd van Gorgo komen we sphinxen en sirenen, ken-tauren, griffioenen, gevleugelde paarden en tweemaal een chimairategen. Eén daarvan, stammend uit de laatste periode van de Lakoni-sche vazenproduktie van de 6e eeuw, wil ik hier in het bijzonderbehandelen en afbeelden (Afb. 10, 11).

1 Tot de dieren in secondaire decoratie behoren: leeuwen, evcrzwijnen, stieren, paarden,honden, hagedissen, vissen, vogels als adelaar, reiger, uil, ooievaar of maraboe, patrijs, kalkoen,hanen, verder éénmaal zelfs een kikker, een duizendpoot, een mier en een huisjesslak. Terechtheeft men erop gewezen (Bowra, Greek Lyric Poetry2, p. 70), dat de vaak eenvoudige en char-mante onderwerpen van de Lakonische drinkschalen als illustratief kunnen gelden voor depoëzie van een dichter als Alkman uit de 7e eeuw. Een aanwijzing, dat poëzie aan de beeldendekunsten voorafgaat?

2 Tot op heden alleen gepubliceerd in Kunstwerke der Antike, Auktion XXVI, 5 oktober1963, Münzen und Medaillen A.G. Bazel, p. 38 met foto 80.

3 Hetzelfde type vis, maar grover afgewerkt, op een kylix in München (Sieveking-Hackl,no. 385, p. 33, pi. 13) waar zij nog om een rudiment van een centraal medaillon gegroepeerdzijn. Als secondaire decoratie komen zij verder voor op een schaal in het Louvre (E 670) enop een schaalfragment te Kyrene (AJA 54, 1950, p. 312, afb. 2). Vgl. ook het stuk BibliothèqueNationale 190 (Afb. 4).

4 Tot op heden alleen gepubliceerd in Kunstwerke der Antike, Auktion XXII, 13 Mai, 1961Münzen und Medaillen A.G., Bazel, p. 57 met foto 115.

144

Page 57: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

Hierbij gaat het mij niet zozeer om de binnenzijde (ook al is deimposante leeuw met slangenstaart en de geit die uit zijn rug oprijst— geheel volgens de beschrijving van Homerus, Ilias VI 179—183 —boeiend genoeg) als wel om de buitenkant van de schaal.

In de laatste fase van de 6e eeuwse akonische keramiek immers(na 550) hebben de Lakonische pottenbakkers een flink aantal drink-schalen op de markt gebracht, die zich van het normale type onder-scheiden en waarvan de chimaira-schaal een voorbeeld is. In plaatsvan het strenge profiel met de zeer dunne wanden en scherpe hoekenkomt een veeleer dikke en zware lijn. De voet met ring aan dehals, de afgeronde randen, de wanden van circa 5 mm dikte, dezwart geverniste liprand — dat zijn allemaal kenmerken van dezenieuwe soort schalen. Men heeft het nog niet kunnen bewijzen, maarhet is wel waarschijnlijk, dat deze nieuwe vorm van de kylix doorSpartaanse ateliers werd gelanceerd 1. Het type had veel succes enwerd spoedig door de heftig concurrerende pottenbakkers van Atheneovergenomen 2. Voor de Lakonische oorsprong spreekt mede dekrachtige en eenvoudige vormgeving. We krijgen de indruk dat deSpartanen met die drinkschalen hun laatste troef hebben uitgespeelden hun mooiste 3 triomf behaald, kort vóór hun definitieve nederlaagtegen de Atheners, die circa 525 met een nog sterkere troef over-wonnen : de roodfigurige techniek.

De concurrentiestrijd was inderdaad moordend. Omstreeks 550had het roemrijke produktiecentrum Korinthe de strijd moetenstaken. Onder het krachtig stimulerende bewind van hun tyrannenwisten de Atheners hun vazcnproduktie (een véél belangrijker onder-deel van de export dan wij tegenwoordig gewoonlijk denken) totongekende hoogte van kwaliteit en kwantiteit op te voeren. AlleenSparta kon de concurrentiestrijd nog een kwart eeuw (na 550) vol-houden, mede dankzij het nieuwe type drinkschaal.

Het is opmerkelijk, dat de pottenbakkers van Lakonië, in een tijdwaarin de Spartanen golden als de onbetwiste leiders van Hellas, inde periode dus, waarin koning Kleomenses I zijn anti-Perzische poli-tiek voerde en een einde maakte aan de heerschappij der tyrannen teAthene, zo geluidloos ten onder gingen tegen hun Atheense concur-renten. Ik zocht de oorzaak daarvan in de invoering van de z.g.

1 Vgl. Pelagatti, p. 30.2 De Attische productie heeft men samengevat onder de naam ’Droopcups’ (vgl. P. Ure,

JHS 1932, p. 70—71 en Droop Cups, Black and Figured, in Studies presented to D.M. RobinsonI, p. 46 en v.).

3 Dit is natuurlijk een kwestie van persoonlijke smaak.

145

Page 58: HERMENEVS - Tresoarimages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 39... · 2007. 12. 6. · HERMENEVS NEGENENDERTIGSTE JRG. / No. 5 / FEBRUARI 1968 Sparta in de zevende eeuw

roodfigurige techniek te Athene en de superioriteit van het Atheenseprodukt. Dan blijft echter nog de vraag bestaan, waarom de Lakoni-sche vazenschilders niet eenvoudigweg overstapten op de Atheensetechniek en zo de concurrentiestrijd voortzetten, die zij al meer dan25 jaar met succes voerden.

Een enkele stap in die richting herkennen wij in de meergenoemde schaal metde nymph Kyrene te Taranto uit het laatste kwart van de 6e eeuw. Daarop is hetglanzend zwarte vernis van even hoge kwaliteit als op de gelijktijdige Attischevazen, het segment in de voorstelling aan de binnenzijde is weggelaten volgensAtdsch gebruik en diverse stijlkenmerken verbinden de schaal met voorbeeldenuit Athene 1. Toch is de laatste en beslissende stap, die naar de roodfigurige techniekook hier niet gedaan.

Ik vermoed, dat het in ’t algemeen ging om een kwestie van stijl-gevoel: de roodfigurige techniek liet de voor Lakonië kenmerkendecontrastwerking tussen de figuur en zijn omgeving niet meer toe;de nieuwe techniek was de Spartanen wezenlijk vreemd. Wat voorde Atheners juist de voorwaarde werd voor hun rijkste ontplooiing,was voor de Spartanen een onoverkomelijke handicap. De conser-vatieve, in felle tegenstellingen denkende geest der Spartanen konde weg naar de mildere kleuren en bewegelijker vormen van deAttische vazenschilders niet vinden en was gedoemd te verstarren.Naast deze psychologische hebben ongetwijfeld praktische hinder-palen de weg naar de roodfigurige techniek voor de Lakonischevazenschilders versperd. We hoeven alleen maar te denken aan dekwaliteit en de kleur van de Attische klei, waartegen de Lakonischehet niet op kon nemen 2.

Doorn, Woestduinlaan 64 C. M. STIBBE

1 Vgl. Lane, p. 153; Shefton, p. 308; id. Perachora II, p. 381 met noot 3; Pelagatti, p. 42—44.2 Vgl. over de roodfigurige stijl R. M. Cook, Greek Vase Painting, p. 162 en v.

146